ECLI:NL:RBZWB:2023:6589

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4157
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiser door het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW) uitkering door het UWV. Het UWV had op 23 december 2021 besloten de uitkering van eiser per 24 januari 2022 te beëindigen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV handhaafde de beëindiging in een besluit van 19 augustus 2022. De rechtbank heeft de zaak behandeld, waarbij eiser verzocht om schriftelijk uitspraak te doen, en het UWV zich niet ter zitting liet vertegenwoordigen.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onderzocht, die was gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen. Eiser had lichamelijke klachten, waaronder rug- en enkelklachten, en psychische klachten. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, en dat de beëindiging van de ZW-uitkering per 24 januari 2022 gerechtvaardigd is. De rechtbank oordeelt dat de medische onderzoeken zorgvuldig zijn uitgevoerd en dat de beperkingen van eiser correct zijn vastgesteld. Eiser heeft geen nieuwe informatie overgelegd die de rechtbank zou doen twijfelen aan de conclusies van het UWV.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op een proceskostenvergoeding of terugbetaling van griffierechten. De uitspraak is gedaan op 15 september 2023 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4157 ZW

uitspraak van 15 september 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. I. Oztas,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV, (kantoor Eindhoven).
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
Tempo-Team Uitzenden B.V., te Amsterdam.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de
beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1
Het UWV heeft bij besluit van 23 december 2021 (primair besluit) de ZW-uitkering van eiser met ingang van 24 januari 2022 beëindigd. Met het bestreden besluit van 19 augustus 2022 op het bezwaar van eiser heeft het UWV de beëindiging van de uitkering gehandhaafd. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank zou het beroep op 17 juli 2023 op zitting behandelen, maar eiser heeft voorafgaand aan de zitting de rechtbank verzocht om schriftelijk uitspraak te doen. Het UWV heeft hierop laten weten zich ter zitting niet te laten vertegenwoordigen. De derde partij heeft de rechtbank telefonisch aangegeven niet naar de zitting te komen. De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden. Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd per 24 januari 2022. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
Eiser is tot zijn eerste ziektedag op 20 december 2020 voor 31,72 uur per week werkzaam geweest als magazijnmedewerker. Voor dat werk is hij door lichamelijke klachten uitgevallen. Het UWV heeft met ingang van 22 december 2020 aan eiser een ZW-uitkering toegekend. Na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling heeft het UWV gesteld dat eiser in staat is om passende arbeid te verrichten, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
3.2
Partijen zijn het erover eens dat eiser 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiser in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts [naam 1] heeft het dossier bestudeerd en eiser onderzocht tijdens het spreekuur van 3 december 2021. De verzekeringsarts constateert bij het psychisch onderzoek geen bijzonderheden. Bij het lichamelijk onderzoek wordt een matige rompstabiliteit, een lichte scheefstand van de rug, een versterkte lumbale lordose en een licht versterkte thoracale kyfose vastgesteld. De hurkzit en het knielen is mogelijk, maar is licht beperkt door een stugge linkerenkel. Bij het onderzoek van de linkerenkel is de plantairflexie licht beperkt. Verzekeringsarts [naam 1] stelt als diagnoses status na inversietrauma linkerenkel, aspecifieke chronische rugpijn, hoofdpijn en een reactie op ernstige stress. De verzekeringsarts acht eiser in staat fysiek minder zware werkzaamheden uit te voeren. Hij is daarbij aangewezen op enigszins rugsparend werk. Zitten, staan en lopen dienen afwisselend plaats te vinden en eiser dient langdurig gedwongen houdingen te vermijden. De krachtfuncties van eiser zijn beperkt, voornamelijk voor wat betreft zware belasting en piekbelasting. Hij dient sterke schokken en schokken aan de rug te vermijden en eiser is aangewezen op werk zonder nachtdiensten. Eiser is beperkt voor het hanteren van conflicten en hem kunnen door een verhoogd afbreukrisico geen grote verantwoordelijkheden worden opgelegd. Hij is verminderd in staat om te functioneren bij veel omgevingsprikkels (veel geluid en licht), maar werken in een omgeving zonder fel licht en met een min of meer monotoon achtergrondgeluid is mogelijk.
Verzekeringsarts b&b [naam 2] heeft het dossier – inclusief de in bezwaar door eiser ingebrachte informatie – bestudeerd en op 3 augustus 2022 gerapporteerd. De verzekeringsarts b&b overweegt dat de enkelklachten van eiser geen rol meer spelen. Verzekeringsarts [naam 1] heeft een uitvoerig verzekeringsgeneeskundig onderzoek uitgevoerd en heeft de rugklachten als aspecifieke lage rugklachten geduid. De radioloog heeft minimale degeneratieve veranderingen gezien aan de wervelkolom, maar dat kan niet de verklaring zijn voor de gepresenteerde rugklachten. De klachten zijn reëel, maar er is geen medische noodzaak om forsere beperkingen aan te nemen. Verzekeringsarts b&b [naam 2] beschouwt de door de behandelend psycholoog aangegeven ongespecificeerde angststoornis en een depressieve stoornis niet als tegenstrijdig, maar ziet geen reden om – op basis van het dagverhaal en de aangegeven klachten – extra beperkingen aan te nemen. De hoofdpijnklachten kunnen niet nader geobjectiveerd worden en de verzekeringsarts b&b veronderstelt dat eiser op de datum in geding geen Oxazepam gebruikte.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 5 december 2021.
4.2
Eiser heeft in beroep zijn bezwaargronden ingelast en ingelezen, namelijk dat hij al geruime tijd last heeft van hoofdpijn en lage rugklachten. Voor wat betreft de hoofdpijnklachten heeft hij het advies gekregen zijn medicatie af te bouwen, maar dat zorgde ervoor dat zijn klachten toenamen. De rugklachten verergeren bij zitten, staan en bukken. Hij brengt een groot deel van de dag liggend door, hij kan niet meer dan 5 kg tillen en lopen houdt hij maar 15 minuten vol. De vader en de oom van eiser zijn kort na elkaar overleden en eiser heeft zijn oom ook nog gereanimeerd. Hij heeft hierdoor een mentale klap gekregen, welke hij niet te boven is gekomen. Eiser wijst erop dat zijn psycholoog op 20 mei 2021 verwijst naar een ongespecificeerde angststoornis en een recidiverende episode van een depressieve stoornis licht. De behandeling door een psycholoog heeft daar geen verandering in gebracht. Verder heeft eiser Oxazepam voorgeschreven gekregen. Eiser heeft hierdoor last van sufheid en een verminderde coördinatie. Deze beperkingen dienen nog in de FML opgenomen te worden.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder de enkel- en rugklachten en de psychische klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. De informatie die eiser in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de door eiser aangevoerde angststoornis naar het oordeel van de rechtbank niet is komen vast te staan. De rechtbank leidt uit de in bezwaar aangevoerde gronden af dat de psycholoog van [zorgverlener] (naar aanleiding van de intake) diagnostisch een ‘ongespecificeerde angststoornis’ en een ‘depressieve stoornis, recidiverende episode, licht’ stelt. Uit de door eiser in beroep overgelegde informatie blijkt dat er na de intake meerdere malen is geprobeerd om een vervolgafspraak met eiser te maken. Dat is niet gelukt, eiser heeft zelf geen contact meer opgenomen met [zorgverlener] en het behandeltraject is op 25 mei 2021 afgesloten. De in beroep overgelegde informatie is niet nieuw, omdat in de hiervoor aangehaalde bezwaargronden ook al was aangegeven dat de behandeling op 25 mei 2021 is gestaakt. Nu de behandeling niet van de grond is gekomen, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat het UWV ten tijde van datum in geding meer beperkingen in acht had moeten nemen voor de psychische klachten van eiser.
Voor wat betreft het gestelde gebruik van Oxazepam leidt de rechtbank uit de rapportage van verzekeringsarts [naam 1] af dat eiser in eerder stadium Oxazepam heeft gebruikt, maar dat dit niet het geval was ten tijde van het onderzoek door verzekeringsarts [naam 1] . In de rapportage opgenomen dat eiser de volgende medicijnen gebruikt: Ibuprofen, een maagbeschermer, vitamine E en een natuurlijk geneesmiddel voor de lever. In bezwaar heeft eiser onder meer een terugkoppeling van de neuroloog aan zijn huisarts van 28 maart 2022 overgelegd. Hieruit volgt dat eiser in maart 2021 Oxazepam voorgeschreven had gekregen, welk medicijn hij zo nodig voor de nacht kon innemen. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook onvoldoende gebleken dat eiser op de datum in geding Oxazepam gebruikte. Dat heeft als gevolg dat de rechtbank ook geen aanleiding ziet om te oordelen dat het UWV hiervoor nadere beperkingen had moeten aannemen.
Niet gebleken is dat in de FML van 5 december 2021 de beperkingen van eiser zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiser meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Snackbereider (handmatig, Sbc-code 111071), Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten, Sbc-code 111180) en Textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel, Sbc-code 111160).
5.2
Eiser heeft voor wat betreft de functie van Snackbereider aangevoerd dat deze functie de belastbaarheid van zijn rug voor wat betreft kort cyclisch buigen en torderen overschrijdt. Bij de functie van Textielproductenmaker moet er gewerkt worden in een hal met een machinegeluid van maximaal 80 dB(A). Het harde geluid verergert de klachten van eiser. Verder wordt ook in deze functie de belastbaarheid van eiser voor kort cyclisch buigen en torderen overschreden. Bovendien voert eiser voor alle door het UWV geduide functies onvoldoende motiveert dat hij, ondanks het voldoende beheersen van de Nederlandse taal, toch in staat is om de geduide functies uit te voeren. Bij de functie van ‘Snackbereider’ dient eiser in staat te zijn om een cursus voedselveiligheid te volgen en een examen af te leggen op niveau 2. Bij de functie van ‘Textielproductenmaker’ ontvangt eiser zowel mondelinge als schriftelijke instructies en bij de functie ‘Productiemedewerker industrie’ ontvangt eiser mondeling instructies alsook schriftelijk via een werkmap met orderformulieren en tevens dient overeenkomstig de ESH-richtlijnen gewerkt te worden. Eiser kan zich de taalbeheersing door zijn geheugenproblematiek ook niet binnen zes maanden eigen maken.
5.3
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige van de arbeidsdeskundige b&b van 18 augustus 2022. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Zijn standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
Voor wat betreft de aangevoerde gronden over de beheersing van de Nederlandse taal heeft het UWV in beroep gemotiveerd uiteengezet dat de in overweging 5.1 aangegeven functies voor eiser passend zijn gelet op zijn opleidingsniveau. Eiser wordt, gelet op artikel 9a van het Schattingsbesluit, geacht te beschikken over algemeen gebruikelijke bekwaamheden dan wel kan hij deze binnen zes maanden verwerven. Mondelinge beheersing van de Nederlandse taal is een onderdeel van de hiervoor aangehaalde bekwaamheden. De mondeling beheersing is nader uitgewerkt in artikel 1 van de Regeling nadere invulling algemeen gebruikelijke bekwaamheden, namelijk dat het gaat om het verstaan en spreken van de Nederlandse taal voor zover dit nodig is bij functies waarvoor geen opleiding dan wel een opleidingsniveau tot afgerond basisonderwijs vereist is. De functionele toepassing van de taalvaardigheid komt er in de functie van ‘Textielproductenmaker’ op neer dat eiser een productieorder met het soort kussen, het bijbehorende label en de aantallen moet kunnen uitvoeren. Bij de functie van ‘Productiemedewerker industrie’ gaat het dan om een schematische weergave van een te produceren printplaat. Daarbij zijn de namen van de onderdelen en de code van de componenten aangegeven. Er hoeven dus geen teksten gelezen te worden en zo nodig kan een mondelinge toelichting worden verstrekt. Eiser kan hier dan desgewenst aantekeningen in zijn moedertaal bij maken. Hetgeen hiervoor is aangegeven, geldt ook voor de functie van ‘Snackbereider’. De in overweging 5.1 genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 24 januari 2022.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd per 24 januari 2022. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 15 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).