ECLI:NL:RBZWB:2023:6604
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep WMO
In deze zaak heeft verzoekster, die in leven laatstelijk woonachtig was te [plaats], beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen, dat op 18 maart 2021 was genomen. Dit besluit betrof de afwijzing van een aanvraag om een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. De zitting vond plaats op 22 april 2022, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. L.L. Ross, en haar echtgenoot. Het college werd vertegenwoordigd door [minister 1] en [minister 2]. Tijdens de zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om het college de gelegenheid te geven om medisch advies in te winnen. Op 4 november 2022 heeft het college een nadere onderbouwing van zijn standpunt gegeven, waarop verzoekster op 6 januari 2023 heeft gereageerd.
Helaas is verzoekster op [datum] 2023 overleden, waarna haar gemachtigde op 28 juli 2023 het beroep heeft ingetrokken en verzocht om het college te veroordelen in de proceskosten. Het college heeft op 14 augustus 2023 een verweerschrift ingediend, waarin het voorstelt dat beide partijen de proceskosten delen. Verzoeksters gemachtigde heeft echter aangegeven hier niet mee akkoord te gaan en heeft verzocht om een uitspraak van de rechtbank over de proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat, ingevolge artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener is tegemoetgekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college niet aan het beroep van verzoekster is tegemoetgekomen, aangezien het bestreden besluit niet is gewijzigd of ingetrokken. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen. De rechtbank heeft ook geconcludeerd dat het college niet gehouden is het griffierecht te vergoeden, omdat er geen tegemoetkoming is geweest.