ECLI:NL:RBZWB:2023:6617

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
C/02/410315 / JE RK 23-969
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Dijkman
  • A. de Beer
  • J. Voorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarigen in het kader van jeugdbescherming en hulpverlening

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 juli 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige01], [minderjarige02] en [minderjarige03]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 1 juli 2016 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld om advies te geven over het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om de ondertoezichtstelling te verlengen tot 1 juli 2024. De moeder van de minderjarigen was niet aanwezig tijdens de mondelinge behandeling, terwijl de vader en vertegenwoordigers van de GI wel aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorgen over de minderjarigen, die al jaren bestaan, nog steeds aanwezig zijn. De GI heeft aangegeven dat er ernstige zorgen zijn over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen, vooral door het gebrek aan contact met hun vader. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, stellende dat deze maatregel niets heeft opgeleverd en alleen maar voor meer problemen heeft gezorgd. De vader daarentegen steunt de verlenging en maakt zich zorgen over de invloed van de moeder op de kinderen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de situatie van de minderjarigen zorgelijk blijft en dat de betrokkenheid van de GI noodzakelijk is om het traject bij [hulpverlening01] goed te laten verlopen. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van elf maanden, tot 1 juli 2024, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De rechtbank benadrukt dat een strakke regie van de GI essentieel blijft om de medewerking van beide ouders aan het traject te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/410315 / JE RK 23-969
Datum uitspraak: 26 juli 2023
nadere beschikking van de meervoudige kamer over een verlenging van de ondertoezichtstelling
in de zaak van

LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING,

locatie Eindhoven, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
betreffende

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2010 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [minderjarige01] ,

[minderjarige02] , geboren op [geboortedatum02] 2012 te [geboorteplaats02] ,

hierna te noemen: [minderjarige02] ,

[minderjarige03] , geboren op [geboortedatum03] 2013 te [geboorteplaats02] ,

hierna te noemen: [minderjarige03] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A.J. de Graaf, kantoorhoudend te Papendrecht,

[de vader01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

Het verdere procesverloop

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de tussenbeschikking van de rechtbank van 23 juni 2023 en alle daarin genoemde stukken;
- de brief van 30 juni 2023 van de GI met bijlagen;
-het op 13 juli 2023 ontvangen verweerschrift van de moeder, met bijlagen.
Op 14 juli 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader;
- de advocaat van de moeder;
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI;
- een vertegenwoordigster van de Raad.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
[minderjarige01] is, in aanwezigheid van zijn vertrouwenspersoon, op een apart moment voorafgaand aan de mondelinge behandeling door de kinderrechter gehoord.

De feiten

De ouders hebben het gezamenlijk ouderlijk gezag over [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] .
[minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 1 juli 2016 zijn [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 1 augustus 2023.

Het (resterende deel van het) verzoek

De rechtbank verwijst naar haar tussenbeschikking van 23 juni 2023.
Ter beoordeling en beslissing ligt nog voor het resterende deel van het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] te verlengen tot 1 juli 2024, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

Door de GI is aangegeven dat de zorgen over de minderjarigen die er al jaren zijn, nog steeds onverkort aanwezig zijn. Ondanks de positieve signalen vanuit de school van de minderjarigen, maakt zij zich ernstig zorgen over [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] , zowel op dit moment als naar de toekomst toe wanneer er niets aan de huidige situatie verandert. Er is al sinds 2017 geen enkele vorm van contact tussen de minderjarigen en hun vader. [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] worden hierdoor al jaren ernstig in hun sociaal-emotionele- en identiteitsontwikkeling bedreigd. Daarnaast is het een voortdurende zorg van de GI dat de minderjarigen worden belast met volwassenzaken. De jeugdbeschermer heeft op 11 januari 2023 een gesprek met de minderjarigen gehad. Dit gesprek heeft in het bijzijn van de vertrouwenspersoon van de minderjarigen plaatsgevonden. Naar aanleiding van dat gesprek zijn de zorgen van de GI niet af-, maar toegenomen. Gebleken is dat er bij de minderjarigen een enorme weerstand bestaat tegen o.a. contact met hun vader, gesprekken met jeugdzorg en tegen het traject van [hulpverlening01] . In de afgelopen periode heeft de GI veelvuldig contact gehad met [hulpverlening01] om de urgentie van het traject te blijven aankaarten en de start ervan te bespoedigen. Het traject vanuit [hulpverlening01] gaat echter nu pas starten vanwege de wachtlijst en het verloop van personeel. Het hof heeft op 25 mei 2023 nog geoordeeld dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om het traject bij [hulpverlening01] in goede banen te kunnen leiden. Het hof heeft er onvoldoende vertrouwen in dat de ouders zonder een ondertoezichtstelling zelf in staat zijn het traject bij [hulpverlening01] aan te gaan. De GI staat achter het oordeel van het hof en verzoekt de rechtbank een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar. De ondertoezichtstelling dient te worden verlengd omdat de ontwikkelingsbedreigingen van [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] nog onverminderd aanwezig zijn. Daarnaast is het nog niet gelukt om continuïteit in de omgang te realiseren doordat de ouders tegengestelde belangen hierin zien. De zorgen over ouderverstoting nemen toe, hulpverlening vanuit [hulpverlening01] heeft (te) lang op zich laten wachten en herstel van de omgang en oudercommunicatie komt niet van de grond. De stagnatie die ouders daarin veroorzaken is hier volgens de GI onder meer debet aan. Op grond van de aard, omvang en complexiteit van de problematiek kan verondersteld worden dat ouders op vrijwillige basis niet uit de impasse gaan geraken. Ook nu weer is gebleken dat de moeder niet onvoorwaardelijk akkoord gaat met de voorgestelde behandeling via [hulpverlening01] . Zij heeft in de afgelopen periode het traject meerdere malen ter discussie gesteld en het CCE en regionaal Expertiseteam (zonder de GI hierbij te betrekken) benaderd voor alternatieven. Ook ging de moeder in aanloop naar de analysefase niet akkoord met het delen van alle door de GI geselecteerde stukken aan [hulpverlening01] . De GI heeft hierdoor pas vandaag aan de ouders een e-mail kunnen sturen met daarin vermeld welke stukken zij zal gaan delen met [hulpverlening01] . Verder is ook in het contact tussen de moeder en [hulpverlening01] vertraging ontstaan, doordat de moeder als voorwaarde heeft gesteld dat zij alleen wil communiceren op haar e-mailadres of bellen in de avonduren. Inmiddels ligt er vanuit [hulpverlening01] een voorstel met een aantal data voor de eerste afspraken. De GI hoopt dat de moeder daarop ingaat. De GI vindt het belangrijk dat het traject bij [hulpverlening01] goed van de grond komt. Zoals de rechtbank eerder duidelijk heeft gemaakt, dienen bij verdere stagnatie andere beschikbare middelen in te worden gezet waarvoor regievoering noodzakelijk is.
De moeder voert verweer tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] . Zij heeft in eerdere processtukken al naar voren gebracht dat zij vindt dat de jarenlange ondertoezichtstelling niets heeft gebracht, maar alleen maar voor meer onrust en problemen heeft gezorgd. De vele wisselingen, de incomplete dossiervorming, de tegenstrijdige opvattingen van de diverse GI’s, de onjuistheden in de stukken en de beschuldigingen van de GI’s in de richting van de moeder zijn een greep uit de redenen waarom de moeder zich niet kan verenigen met een voorzetting van de ondertoezichtstelling. De moeder stemt in met de analysefase zoals deze door [hulpverlening01] gedaan zal worden. Dit onderzoek door [hulpverlening01] staat wat betreft de moeder echter volledig los van de ondertoezichtstelling. De samenwerking tussen de GI en de moeder is inmiddels onmogelijk geworden. De GI heeft steeds de indruk gewekt dat de moeder tegenwerkt en niet een juiste houding heeft. Zij voelt zich echter op geen enkele wijze gehoord. Er is nooit echt naar de moeder geluisterd. Laat staan naar de kinderen. De moeder heeft eerder al aangegeven dat het niet hebben van contact met de andere ouder niet per definitie een ontwikkelingsbedreiging met zich meebrengt. Zij is van mening dat dit in dit geval niet aan de orde is. Het doel om contactherstel te realiseren en ervoor te zorgen dat de ouders het minimale respect naar elkaar krijgen, is sinds 2016 niet behaald en er is geen enkel perspectief dat dit doel nog wordt behaald. Niet met en niet zonder een ondertoezichtstelling. De moeder blijft van mening dat de kinderen beschermd dienen te worden, nu er sprake is geweest van geweld en agressie. Zij gaat ervan uit dat uit de analysefase zal blijken dat de kinderen belang hebben bij diagnostisch onderzoek en de daarbij passende hulpverlening met het oog op hun verleden en met als doel om voor de kinderen een zo’n hoog mogelijke mate van gezondheid te bereiken. Dit belang gaat voor het doel om het contact tussen de vader en de kinderen zo spoedig mogelijk te herstellen. Voor de moeder staat voorop dat leidend moet zijn wat de minderjarigen nodig hebben en aan kunnen. De analysefase van het traject bij [hulpverlening01] zal ongeveer tien weken duren. De moeder hoopt dat dit geen druk legt op de situatie waardoor de GI alsnog besluit om over te gaan tot ‘exposure’. De moeder handhaaft wederom haar standpunt dat niet wordt voldaan aan de gronden van een ondertoezichtstelling en verzoekt het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] af te wijzen.
De vader stemt in met een voortzetting van de ondertoezichtstelling. Hij vindt het vervelend dat de moeder opnieuw niet bij de mondelinge behandeling aanwezig is, zeker omdat de advocaat van de moeder geen antwoord kan geven op verdiepende vragen van de rechtbank. De vader maakt ook tijd om aanwezig te zijn, ondanks zijn werk. Hij maakt zich verder zorgen over het traject bij [hulpverlening01] . Volgens hem zijn de kinderen gehersenspoeld. Vader stelt dat het zaadje jaren geleden al door de moeder is geplant en dat dit inmiddels is uitgegroeid tot een giftige onkruidsoort. Het raakt de vader om te horen wat [minderjarige01] aan de kinderrechter heeft verteld. Volgens de vader is dit echter niet zijn stem maar die van hun moeder. De vader kan het de kinderen niet kwalijk nemen. Het is volgens hem de ergste vorm van psychische kindermishandeling die er is. De vader wil dat het vieze spel stopt. Het is volgens hem belangrijk dat er vooral geen tegenwerking plaatsvindt binnen het traject van [hulpverlening01] , omdat anders weer vanaf onderaan de ladder moet worden begonnen. De vader vraagt met klem om volledige medewerking aan het traject. Wanneer die er niet is, dienen volgens hem boetes te worden opgelegd of een machtiging tot uithuisplaatsing te worden uitgesproken. De vader benoemt verder dat hij maandelijks wordt geïnformeerd over de kinderen, maar dat hij daar niet op mag reageren. De GI fungeert volgens hem als een papegaai van de moeder. Hij heeft het gevoel dat hij monddood wordt gemaakt. De moeder beschouwt de kinderen als haar eigendom en hij stelt kennelijk niks voor. Het traject bij [hulpverlening01] is voor de vader echt de laatste strohalm. De vader voelt nog steeds de noodzakelijkheid en verantwoordelijkheid om naar de zittingen te komen, ondanks dat het zijn gezondheid schaadt. Het stoort de vader enorm dat de moeder opnieuw niet aanwezig is. Alles wat gezegd wordt, bereikt de kinderen niet. De vader is er echt meer dan klaar meer. Hij wil dat er nu eindelijk eens met een vuist op tafel wordt geslagen.
[minderjarige01] heeft verteld dat het goed met hem gaat, zowel op school als met sporten en thuis bij zijn moeder. Het liefst wil hij dat er geen jeugdbeschermers meer bij hem betrokken zijn. [minderjarige01] vindt het vervelend dat hij steeds opnieuw gesprekken moet hebben en dat er veel wisselingen in jeugdbeschermers plaatsvinden. Als hij toch gesprekken moet voeren, dan wil hij het liefst één op één gesprekken. Ook wil [minderjarige01] niet naar [hulpverlening01] . Hij heeft het gevoel dat er toch niet naar hem wordt geluisterd. [minderjarige01] wil geen contact met zijn vader door wat hij heeft meegemaakt. Zijn vader heeft hem pijn gedaan. Hij is mishandeld, kreeg te weinig te eten en werd opgesloten. [minderjarige01] heeft daar veel verdriet van. Gelukkig kan hij daar wel met andere mensen over praten, zoals met zijn moeder, met zijn vertrouwenspersoon [naam01] en op school. [minderjarige01] benoemt nog dat hij het liefst bij zijn moeder wil blijven wonen. Hij denkt veel over de situatie na. [minderjarige01] begrijpt wel dat het belangrijk is dat er duidelijkheid komt en dat die duidelijkheid hem gaat helpen. Verder wil [minderjarige01] zijn achternaam en zijn tweede naam wijzigen en wil hij niet meer dat zijn vader maandelijks informatie over hem en foto’s ontvangt.
De Raad heeft aangegeven het verzoek van de GI te steunen. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is meer dan noodzakelijk. Ook nu blijkt al weer dat het traject moeizaam gaat als het gaat om het maken van de eerste afspraken en het delen van stukken. De inmenging van GI blijft dan ook volgens de Raad meer dan noodzakelijk.

De beoordeling

De rechtbank stelt vast dat de situatie van [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] al jaren onveranderd zorgelijk is. De zorgen over [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] zijn ondanks een jarenlange ondertoezichtstelling niet afgenomen – eerder toegenomen – en de ernstige ontwikkelingsbedreiging van de minderjarigen, die overigens niet enkel ziet op het ontbreken van contact tussen de minderjarigen en hun vader maar breder is, is nog onverkort aanwezig. Zowel de rechtbank als het hof hebben al meerdere malen geoordeeld dat een traject bij [hulpverlening01] noodzakelijk is om duidelijkheid te krijgen over de aard en omvang van de gestelde problematiek van de minderjarigen, waar deze uit voort komt en wat zij nodig hebben aan hulpverlening. Dit traject is de enige uitweg om uit de huidige impasse te geraken waarin contactherstel tussen de minderjarigen en de vader al jarenlang niet tot stand komt en de ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen blijft bestaan. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het traject bij [hulpverlening01] eindelijk gaat starten. De rechtbank is, evenals het hof in zijn laatste beschikking van 25 mei 2023, van oordeel dat betrokkenheid van de GI de komende periode nodig blijft om ervoor te zorgen dat het traject bij [hulpverlening01] goed van de grond komt en dat afspraken in dat verband door beide ouders (onvoorwaardelijk) worden nagekomen. De rechtbank betrekt in haar oordeel onder meer de moeizame communicatie tussen onder andere de moeder en [hulpverlening01] en tussen de moeder en de GI, alsmede de twijfel bij de vader en de GI of de moeder zal blijven meewerken aan het traject bij [hulpverlening01] als uit de analysefase een andere uitkomst zou komen dan de moeder verwacht en wenst. Gelet op de opstelling van de moeder, ook nu weer in aanloop naar de start van het traject bij [hulpverlening01] , en op de inhoud van haar verweerschrift, is de rechtbank er niet van overtuigd dat de moeder onvoorwaardelijk haar medewerking zal verlenen aan het traject bij [hulpverlening01] . Dit alles brengt de rechtbank tot het oordeel dat voortzetting van de ondertoezichtstelling ook komende periode dringend noodzakelijk is. Omdat het traject bij [hulpverlening01] pas net gaat starten met een analysefase, het de verwachting is dat het vervolg van dit traject nog enkele maanden in beslag zal nemen en er vervolgens nog veel tijd nodig zal zijn om alle (andere) doelen van de ondertoezichtstelling te behalen, zal de rechtbank de ondertoezichtstelling verlengen voor de resterende duur van elf maanden. De rechtbank wil daarbij benadrukken dat een strakke regie van de GI ook komende tijd nodig blijft. Dit betekent dat de GI in ieder geval voortvarend te werk moet gaan zodra zij merkt dat één van partijen zijn of haar medewerking aan het traject bij [hulpverlening01] staakt.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De rechtbank:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] met ingang van 1 augustus 2023 en tot 1 juli 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Dijkman, voorzitter, mr. De Beer en
mr. Voorn en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2023 in tegenwoordigheid van
mr. Lavrijssen als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.