ECLI:NL:RBZWB:2023:6620

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
C/02/413873 / JE RK 23-1625 en C/02/413874 / JE RK 23-1626
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Combee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 15 september 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een spoedprocedure betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. De zaak is ingeleid door de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant, die verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een pleegzorgvoorziening. De moeder van [minderjarige01] is thans zonder vaste woon- of verblijfplaats en er zijn zorgen over haar vermogen om voor [minderjarige01] te zorgen, mede door vermoedelijk drugsgebruik. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige01] is, waardoor de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht. De kinderrechter heeft daarom de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van twee weken, met onmiddellijke ingang, en heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De resterende verzoeken zullen op 28 september 2023 gezamenlijk worden behandeld. De kinderrechter heeft de beslissing in het openbaar uitgesproken, waarbij mr. Wallerbos als griffier aanwezig was.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers: C/02/413873 / JE RK 23-1625 (spoedmachtiging tot uithuisplaatsing)
: C/02/413874 / JE RK 23-1626 (aansluitende machtiging tot uithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 15 september 2023
Beschikking van de kinderrechter over een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Tilburg, hierna te noemen: de GI (gecertificeerde instelling),
over de minderjarige:
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2023 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende in deze zaak aan:
[de moeder01],
hierna te noemen: de moeder,
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 14 september 2023, ingekomen bij de griffie op 15 september 2023.

2.De feiten

2.1.
De moeder is van rechtswege belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige01] .
2.2.
De vader van [minderjarige01] heeft geen rol in haar leven.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 21 augustus 2023 is [minderjarige01] , die op dat moment nog niet geboren was, onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 21 augustus 2023 tot 21 augustus 2024.
2.4.
[minderjarige01] verblijft momenteel samen met de moeder in het ziekenhuis.

3.De verzoeken

3.1.
De GI verzoekt (in de zaak: C/02/413873 / JE RK 23-1625), uitvoerbaar bij voorraad, om met spoed een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg te verlenen voor de duur van vier weken en deze beslissing onverwijld af te geven, te weten zonder voorafgaand horen van partijen.
3.2.
De GI verzoekt daarnaast (in de zaak: C/02/413874 / JE RK 23-1626), uitvoerbaar bij voorraad, om aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg te verlenen voor de duur van zes maanden.

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
4.2.
Op grond van artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking over het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing onverwijld, te weten zonder daaraan voorafgaand horen van partijen, worden afgegeven indien de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de jeugdige.
4.3.
Naar aanleiding van de overgelegde stukken overweegt de kinderrechter als volgt. Op [geboortedatum01] 2023 is [minderjarige01] geboren. Zij verblijft momenteel samen met de moeder in het ziekenhuis. Er zijn zorgen dat de moeder (hard)drugs gebruikt. Uit een urinecontrole is namelijk gebleken dat de moeder kort voorafgaand aan de bevalling amfetamine heeft gebruikt, wat door de moeder wordt ontkend. In het ziekenhuis is bovendien geconstateerd dat [minderjarige01] last lijkt te hebben van ontwenningsverschijnselen. Daarnaast zijn er zorgen of de moeder over voldoende capaciteiten beschikt om [minderjarige01] al het nodige te bieden. In het ziekenhuis is gebleken dat de moeder veel aansturing nodig heeft bij de verzorging van [minderjarige01] . De moeder heeft [minderjarige01] ook in onveilige situaties gebracht door [minderjarige01] op haar zij op een normaal bed te leggen en haar vervolgens alleen te laten. De moeder lijkt ook moeilijk leerbaar. Zij vindt het lastig om de gegeven tips en adviezen op te volgen. Op 15 september 2023 is vanuit het ziekenhuis aangegeven dat de wijze waarop de moeder [minderjarige01] verzorgt wel wat verbetert, maar niet dusdanig dat de moeder een voldoende veilige en stabiele basis kan bieden aan [minderjarige01] .
Gebleken is verder dat de moeder tot voor kort bij Sterk Huis verbleef, in een beschermde woonvorm. Gelet op voormelde zorgen, de beperkte leerbaarheid van de moeder en het feit dat zij zich niet aan de (veiligheids)afspraken heeft gehouden, heeft Sterk Huis echter geconcludeerd dat zij de veiligheid van [minderjarige01] niet kan waarborgen. De moeder heeft namelijk continue toezicht, nabijheid en 1-op-1 begeleiding nodig, met kennis over opvoeding, gehechtheid en psychiatrie, en dat kan Sterk Huis niet bieden. Om die redenen kunnen de moeder en [minderjarige01] na ontslag uit het ziekenhuis niet terugkeren bij Sterk Huis. De moeder beschikt ook niet over een (andere) vaste woon- of verblijfplaats. De moeder en [minderjarige01] kunnen uiterlijk tot vandaag in het ziekenhuis verblijven. Daarna zouden ze dus op straat komen te staan. Het verzoek is ten slotte niet met de moeder besproken, omdat de moeder in het verleden is ‘gevlucht’ naar Marokko toen instanties zich met haar en haar eerdere zwangerschap bemoeiden.
4.4.
Gelet op het voorgaande stelt de kinderrechter vast dat er sprake is van een situatie waarin de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige01] . Ook is het dringend en onverwijld noodzakelijk dat [minderjarige01] uit huis wordt geplaatst. De kinderrechter zal daarom het spoedverzoek toewijzen en een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg verlenen voor de duur van twee weken, met onmiddellijke ingang en tot 29 september 2023. Het spoedverzoek zal voor het overige worden aangehouden tot de mondelinge behandeling van 28 september 2023 om 10.30 uur, waarbij het restantverzoek gezamenlijk mondeling zal worden behandeld met het verzoek van de GI om een aansluitende machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] te verlenen voor de duur van zes maanden.
4.5.
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als hiertegen hoger beroep wordt ingesteld.
4.6.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 15 september 2023 tot 29 september 2023;
5.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
houdt het resterende deel van het spoedverzoek (in de zaak: C/02/413873 / JE RK 23-1625) alsmede het aansluitende verzoek tot uithuisplaatsing (in de zaak: C/02/413874 / JE RK 23-1626) aan tot de mondelinge behandeling van
donderdag 28 september 2023 om 10.30 uur,bij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, Stationslaan 10, 4815 GW;
5.4.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de moeder en de GI;
5.5.
behoudt zich iedere (verdere) beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2023 door mr. Combee, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Wallerbos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.