ECLI:NL:RBZWB:2023:6621

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
C/02/413885 / JE RK 23-1631 en C/02/413886 / JE RK 23-1632
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. de Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige wegens noodzaak tot onderzoek van geestelijke of lichamelijke gesteldheid

Op 15 september 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een spoedprocedure tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige01]. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) om een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige, die onder toezicht is gesteld. De moeder van de minderjarige heeft het eenhoofdig ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een situatie waarin de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige. De minderjarige heeft een verstandelijke beperking en specifieke zorgbehoeften, waardoor observatie en behandeling dringend noodzakelijk zijn. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van twee weken, met onmiddellijke ingang, en heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De resterende verzoeken tot uithuisplaatsing zullen op 28 september 2023 gezamenlijk mondeling worden behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers: C/02/413885 / JE RK 23-1631 (spoedmachtiging tot uithuisplaatsing)
: C/02/413886 / JE RK 23-1632 (aansluitende machtiging tot uithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 15 september 2023
Beschikking van de kinderrechter over een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van
de gecertificeerde instelling
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over de minderjarige:
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2015 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende in deze zaak aan:
[de moeder01],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 15 september 2023, ingekomen bij de griffie op 15 september 2023.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige01] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 29 juni 2022 is [minderjarige01] onder toezicht gesteld van de GI, met ingang van 29 juni 2022 tot 29 juni 2023.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 14 juni 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] verlengd tot 29 juni 2024.
2.4.
[minderjarige01] woont bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt in de zaak C/02/413885 / JE RK 23-1631, uitvoerbaar bij voorraad, om met spoed een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van vier weken en deze beslissing onverwijld af te geven, te weten zonder daaraan voorafgaand horen van partijen.
3.2.
De GI verzoekt daarnaast in de zaak C/02/413886 / JE RK 23-1632, uitvoerbaar bij voorraad, om aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] , te weten tot 29 juni 2024.

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
4.2.
Op grond van artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking over het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing onverwijld, te weten zonder daaraan voorafgaand horen van partijen, worden afgegeven indien de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de jeugdige.
4.3.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat [minderjarige01] een verstandelijke beperking heeft en dat hij is belast met forse kindeigen problematiek. In verband daarmee heeft [minderjarige01] specifieke zorg- en opvoedingsbehoeften. Om de kindeigen problematiek van [minderjarige01] in kaart te brengen en te kunnen bepalen in welke setting [minderjarige01] het beste kan worden geplaatst, is observatie en behandeling van [minderjarige01] dringend noodzakelijk bij [hulpverlener01] . Gelet hierop heeft de GI op 14 september 2023 een (regulier) verzoek tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] bij de kinderrechter ingediend (in de zaak met het zaaknummer: C/02/413843 / JE RK 23-1618). Aangezien voormeld verzoek op zijn vroegst pas op 28 september 2023 mondeling kan worden behandeld terwijl [minderjarige01] met ingang van 15 september 2023 kan worden geplaatst bij [hulpverlener01] , heeft de GI ter overbrugging van die periode het voorliggende spoedverzoek ingediend.
4.4.
Gelet op het voorgaande stelt de kinderrechter vast dat er sprake is van een situatie waarin de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige01] . Ook is het dringend en onverwijld noodzakelijk dat [minderjarige01] uit huis wordt geplaatst vanwege noodzaak tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid. De kinderrechter zal het spoedverzoek daarom toewijzen en een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlenen voor de duur van twee weken, met onmiddellijke ingang en tot 29 september 2023. Het spoedverzoek zal voor het overige worden aangehouden tot de mondelinge behandeling van 28 september 2023 om 11.20 uur, waarbij het restantverzoek gezamenlijk mondeling zal worden behandeld met het verzoek van de GI om een aansluitende machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] te verlenen voor de duur van zes maanden (in de zaak: C/02/413886 / JE RK 23-1632) en met het op 14 september 2023 ingediende reguliere verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] (in de zaak: C/02/413843 / JE RK 23-1618).
4.5.
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als hiertegen hoger beroep wordt ingesteld.
4.6.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 15 september 2023 tot 29 september 2023;
5.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
houdt het resterende deel van het spoedverzoek (in de zaak: C/02/413885 / JE RK 23-1631) alsmede het aansluitende verzoek tot uithuisplaatsing (in de zaak: C/02/413886 / JE RK 23-1632) aan tot de mondelinge behandeling van
donderdag 28 september 2023 om 11.20 uur,bij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, Stationslaan 10, 4815 GW, waarbij voormelde (resterende) verzoeken gelijktijdig mondeling zullen worden behandeld met het verzoek van de GI tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in de zaak: C/02/413843 / JE RK 23-1618;
5.4.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling in de onderhavige zaken voor de moeder en de GI;
5.5.
behoudt zich iedere (verdere) beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2023 door mr. De Jong, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Wallerbos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.