ECLI:NL:RBZWB:2023:6623

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
C/02/412408 HA RK 23-156 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • M. van Kralingen
  • J. de Roos
  • A. van der Weide
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter wegens vermeende partijdigheid in strafzaak

Op 3 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittende in de wrakingskamer, een verzoek tot wraking van de rechter in een strafzaak behandeld. Het wrakingsverzoek was ingediend door de verzoeker, die stelde dat er sprake was van schijn van partijdigheid van de rechter, mr. Beudeker, die belast was met de behandeling van de zaak met parketnummer 02-318109-22. De verzoeker had in zijn wrakingsverzoek aangegeven dat de rechter moedwillig het recht op een fatsoenlijke verdediging zou hebben geschonden.

De wrakingskamer heeft het procesverloop in ogenschouw genomen, waaronder e-mailcorrespondentie tussen de verzoeker en de griffier. De verzoeker had eerder verzocht om aanhouding van de zaak, maar dit verzoek was niet nader onderbouwd, waardoor de rechtbank besloot de behandeling op 2 augustus 2023 door te laten gaan. De wrakingskamer heeft vervolgens de gronden van het wrakingsverzoek beoordeeld en vastgesteld dat de beslissing van de rechter om het aanhoudingsverzoek af te wijzen een procesbeslissing betreft. Volgens de Hoge Raad komt de wrakingskamer geen oordeel toe over de juistheid van dergelijke beslissingen.

Na zorgvuldige overweging concludeerde de wrakingskamer dat de door de verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter vooringenomen was of dat de vrees van de verzoeker daarvoor objectief gerechtvaardigd was. Daarom werd het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond verklaard, en werd besloten om geen mondelinge behandeling van het verzoek te houden. De beslissing werd op dezelfde dag openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie Breda
zaaknummer C/02/412408/ HA RK 23-156
beslissing van 3 augustus 2023 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
verder te noemen: verzoeker.

1.Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
- de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier met nummer 02-318109-22 waaronder de volgende stukken:
o het e-mailbericht van verzoeker van 11 juli 2023 waarin hij onder meer verzoekt om de zaak aan te houden;
o het e-mailbericht van de griffier van 20 juli 2023 waarin is verzocht het verzoek met stukken nader te onderbouwen;
o de reactie hierop van verzoeker per e-mailbericht van 21 juli 2023;
o het e-mailbericht van de griffier van 14 juli 2023 waarin aan verzoeker is medegedeeld dat de behandeling van de zaak op 2 augustus 2023 om 09.00 uur zal doorgaan omdat het verzoek tot aanhouding niet nader is onderbouwd;
o de reactie hierop van verzoeker per e-mailbericht van 28 juli 2023 waarin verzoeker ook verzoekt de zaak te verplaatsen naar het einde van het jaar;
o het e-mailbericht van de griffier van 31 juli 2023 waarin is vermeld dat de rechtbank ook in het hernieuwde e-mailbericht geen aanleiding ziet de behandeling van de zaak op 2 augustus 2023 om 09.00 uur aan te houden nu het verzoek niet nader is onderbouwd;
- het wrakingsverzoek ontvangen per e-mailbericht op 31 juli 2023.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt tot wraking van mr. Beudeker, hierna te noemen de rechter, belast met de behandeling van de zaak met parketnummer 02-318109-22.
De rechter berust niet in het wrakingsverzoek.

3.De gronden van het wrakingsverzoek

Door verzoeker is het volgende vermeld in zijn wrakingsverzoek
“Bij deze ga ik over tot wraking van de voorzitter wegens de schijn van partijdigheid wegens het moedwillig schenden van het recht op (fatsoenlijke) verdediging.(…)”

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 512 Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2.
De wrakingskamer stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter geldt het uitgangspunt, dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Een uitzonderlijke omstandigheid kan een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een procespartij een vooringenomenheid koestert, of dat een bij een partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
4.3.
De wrakingskamer moet daarom onderzoeken of de door verzoeker aangevoerde specifieke feiten en omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert of dat de door verzoeker geuite vrees daarvoor – objectief – gerechtvaardigd is.
4.4.
De wrakingskamer van oordeel dat de beslissing van de rechter om het door verzoeker gedane aanhoudingsverzoek af te wijzen, moet worden aangemerkt als een procesbeslissing. Volgens de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2018:1413) komt de wrakingskamer geen oordeel toe over de juistheid van zo’n procesbeslissing. Ook over de motivering van een procesbeslissing mag de wrakingskamer geen oordeel geven, zelfs niet als het gaat om een door verzoeker onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of het ontbreken van een motivering. Reden hiervoor is dat tegen een uitspraak van de rechtbank doorgaans een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) kan worden ingesteld waarbij dit aan de orde kan komen. Alleen als de procesbeslissing in het licht van de omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid, kan dat tot een ander oordeel leiden. Dat daarvan in deze zaak sprake zou zijn, is niet onderbouwd en hiervan is naar het oordeel van de wrakingskamer ook niet gebleken.
4.5.
Gelet op het voorgaande kan niet worden geconcludeerd dat de rechter ten aanzien van verzoeker vooringenomen is of dat zijn vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarom is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond moet worden verklaard.
4.6.
Omdat sprake is van een kennelijk ongegrond wrakingsverzoek laat de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond;
  • bepaalt dat de behandeling van de zaak met nummer 02-318109-22 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens indiening van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven op 3 augustus 2023 door mr. Van Kralingen, mr. De Roos en mr. Van der Weide, en op dezelfde dag uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. Rockx, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.