In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiser [eiser01] een vordering ingesteld tegen gedaagde [gedaagde01] wegens tekortkomingen in de uitvoering van een overeenkomst. De partijen waren op 8 december 2020 overeengekomen dat [gedaagde01] werkzaamheden zou verrichten in de woning van [eiser01], waaronder het aanbrengen van een afwerklaag en schilderwerk in drie kamers. De werkzaamheden zijn op 7 januari 2021 gestart, maar [eiser01] heeft op 18 januari 2021 zijn onvrede geuit over de kwaliteit van het geleverde werk. Ondanks meerdere verzoeken om herstel, heeft [gedaagde01] geen adequate actie ondernomen om de klachten van [eiser01] op te lossen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde01] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst. De kwaliteit van het geleverde werk voldeed niet aan de afgesproken normen, en [gedaagde01] heeft niet tijdig gereageerd op de verzoeken om herstel. De rechter heeft geoordeeld dat [eiser01] recht heeft op vervangende schadevergoeding voor de kosten die hij moet maken om de werkzaamheden door een derde te laten herstellen. De kantonrechter heeft een bedrag van € 6.563,04 aan schadevergoeding toegewezen voor herstelkosten en € 495,00 voor expertisekosten, wat resulteert in een totaalbedrag van € 7.058,04. Daarnaast is [gedaagde01] veroordeeld in de proceskosten van € 1.170,73.