Uitspraak
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
99,50 (0,5 x € 199,00)
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 20 september 2023 een eindvonnis uitgesproken in de zaak tussen CE Medical Factoring B.V., gemachtigd door de Landelijke Associatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V., en de gedaagde partij. De gedaagde had een vordering tot betaling van een tandartsfactuur betwist, stellende dat het onaanvaardbaar was om deze te betalen gezien de behandeling die hij had ondergaan. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn stelling te onderbouwen. Ondanks dat het verweer van de gedaagde kans van slagen kan hebben, was de lat voor toekenning van dit verweer hoog. De kantonrechter merkte op dat de gedaagde geen bewijsstukken had overgelegd die zijn beweringen konden ondersteunen, zoals foto's of een doktersverklaring. Dit gebrek aan onderbouwing leidde tot de conclusie dat de vordering van CE toegewezen moest worden.
Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat CE een onjuiste ingangsdatum voor de wettelijke rente hanteerde. De wettelijke rente is verschuldigd vanaf de dag van verzuim, wat in dit geval na afloop van de termijn van 30 dagen na verzending van de facturen was. CE heeft ook aanspraak gemaakt op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, welke door de kantonrechter zijn toegewezen, aangezien deze in overeenstemming waren met het geldende Besluit.
Uiteindelijk is de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.261,81, vermeerderd met wettelijke rente, en is hij in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de vordering is voor het overige afgewezen.