ECLI:NL:RBZWB:2023:6638

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
AWB- 21_2435
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en herbeoordeling door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het UWV over de weigering van een WIA-uitkering. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV van 9 maart 2020, waarin werd gesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond met een bestreden besluit op 30 april 2021. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarna de rechtbank het beroep op 12 mei 2022 heeft behandeld. Na een tussenuitspraak op 30 maart 2023, waarin de rechtbank het UWV de gelegenheid gaf om gebreken in het besluit te herstellen, heeft het UWV aanvullende rapportages ingediend. De rechtbank oordeelde dat het UWV de gebreken op medisch vlak had hersteld, maar eiseres betwistte dit en vroeg om een onafhankelijke oogarts. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts b&b de informatie van de oogarts correct had geïnterpreteerd en dat de beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) adequaat waren. De rechtbank oordeelde ook dat de arbeidsdeskundige b&b de geduide functies correct had beoordeeld en dat eiseres in staat was deze functies te vervullen. Uiteindelijk werd de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 23,66%. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat het UWV terecht had geweigerd de WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres kreeg het griffierecht vergoed en het UWV werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2435 WIA

uitspraak van 20 september 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. F. Ergec,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

In het besluit van 9 maart 2020 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA-uitkering) toe te kennen, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 30 april 2021 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft met een verweerschrift op het beroep gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 12 mei 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van het UWV, mr. H.M. van Gent. Het onderzoek is ter zitting gesloten.
Na heropening van het onderzoek op 3 juni 2022 en verkregen informatie van de behandelend oogarts van eiseres, heeft de rechtbank in de tussenuitspraak van 30 maart 2023 het UWV in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen.
Het UWV heeft in reactie op de tussenuitspraak een nadere motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) ingediend. Daarnaast heeft de verzekeringsarts b&b een nieuwe Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld en heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidskundige b&b) een aanvullende motivering opgesteld.
Eiseres heeft hierop schriftelijk gereageerd.
De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Het onderzoek is op 15 juni 2023 gesloten. De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

1. Voor een weergave van de feiten, de beroepsgronden en het wettelijk kader verwijst de rechtbank naar haar tussenuitspraak. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist.
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, samengevat, overwogen dat de conclusies die voortvloeien uit het onderzoek door de verzekeringsarts b&b niet van een toereikende motivering zijn voorzien. De verzekeringsartsen hebben niet onderkend dat er een beperking op item 2.1 (zien) van de FML had moeten worden opgenomen. Na toevoeging van (een beschrijving van) die beperking in de FML dient de arbeidsdeskundige vervolgens eventuele signaleringen op dit item bij de geduide functies te motiveren. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om het gebrek te herstellen met inachtneming van de tussenuitspraak.
Heeft het UWV het gebrek op medisch vlak hersteld?
3.1.
Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de verzekeringsarts b&b op 20 april 2023 een nadere rapportage opgesteld. De verzekeringsarts b&b neemt ten aanzien van de datum in geding (11 november 2019) een aanvullende beperking aan ten aanzien van zien (‘beperkt, namelijk brildragend met leesadditie, gezichtsveld beperkt in de randen’) op basis van de brief van de oogarts van 26 juli 2020 en de toelichting in de brief van de oogarts van 4 juli 2022 en de daarbij gevoegde resultaten van het gezichtsveldonderzoek per 3 maart 2020. De verzekeringsarts b&b stelt dat eiseres wordt beperkt vanwege de incomplete gezichtsuitval. Eiseres ervaart ‘dode hoeken’ aan de randen van het gezichtsveld. Aan haar rechteroog is er sprake van enige uitval rechtsboven en linksonder. Daarnaast heeft zij aan haar linkeroog ook enige uitval rechtsonder en een minimale uitval linksboven. Dit betekent dat het omgevingszien, bij vooruitkijken, aan de randen van het gezichtsveld beperkt is. De verzekeringsarts b&b stelt dat er voor centraal zien en ook het scherp zien geen beperking is. Eiseres draagt verder een bril waardoor de gezichtsscherpte wordt gecorrigeerd. Ook heeft de bril een leesadditie waardoor sprake is van een extra plus-correctie die het zicht van dichtbij verbetert. Dit wordt bevestigd daar blijkt dat eiseres de dag doorkomt met puzzelen, tv kijken en zij ook achter haar naaimachine zit om kleding te naaien. De belastbaarheid van eiseres met de aanvullende beperking is neergelegd in de herziene FML van 20 april 2023.
3.2.
Eiseres voert in reactie hierop aan dat het gebrek niet is hersteld. De verzekeringsarts b&b stelt dat er voor scherp zien en voor centraal zien geen beperkingen zijn, terwijl de rechtbank daarover duidelijke overwegingen heeft gegeven. Eiseres meent dat de beschrijving van de aangenomen beperking, namelijk dat eiseres beperkt is ten aanzien van het zicht aan de randen, geen recht doet aan de aard en omvang van haar gezichtsklachten. Vooral het dubbel zien, de concentratieproblematiek en de hoofdpijnproblematiek bij langdurig concentreren en het feit dat de behandelend sector heeft aangegeven dat er geen oplossing lijkt te zijn voor de problematiek van eiseres, is onvoldoende meegewogen. Eiseres verzoekt de rechtbank om een onafhankelijke oogarts te benoemen die de rechtbank van advies kan voorzien.
3.3.
De rechtbank oordeelt dat het UWV het gebrek op medisch vlak heeft hersteld.
De verzekeringsarts b&b heeft in haar rapportage van 20 april 2023 de ontvangen informatie van de oogarts in haar beoordeling betrokken, waaronder de resultaten van het gezichtsveldonderzoek van 3 maart 2020. Hiermee is sprake geweest van een zorgvuldig onderzoek betreffende de datum in geding (11 november 2019).
De oogarts merkt in de begeleidende brief van 4 juli 2022 op dat het gezichtsveldonderzoek een subjectief onderzoek is, maar dat de gezichtsvelden betrouwbaar zijn gemaakt en daarom een goede maat voor de werkelijkheid zijn. De verzekeringsarts b&b heeft de resultaten van dit onderzoek daarom terecht als objectief uitgangspunt genomen voor het bepalen van de mate en locatie van het gezichtsvelduitval: aan het rechteroog rechtsboven en linksonder, aan het linkeroog rechtsonder en linksboven. Hierop is de FML gewijzigd op het item zien met de toelichting dat het gezichtsveld beperkt is in de randen. Gegeven de informatie van de oogarts kan de rechtbank de verzekeringsarts b&b volgen in haar standpunt dat er geen gezichtsveldbeperking in het centrale zien aan de orde is.
De oogarts vermeldt in de brief van 4 juli 2023 verder dat eiseres klachten ervaart van wazig zien/dubbel zien. Dat naar objectieve maatstaven sprake zou zijn van een dergelijke beperking in het centrale zien, blijkt echter niet uit deze informatie. De verzekeringsarts b&b merkt in dit kader terecht op dat in problemen met scherp zien wordt voorzien door de bril met leesadditie. In de rapportage van de verzekeringsarts b&b van 29 november 2022 heeft de verzekeringsarts verder al aangegeven dat met beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren ook rekening is gehouden met verminderde concentratie en hoofdpijnklachten doordat voor het vasthouden en verdelen aandacht de norm als maximaal is vermeld in de FML.
Op grond van het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding voor twijfel aan het oordeel van de verzekeringsarts b&b. Daarom wordt ook geen aanleiding gezien om een onafhankelijke oogarts te benoemen, zoals door eiseres is verzocht, mede in aanmerking genomen de aanwezige informatie van de behandelend oogarts.
Nu niet gebleken is dat de beperkingen van eiseres in de herziene FML van 20 april 2023 zijn onderschat, gaat de rechtbank voor de verdere beoordeling uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Heeft het UWV het gebrek op arbeidskundig vlak hersteld?
4.1.
De arbeidsdeskundige b&b heeft in de rapportage van 21 april 2023 de geduide functies beoordeeld op de aan de FML toegevoegde beperking op het zien. Zij heeft uitgelegd waarom de eerder geselecteerde functies passend blijven en er geen sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid. Nu het gezichtsveld beperkt is aan de randen en centraal, afstand, diepte of scherpzien niet beperkt is, terwijl eiseres beschikt over een bril met leesadditie, welke het zicht verbetert, acht de arbeidsdeskundige b&b de geselecteerde functies (productiemedewerker industrie (sbc-code 111180), wikkelaar (sbc-code 267053), textielproductenmaker (sbc-code 111160), assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (sbc-code 267071) en monteur printplaten (sbc-code 267051)) geschikt. In de functies productiemedewerker industrie en monteur printplaten is het voorts mogelijk om een hulpmiddel, zoals een loep, te gebruiken. Bij de functie monteur printplaten wordt gebruik gemaakt van een microscoop en is het niet noodzakelijk om over een volledig beeld te beschikken.
4.2.
Eiseres heeft gesteld dat de geselecteerde functies niet geschikt zijn. In deze functies is sprake van fijn werk en/of diepte, kleuren of kleine details zien. Deze werkzaamheden kan eiseres niet verrichten, omdat zij te kampen heeft met dubbel zien, concentratieverlies en hoofdpijn bij het recht voor zich uit kijken. Het kunnen gebruiken van hulpmiddelen, maakt dat niet anders, omdat de behandelend artsen hebben aangegeven dat de oorzaak van de oogklachten niet geheel eenduidig is en een oplossing ook niet in de rede ligt en beschikbaar is. De functie van textielproductenmaker is daarnaast ook nog eens gevaarlijk omdat eiseres moet werken met stikwerk en naalden. Er zijn ten onrechte conclusies getrokken zonder nader overleg met de behandelend sector en een arbeidsdeskundig analist.
4.3.
De rechtbank stelt voorop dat in de geselecteerde functies sprake is van een kenmerkende belasting op het zien en dat de arbeidsdeskundig analist in de Resultaat functiebeoordeling hierbij steeds een toelichting heeft gegeven. In voornoemde rapportage van de arbeidsdeskundige b&b is toegelicht dat, gegeven de FML van 20 april 2023 en de toelichtingen van de arbeidsdeskundig analist, de geduide functies geschikt zijn voor eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank is in die rapportage inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen en de kenmerkende belasting in de functies, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Ten aanzien van het gestelde gevaar in de functie van textielproductenmaker constateert de rechtbank dat de arbeidsdeskundige in de Resultaat functiebeoordeling bij het item 1.9 (persoonlijk risico) heeft toegelicht dat eiseres op dit item beperkt is (volgens de toelichting van de verzekeringsarts in de FML) op vlak van beroepsmatig deelnemen aan het verkeer en niet voor prik- en snijrisico van naalden. De rechtbank kan deze toelichting ook volgen. Het standpunt dat eiseres niet in staat is de geduide functies uit te voeren, vloeit voort uit haar opvatting dat de medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank hiervoor onder 3.3 heeft geconcludeerd, wordt die opvatting niet gevolgd. De geselecteerde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
5. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 23,66 %. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.

Conclusie en gevolgen

6. Gelet op de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat het UWV in zijn reactie op de tussenuitspraak de gebreken heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dit betekent dat het UWV terecht heeft geweigerd een WIA-uitkering (waarop pas recht bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer) aan eiseres toe te kennen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
8. De rechtbank veroordeelt het UWV in de door eiseres gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze kosten stelt de rechtbank vast op
€ 2.092,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke reactie na de bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.092,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 20 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.