ECLI:NL:RBZWB:2023:6639
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV-besluit inzake WIA-uitkering
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 3 december 2018, waarin zijn aanspraken op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) werden afgewezen. Op 21 april 2023 heeft het UWV het eerdere besluit gewijzigd en de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 80 tot 100%. Na deze wijziging heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift.
De rechtbank concludeert dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen door het besluit van 21 april 2023. Daarom heeft de rechtbank het UWV veroordeeld in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt. De kosten voor rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 1.674,--, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat het UWV verplicht is om het griffierecht van € 46,-- aan verzoeker te vergoeden, maar dat hiervoor geen aparte veroordeling nodig is. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande op 20 september 2023 en is openbaar gemaakt.