ECLI:NL:RBZWB:2023:6648

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
C/02/410482 / JE RK 23-1010
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een Pools kind in een pleeggezin in Nederland met betrokkenheid van de Centrale Autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 september 2023 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor een Pools kind, hierna te noemen [minderjarige], die momenteel in een pleeggezin in Nederland verblijft. De moeder van [minderjarige] woont sinds augustus 2023 in Polen en heeft het gezag over haar kind. De kinderrechter heeft in deze beschikking de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, de opdracht gegeven om de Centrale Autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden (Ca IKA) in te schakelen om de mogelijkheden voor een overplaatsing van [minderjarige] naar Polen te onderzoeken.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] sinds haar geboorte uit huis is geplaatst en dat er zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de moeder. Ondanks dat de moeder en haar partner nu een woning en werk hebben in Polen, is de kinderrechter van mening dat er nog steeds onvoldoende zicht is op de veiligheid van de thuissituatie van [minderjarige]. De Raad en de gecertificeerde instelling (GI) zijn verantwoordelijk voor het onderzoeken van het toekomstperspectief van [minderjarige] en het leggen van contacten met de Poolse autoriteiten.

De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing beperkt tot twee maanden, van 14 oktober 2023 tot 14 december 2023, en heeft de behandeling van het resterende verzoek van de Raad aangehouden tot een mondelinge behandeling. De kinderrechter heeft benadrukt dat het in het belang van [minderjarige] is dat zij in het huidige pleeggezin blijft totdat er duidelijkheid is over een oplossing in Polen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/410482 / JE RK 23-1010
Datum uitspraak: 21 september 2023
Nadere beschikking van de kinderrechter over machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Breda, hierna te noemen: de Raad,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2023 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen: de moeder,
woont in Polen op een voor de rechtbank onbekend adres, bijgestaan door mr. V.C. Andeweg, advocaat,
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Etten-Leur, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),

1.Het verdere procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 6 juli 2023 en alle daarin vermelde stukken;
- de brief van de GI van 8 september 2023;
- de brief van de Raad van 13 september 2023;
1.2
Op 14 september 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen en gehoord zijn:
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- de moeder (via een digitale videoverbinding), bijgestaan door een tolk in de Poolse taal;
- de advocaat van de moeder;
- de jeugdzorgwerker van de GI.

2.De feiten

2.1
Bij voormelde beschikking van 6 juli 2023 heeft de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming Brabant met ingang van 14 juli 2023 tot 14 juli 2024. Tevens heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend met ingang van 14 juli 2023 tot 14 oktober 2023. Het resterende verzoek van de Raad is aangehouden.
2.2
De moeder heeft het gezag over [minderjarige] . De moeder woont sinds augustus in Polen.
2.3
[minderjarige] verblijft momenteel in een pleeggezin in Nederland.

3.Het verzoek

3.1
Aan de orde is het (resterende) verzoek van de Raad om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlenen tot 14 januari 2024.

4.De standpunten

4.1
De vertegenwoordigster van de Raad handhaaft het resterende verzoek om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg. De komende periode moet er onderzoek worden gedaan naar het toekomstperspectief van [minderjarige] , in die zin dat op zo kort mogelijke termijn duidelijk wordt waar de mogelijkheden in Polen liggen. De moeder verblijft immers inmiddels (definitief) in Polen. Het is aan de GI om contact te zoeken met de Poolse autoriteiten over de (on)mogelijkheden van een overplaatsing van [minderjarige] naar Polen. Gedurende dat onderzoek is het in het belang van [minderjarige] dat zij in het huidige pleeggezin kan blijven.
4.2
De jeugdzorgwerker heeft naar voren gebracht dat doordat de moeder op geen enkele manier heeft willen meewerken aan het hulpaanbod in Nederland stappen voorwaarts zijn uitgebleven. De afgelopen maanden heeft de moeder de gelegenheid gekregen om meer inzicht te geven in haar opvoedvaardigheden door haar medewerking te verlenen aan een moeder/kindtraject. De moeder heeft echter geweigerd om hieraan mee te werken. Er heeft sinds de vorige beschikking twee keer begeleid contact plaatsgevonden tussen de moeder en [minderjarige] . Inmiddels is zij met haar partner naar Polen gegaan en geeft zij aan dat zij niet terug naar Nederland komt. De GI is bereid om via de Centrale Autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden (Ca IKA) contact te zoeken met de Poolse kinderbeschermingsinstanties. Het is de jeugdzorgwerker niet bekend hoe dat soort trajecten precies lopen en hoe lang het gaat duren. De GI begrijpt dat de moeder nog een dochtertje heeft in Polen dat uit huis is geplaatst. De GI ondersteunt het standpunt van de Raad dat een uithuisplaatsing in haar belang is totdat er duidelijkheid is vanuit Polen. Het gaat op dit moment goed met [minderjarige] in het huidige pleeggezin
4.3
De moeder en haar advocaat verzoeken de kinderrechter om primair het resterende verzoek van de Raad niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de (Nederlandse) kinderrechter niet bevoegd is dit verzoek te behandelen. [minderjarige] is een Pools kind en daarom moeten de Poolse autoriteiten deze zaak overnemen.
Subsidiair verzoekt de moeder om het resterende verzoek van de Raad af te wijzen. De moeder heeft inmiddels haar leven op de rit gekregen in Polen. Zij en haar partner beschikken over een huis en het zoontje van de partner woont ook bij hen. Zowel de moeder als haar partner hebben ook werk gevonden. Zij achten zichzelf in staat om [minderjarige] een veilige opvoedingsomgeving te bieden. [minderjarige] is een Pools kind en hoe langer zij in Nederland woont, hoe verder zij van haar Poolse wortels zal vervreemden. Door miscommunicatie en verschil in gebruiken tussen Polen en Nederland zijn de trajecten in Nederland niet van de grond gekomen. Dat is hoe de ondertoezichtstelling in de beleving van de moeder tot op heden is verlopen. Het is nu aan de Raad en/of de GI om de Ca IKA in te schakelen, zodat [minderjarige] zo snel mogelijk kan worden overgeplaatst naar Polen. Meer subsidiair verzoekt de moeder om de uithuisplaatsing in duur te beperken, zodat er druk wordt gelegd op de Raad en/of GI om de Ca IKA in te schakelen. Verder geeft de moeder aan dat zij nog een andere dochter heeft en zij is uit huis geplaatst in Polen. De moeder heeft geen contact met haar dochter. Zij heeft in het kader van die uithuisplaatsing contact met een Poolse jeugdzorginstantie genaamd:
Poviatovecentrum pomocy rodzine.De moeder heeft naast haar partner verder geen netwerk in Polen.

5.De nadere beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1
De kinderrechter zal zich eerst uitlaten over de vraag of zij bevoegd is een beslissing te nemen op het resterende gedeelte van het verzoek. In voormelde beschikking van 6 juli 2023 is al (uitgebreid) overwogen over de bevoegdheid en de conclusie daarvan houdt nog steeds stand. De wijziging van omstandigheden aan moederszijde, die nu in Polen woont, maakt die conclusie niet anders. Nu de gewone verblijfplaats van [minderjarige] (nog steeds) in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om van het verzoek van de Raad kennis te nemen en daarop een beslissing te nemen. Op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is het Nederlandse recht van toepassing.
Inhoudelijke beoordeling
5.2
Op grond van artikel 1:265b BW kan de kinderrechter, indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige, een machtiging uithuisplaatsing verlenen, onder andere op verzoek van de Raad.
De kinderrechter wijst daarnaast op het bepaalde in artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK), inhoudende dat bij alle maatregelen betreffende kinderen de belangen van het kind de eerste overweging vormen, alsmede op artikel 20 IVRK, voor zo ver in deze zaak van belang samengevat inhoudende dat bij het overwegen van oplossingen voor het kind dat niet thuis kan wonen op passende wijze rekening wordt gehouden met de wenselijkheid van continuïteit in de opvoeding van het kind en met de etnische, godsdienstige en culturele achtergrond van het kind en met zijn of haar achtergrond wat betreft de taal en het daarmee samenhangende artikel 8 IVRK, waarin het recht op identiteit is neergelegd.
Bij de beoordeling van het verzoek dient rekening te worden gehouden met deze verdragsregels.
5.3
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige] vrijwel vanaf haar geboorte uit huis is geplaatst en in een pleeggezin verblijft. Geconstateerd wordt dat zij zich daar goed ontwikkelt. Er is de afgelopen maanden geprobeerd om meer zicht te krijgen op de veiligheid van [minderjarige] (thuis)situatie van de moeder en de opvoedvaardigheden van de moeder. Daar waren immers kort na de geboorte van [minderjarige] veel zorgen over. De kinderrechter betreurt het dat de moeder de afgelopen periode niet verder is geraakt met de ondersteuning van de GI en de door de GI ingezette (Poolse) hulpverlening, maar de keuze heeft gemaakt om definitief terug te keren naar Polen. Het door de GI voorgestelde ouder/kindtraject, dat accuraat zicht kan bieden op de (on)mogelijkheden van de moeder en haar problematiek, is niet van de grond gekomen. Daar komt bij dat het maar een beperkt aantal keren tot begeleide omgang is gekomen. Daar is echter alle belang bij, omdat [minderjarige] nog een jong baby’tje is dat zich in een kritieke hechtingsfase bevindt. Om een terugplaatsing bij de moeder mogelijk te maken, is het, naast de voor moeder noodzakelijke hulp en begeleiding, van belang dat [minderjarige] zich veilig aan haar kan hechten.
Een hulpverleningstraject in Nederland behoort door de terugverhuizing van de moeder echter niet meer tot de mogelijkheden. Zowel de Raad als de GI geven aan dat de komende (ondertoezichtstellings)periode zal worden gebruikt om onderzoek te doen naar het toekomstperspectief van [minderjarige] met het accent op het vinden van een oplossing in Polen, al dan niet met hulp en ondersteuning bij de moeder, of bijvoorbeeld in het pleeggezin waar ook haar zusje verblijft. Alle betrokkenen zijn het erover eens dat het zwaarwegend belang van [minderjarige] , die de Poolse nationaliteit heeft en in Polen haar moeder en – in ieder geval – een zusje heeft wonen, is gelegen in een oplossing in Polen. De maatregelen van een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn wettelijk gezien gericht op het werken aan een thuisplaatsing en in dit geval dus een plaatsing van [minderjarige] bij de moeder (en haar partner) in Polen. Gelet op haar leeftijd en taal- en hechtingsontwikkeling acht de kinderrechter het noodzakelijk dat hier zo spoedig mogelijk duidelijkheid over is. De kinderrechter vreest dat de aanvaardbare termijn waarbinnen [minderjarige] alsnog naar Polen kan gaan zal verstrijken als hier niet binnen zeer korte termijn actie in volgt.
5.4
De kinderrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] dat zij, totdat er duidelijkheid is over een oplossing in Polen, nog in het pleeggezin blijft. De door de moeder verzochte afwijzing van het resterende verzoek van de Raad, wat vervolgens dus zou moeten leiden tot een directe (thuis)plaatsing van [minderjarige] bij de moeder in Polen, vindt de kinderrechter niet in het belang van [minderjarige] . Er is nog steeds geen zicht op de forse zorgen die er bij aanvang van de uithuisplaatsing van [minderjarige] waren over de opvoedvaardigheden van de moeder. Enkel de toezegging dat de moeder en haar partner nu een woning en werk hebben in Polen is onvoldoende om die zorgen (helemaal) weg te nemen. De kinderrechter vindt het belangrijk dat er in het kader van bovengenoemd onderzoek door de Raad en de GI ook moet worden bekeken of het mogelijk is dat de Poolse autoriteit de kinderbeschermingsmaatregelen over kan nemen. Op de website van de Rijksoverheid staat daarover het volgende.
Ca IKA geeft uitvoering aan 3 verdragen, waaronder het Haags Kinderbeschermingsverdrag. Op grond van dit verdrag regelt Ca IKA zaken op het gebied van jeugdbescherming. Het gaat dan om kinderbeschermingsmaatregelen of om hulp via de jeugdhulpinstanties loopt in internationaal verband. Contactgegevens:[e-mailadres](uitsluitend voor jeugdhulpinstanties).
Gelet op het
spoedeisende belang bij duidelijkheidzal de kinderrechter de duur van de te verlenen machtiging tot uithuisplaatsing beperken tot twee maanden, dat wil zeggen van 14 oktober 2023 tot 14 december 2023, en het resterende verzoek van de Raad aanhouden op de hierna te melden mondelinge behandeling.
De kinderrechter verwacht van de Raad en de GI dat zij zich zullen inspannen om via de Ca IKA de nodige contacten te leggen met de desbetreffende instanties in Polen. Anders dan de Raad ziet zij daarin een regiefunctie voor de Raad, nu de Raad in deze nog steeds verzoekende partij is. Daar komt bij dat de Raad, meer dan de GI, expertise heeft in internationale kind aangelegenheden. De kinderrechter verlangt van de Raad dat hij, in overleg met de Ca IKA en de GI,
op zéér korte termijn actief onderzoektof er mogelijkheden zijn tot samenwerking tussen Nederland en Polen over de toekomst van [minderjarige] . Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek zal de Raad een standpunt moeten innemen over het restant verzoek.
Van de Raad en de GI wordt verwacht dat in ieder geval één week voor de mondelinge behandeling schriftelijk kenbaar wordt gemaakt wat de stand van zaken is omtrent het onderzoek naar het toekomstperspectief van [minderjarige] . Op de mondelinge behandeling zal dat standpunt vervolgens met de Raad, de moeder en haar advocaat en de GI worden besproken. Een eventueel verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlengen zal tegelijkertijd worden behandeld. De kinderrechter hoopt voor [minderjarige] dat het hiertoe niet zal komen en, voor zover blijkt dat de Poolse autoriteiten de zorg willen overnemen, vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van de te verlenen machtiging adequaat actie wordt ondernomen.
5.5
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat deze beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
De beslissing
De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 14 oktober 2023 tot 14 december 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek van de Raad aan tot de mondelinge behandeling van
28 november 2023 om 9:00 uurbij de kinderrechter van rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, Stationslaan 10, 4815 GW;
verzoekt de Raad en de GI uiterlijk een week voor de datum van de mondelinge behandeling schriftelijk verslag te doen zoals voormeld in de beoordeling;
verzoekt de Raad en de GI uiterlijk een week voor de datum van de mondelinge behandeling een standpunt in te nemen over het resterende deel van het verzoek;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de Raad, de moeder en haar advocaat en de GI;
behoudt zich verder iedere beslissing voor.
Deze beslissing is gegeven door mr. De Jong, kinderrechter en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2023 in tegenwoordigheid van Weterings als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor wat betreft de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.