Uitspraak
[rechthebbende],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter op 20 september 2023 uitspraak gedaan over de ontbinding van een huurovereenkomst tussen Stichting Stadlander en Stichting Centrale Administratie voor Voorzieningen op het Gebied van de Gezondheids- en Welzijnszorg (CAV). De huurovereenkomst betrof een woning die sinds 6 november 2020 door Stadlander aan de huurder, [rechthebbende], werd verhuurd. Na een geweldsincident op 19 januari 2023, waarbij [rechthebbende] in voorlopige hechtenis werd genomen, heeft de voorzieningenrechter op 27 februari 2023 de ontruiming van de woning toegewezen. Stadlander heeft de woning op 7 maart 2023 ontruimd, maar CAV heeft de huurovereenkomst niet opgezegd en er is geen huur meer betaald na de ontruiming.
Stadlander vorderde ontbinding van de huurovereenkomst, stellende dat [rechthebbende] ernstige overlast heeft veroorzaakt, wat een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst rechtvaardigt. CAV voerde verweer en stelde dat de ontbinding niet gerechtvaardigd was, onder andere vanwege de medische situatie van [rechthebbende] en het risico op dakloosheid. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst ontbonden moest worden, omdat [rechthebbende] herhaaldelijk overlast had veroorzaakt en de situatie onhoudbaar was geworden. CAV werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering in reconventie, en werd veroordeeld in de proceskosten van Stadlander, die in totaal € 536,57 bedragen.
De kantonrechter benadrukte dat de belangenafweging in het voordeel van Stadlander uitviel, gezien de ernstige overlast en het feit dat CAV na de ontruiming geen huurpenningen meer had betaald. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.