ECLI:NL:RBZWB:2023:6675

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
10409794 CV EXPL 23-819 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • K. Kool
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van overeenkomst en terugbetaling aanbetaling na tekortkoming in nakoming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en gedaagde over de ontbinding van een overeenkomst voor de levering en montage van glazen schuifpanelen. Eiser, vertegenwoordigd door mr. G.S.M. Koster, had op 3 mei 2022 een overeenkomst gesloten met gedaagde, die de panelen zou leveren en monteren. Eiser heeft een aanbetaling van € 1.190,00 gedaan, maar de montageafspraken zijn herhaaldelijk afgezegd door gedaagde. Na meerdere mislukte afspraken heeft eiser gedaagde in gebreke gesteld en uiteindelijk de overeenkomst ontbonden op 20 januari 2023, met het verzoek om de aanbetaling terug te betalen.

Gedaagde heeft verweer gevoerd en gesteld dat de montage vertraging opliep door omstandigheden die hij niet kon voorzien. De kantonrechter oordeelde echter dat gedaagde tekortgeschoten is in zijn verplichtingen en dat de ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd was. De rechter heeft geoordeeld dat gedaagde de aanbetaling van € 1.190,00 aan eiser moet terugbetalen, evenals € 178,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 25 januari 2023.

Daarnaast is gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 845,27. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. K. Kool.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10409794 \ CV EXPL 23-819
Vonnis van 20 september 2023
in de zaak van
[eiser01],
te [plaats01] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser01] ,
gemachtigde: mr. G.S.M. Koster,
tegen
[gedaagde01] , H.O.D.N. [bedrijf gedaagde01],
te [plaats02] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde01] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 maart 2023 met producties 1 tot en met 12;
- het schriftelijke antwoord;
- de conclusie van repliek met productie 13;
- de nadere toelichting met een bijlage;
- de akte van [eiser01] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben op 3 mei 2022 een overeenkomst gesloten voor de levering en de montage van glazen schuifpanelen door [gedaagde01] . Partijen hebben afgesproken dat de panelen op 12 en 19 juli 2022 worden gemonteerd. [eiser01] heeft op 3 mei 2022 € 1.190,00 aanbetaald aan [gedaagde01] .
2.2.
De montageafspraken op 12 en 19 juli 2022 zijn niet doorgegaan, omdat [gedaagde01] die heeft afgezegd. Op 26 juli 2022 is [gedaagde01] gestart met de montage. Partijen hebben vervolgens diverse afspraken gemaakt over het afmaken van de montage. [gedaagde01] heeft die afspraken telkens afgezegd.
2.3.
Bij e-mail van 2 januari 2023 heeft [eiser01] [gedaagde01] in gebreke gesteld en aan hem een laatste mogelijkheid geboden om op 13 januari 2023 de montage af te maken.
2.4.
[gedaagde01] heeft daarop geantwoord bij e-mail van 3 januari 2023 dat hij op 13 januari 2023 aanwezig zal zijn bij [eiser01] . Bij e-mail van 13 januari 2023 heeft [gedaagde01] de afspraak afgezegd vanwege privé omstandigheden en het weer. Hij heeft voorgesteld om de montage de volgende donderdag af te maken. Dat heeft [eiser01] niet aanvaard.
2.5.
[eiser01] heeft bij e-mail van 20 januari 2023 de overeenkomst ontbonden en [gedaagde01] gesommeerd de aanbetaling terug te betalen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde01] te veroordelen tot betaling aan [eiser01] van:
a. het bedrag van € 1.190,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2022 tot en met de dag van algehele voldoening;
b. de buitengerechtelijke kosten van € 178,50 (incl. btw);
c. de kosten van deze procedure, het salaris gemachtigde van [eiser01] vast te stellen op het bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling en de nakosten.
3.2.
[eiser01] stelt daartoe het volgende. [gedaagde01] is tekortgeschoten in zijn verplichting om de schuifpanelen te monteren. [eiser01] heeft als gevolg hiervan de overeenkomst ontbonden. [gedaagde01] dient de aanbetaling van € 1.190,00 daarom terug te betalen.
3.3.
[gedaagde01] voert verweer. Volgens [gedaagde01] heeft de montage langer geduurd, omdat de bestaande overkapping van [eiser01] gevaarlijk was en hij maatwerk moest leveren. [gedaagde01] is nog steeds bereid de overeenkomst na te komen. In zijn nadere toelichting voert [gedaagde01] aan dat indien [eiser01] niet langer wil meewerken aan de montage, hij de materialen moet teruggeven of de waarde daarvan moet vergoeden.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser01] beroept zich op ontbinding van de overeenkomst. Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen geeft aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding niet rechtvaardigt.
4.2.
[gedaagde01] is tekortgeschoten in zijn verplichting om de schuifpanelen te monteren. Aanvankelijk hebben partijen afgesproken dat [gedaagde01] de panelen op 12 en 19 juli 2022 zou monteren. Die afspraken zijn niet doorgegaan, omdat [gedaagde01] die heeft afgezegd. Partijen hebben vervolgens nieuwe montageafspraken gemaakt, laatstelijk bij e-mails van 2 en 3 januari 2023, maar die zijn ook door [gedaagde01] afgezegd.
4.3.
De stelling van [gedaagde01] dat het langer heeft geduurd omdat de bestaande overkapping gevaarlijk was en hij daarom maatwerk moest leveren maakt het voorgaande niet anders. Als [gedaagde01] bij het aanvaarden van het werk de situatie aanvankelijk onjuist heeft ingeschat, komt dat voor zijn rekening. Bovendien geldt dat [gedaagde01] vanaf juli 2022 ruim de tijd had om de montage af te maken. [eiser01] heeft [gedaagde01] voldoende tijd geboden voor de montage. Van [eiser01] kon niet worden gevergd om na 13 januari 2023 nogmaals een nieuwe afspraak voor montage te maken.
4.4.
Bij e-mail van 2 januari 2023 heeft [eiser01] [gedaagde01] in gebreke gesteld om de montage uit te voeren. Omdat [gedaagde01] dat niet heeft gedaan, is hij in verzuim geraakt. De tekortkoming van [gedaagde01] rechtvaardigt de ontbinding met haar gevolgen. [eiser01] was daarom gerechtigd om de overeenkomst te ontbinden door middel van de e-mail van 20 januari 2023.
4.5.
Partijen worden door de ontbinding bevrijd van hun verbintenissen. Tussen partijen ontstaat een verbintenis tot ongedaanmaking van de al ontvangen prestaties. Voor [gedaagde01] betekent dit dat hij de aanbetaling van € 1.190,00 aan [eiser01] moet terugbetalen.
4.6.
De onweersproke rente zal worden toegewezen vanaf 25 januari 2023. Na het verstrijken van de in de e-mail van 20 januari 2023 genoemde betalingstermijn van vijf dagen verkeert [gedaagde01] in verzuim.
4.7.
[gedaagde01] heeft in zijn nadere toelichting aangevoerd dat indien [eiser01] niet meer wil meewerken aan de montage, hij de materialen moet teruggeven of de waarde daarvan moet vergoeden. Indien [gedaagde01] meent dat hij een tegenvordering heeft, had hij daarvoor bij antwoord een tegenvordering moeten indienen (artikel 137 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). [gedaagde01] heeft geen tegenvordering ingediend. Bovendien stelt [gedaagde01] op dit onderdeel onvoldoende. Een toelichting ontbreekt om welke materialen het gaat of wat de waarde daarvan is.
4.8.
Voor de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten geldt dat de hoofdsom/de terugbetaling van de aanbetaling geen betrekking heeft op één van de situaties in artikel 1 van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (het Besluit). De incassokosten dienen te worden getoetst aan de eisen uit het Rapport BGK-integraal 2013, in het bijzonder aan de eis dat de kosten in redelijkheid zijn gemaakt, alsmede dat daarvoor redelijke kosten zijn gemaakt. Uit de door [eiser01] overlegde stukken blijkt dat dat door en namens [eiser01] overleg is gevoerd met [gedaagde01] , is gecorrespondeerd en nieuwe afspraken zijn gemaakt. Die werkzaamheden komen voor vergoeding in aanmerking.
4.9.
Het gevorderde bedrag van € 178,50 aan incassokosten overschrijdt niet de aanbevelingen in het rapport BGK-Integraal 2013 en de (analoge) toepassing van de staffel in artikel 2 van het Besluit. De kantonrechter zal het bedrag van € 178,50 toewijzen.
4.10.
[gedaagde01] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten en de nakosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser01] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
133,77
- griffierecht
214,00
- salaris gemachtigde
497,50
(2,50 punten × € 199,00)
totaal
845,27
4.11.
De nakosten worden begroot op een bedrag van € 99,50, te vermeerderen met de explootkosten indien het vonnis bij niet betaling wordt betekend.
4.12.
De kantonrechter zal voor de kosten van de dagvaarding toewijzen € 106,73 voor het exploot van dagvaarding, € 0,59 voor het raadplegen van de Basisregistratie personen (BRP), € 0,52 voor het raadplegen van het Digitaal beslagregister (DBR) en € 2,71 voor het raadplegen van het Handelsregister, alles vermeerderd met 21% btw. Bij gebrek aan een onderbouwing wordt niet meer dan de redelijke en gebruikelijke tarieven van € 0,59 voor (éénmaal) het raadplegen van het BRP en € 0,52 voor het raadplegen van het DBR toegewezen.
4.13.
[eiser01] vordert betaling van de werkelijk gemaakte proceskosten. Volgens vaste rechtspraak kunnen slechts bij hoge uitzondering de werkelijke proceskosten worden toegewezen. Daarvoor is vereist dat sprake is van misbruik van procesrecht en/of onrechtmatig procederen door de wederpartij. Gesteld noch gebleken is dat daarvan sprake is in de onderhavige procedure.
4.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt als onweersproken toegewezen over het bedrag van € 845,27, met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te betalen een bedrag van € 1.190,00 voor de aanbetaling en € 178,50 aan incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over
€ 1.190,00 vanaf 25 januari 2023 tot de dag van algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser01] tot aan dit vonnis vastgesteld op € 845,27, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe.
5.3.
[gedaagde01] is de wettelijke rente verschuldigd over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kool en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2023.