ECLI:NL:RBZWB:2023:6683

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
C/02/413335 / JE RK 23-1533
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • A. Zuijdweg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in een complexe ouderlijke strijd

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 september 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige01] en [minderjarige02]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 8 mei 2019 en was voor het laatst verlengd tot 8 september 2023. De Gecertificeerde Instelling (GI), Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, omdat er nog steeds sprake is van een ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarigen. De ouders zijn verwikkeld in een langdurige en heftige strijd, wat leidt tot een loyaliteitsconflict voor de kinderen. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 september 2023, waarbij de ouders en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren, is de situatie van de minderjarigen besproken. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om op constructieve wijze te communiceren en dat er geen regelmatige omgang plaatsvindt tussen de vader en de kinderen. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van zes maanden, tot 8 maart 2024, en heeft het resterende deel van het verzoek aangehouden tot 5 februari 2024. De kinderrechter heeft de GI verzocht om voor deze datum te rapporteren over de stand van zaken en de voortgang van de hulpverlening. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/413335 / JE RK 23-1533
Datum uitspraak: 7 september 2023
Beschikking verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING EN RECLASSERING,gevestigd te Eindhoven,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2009 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] ,
[minderjarige02], geboren op [geboortedatum02] 2012 te [geboorteplaats02] ,
hierna te noemen: [minderjarige02] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder01],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
[de vader01],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats01] .

1.Het verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift van 29 augustus 2023 met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 29 augustus 2023;
- het aanvullend schrijven van de GI, binnengekomen bij de rechtbank op 5 september 2023.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 7 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de GI,
via een online verbinding.
De rechtbank heeft [minderjarige01] naar zijn mening gevraagd door hem uit te nodigen voor een gesprek met de kinderrechter. [minderjarige01] heeft daar geen gebruik van gemaakt.
Met bijzondere toestemming van de kinderrechter was – op verzoek van de moeder – voorts aanwezig, mevrouw [gezinscoach01] vanuit [hulpverlener01] .

2.De feiten

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] en [minderjarige02] .
[minderjarige01] en [minderjarige02] wonen bij hun moeder.
Bij beschikking van 8 mei 2019 zijn [minderjarige01] en [minderjarige02] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 8 september 2023.

3.Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

De GI handhaaft het verzoek. Er is nog steeds sprake van een ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige01] en [minderjarige02] en de doelen van de ondertoezichtstelling zijn nog niet behaald. Gezien wordt dat de minderjarigen zich in een loyaliteitsconflict bevinden en erg klem zitten tussen de ouders. Zij hebben last van de voortdurende strijd van de ouders en het wantrouwen tussen hen. De minderjarigen zijn beiden gevoelig en kwetsbaar en bij [minderjarige01] is er mogelijk sprake van kindeigen problematiek. Daarbij komt dat [minderjarige01] erg veel spanning ervaart in het contact met de vader, waardoor er nu al langdurig geen (regelmatig) contact tussen hen plaatsvindt. Hoewel de ondertoezichtstelling nu al geruime tijd voortduurt en er verschillende kansen voor hulpverlening zijn geboden, moet de ondertoezichtstelling nogmaals worden verlengd voor de duur van een jaar, conform het advies van de Raad. De komende periode moet er hulpverlening voor de vader worden ingezet. Helaas kan dit niet direct worden opgestart vanwege de lange wachtlijsten en omdat de gemeente Middelburg de financiering van de hulpverlening voor de vader in [plaats01] heeft stopgezet. Dit wordt hopelijk binnen een maand opgelost. Wellicht is er op korte termijn een samenwerking mogelijk met de vestiging van [hulpverlener01] in [plaats01] . Dit zal worden onderzocht. Ook wordt gedacht aan het inzetten van solo parallel ouderschap. Verder is van groot belang dat het contact tussen de vader en [minderjarige01] wordt opgebouwd op een manier die aansluit bij de behoeften van [minderjarige01] . Tot slot brengt de GI naar voren dat het voor de minderjarigen van belang is dat beide ouders erkennen dat de opvoedingsplek bij de moeder is en daar toestemming voor geven. De ouders moeten gaan aansluiten bij hetgeen de minderjarigen nodig hebben en geen emotioneel beroep op hen doen. Wanneer de ouders elkaar meer dingen kunnen gunnen, zal dat de [minderjarige01] en [minderjarige02] meer ruimte geven om te leven.
De moeder stemt in met het verzoek. De moeder vreest dat [minderjarige02] in een loyaliteitsconflict verkeert, omdat zij tegen beide ouders andere verhalen vertelt. Daarnaast ervaart [minderjarige01] veel stress en spanning in het contact met de vader. Dat komt volgens de moeder met name doordat er bij de vader dingen aan [minderjarige01] worden gevraagd of van hem worden verwacht waar hij niet zo goed mee kan omgaan. De moeder wil er alles aan doen om het contact tussen de vader en [minderjarige01] te verbeteren, maar wel op het tempo van [minderjarige01] en op een manier die passend is voor hem. Het is de bedoeling dat het contact laagdrempelig is. [minderjarige01] werd daarbij tot voor kort ondersteund door [hulpverlener02] . Er is ook een psycholoog bij [minderjarige01] betrokken en er is voor beide minderjarigen een kindercoach aangesteld. Verder licht de moeder toe dat de communicatie tussen de ouders via de mail verloopt. De moeder probeert op een laagdrempelige manier te communiceren met de vader, en zo min mogelijk. Zij informeert de vader enkel over de echte problemen en hoofdzaken, omdat zij telkens veel verwijten krijgt nadat zij een mail naar de vader stuurt. Dit levert haar veel stress op. De moeder vindt het ook lastig om met de vader te communiceren over het ruilen van een omgangsweekend. Zij stelt dit dan zo lang mogelijk uit. Er is al hulpverlening en mediation ingezet om de communicatie tussen de ouders te verbeteren. De communicatie verliep daarna even wat beter, maar verslechterde kort daarna weer.
De vader benoemt allereerst dat het sinds de betrokkenheid van de GI alleen maar slechter is gegaan met de minderjarigen. De vader vindt het erg vervelend dat [minderjarige01] al sinds januari van dit jaar niet meer bij de vader thuis is geweest en hij [minderjarige02] nu al twee maanden niet heeft gezien. Ook het contact tussen de vader en [minderjarige01] via whatstapp verloopt stroef. Het contact met de vader wordt als belastend ervaren en [minderjarige01] krijgt daar veel stress van. Dat komt volgens de vader omdat de vader en [minderjarige01] elkaar te weinig zien. Hij wil de minderjarigen graag opvoeden en vindt het van belang dat de gemaakte afspraken met betrekking tot de zorgregeling worden uitgevoerd. In dat kader benoemt de vader dat de moeder een andere verdeling met de kerstdagen wilde, terwijl de vader zelf al plannen had gemaakt voor deze periode. Vervolgens hoort de vader van [minderjarige02] dat de vakantie met de moeder niet doorgaat omdat hij daar geen akkoord voor geeft. De vader heeft er veel moeite mee dat er nog steeds slecht over hem wordt gepraat door de moeder. De vader vindt het ook zorgelijk dat alles om [minderjarige01] lijkt te draaien en [minderjarige02] daarin wordt vergeten. Verder benoemt de vader dat hij openstaat voor hulpverlening. Er is echter nog nooit iemand van de GI bij hem langs geweest. Er wordt ook nooit iets aan hem gevraagd. [hulpverlener03] heeft eerder onderzoek verricht en de resultaten in een rapport neergelegd. Daarin staan volgens de vader duidelijke punten, waar niets mee wordt gedaan. De vader vindt het tot slot belangrijk dat er op een eerlijke wijze wordt gecommuniceerd, ook naar de hulpverlening.
De gezinscoach heeft aangegeven dat er hard wordt gewerkt aan het contactherstel tussen [minderjarige01] en de vader, maar daar is tijd voor nodig. [minderjarige01] ervaart veel spanningen in het contact met de vader. Dit uit zich in hoofdpijn en overgeven. Wel heeft [minderjarige01] aangegeven dat hij zijn vader mist. Hij wil graag weer contact hebben met zijn vader, zonder dat de partner van de vader daarbij wordt betrokken. Het contact moet wel geleidelijk aan worden opgebouwd; het is niet goed voor [minderjarige01] om direct een heel weekend bij de vader thuis te zijn. Het is ook heel belangrijk dat [minderjarige01] naar school gaat en dat gaat op dit moment goed. Voorheen was het schoolverzuim hoog. Tot slot benoemt de gezinscoach dat er voor beide kinderen een kindercoach betrokken is.

5.De beoordeling

Op grond van het bepaalde in artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is de kinderrechter van oordeel dat het verzoek van de GI dient te worden toegewezen voor de duur van zes maanden, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. Dit betekent dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd tot 8 maart 2024. De kinderrechter zal haar beslissing hieronder toelichten.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is het de kinderrechter gebleken dat [minderjarige01] en [minderjarige02] nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De ouders zijn al zeer lange tijd verwikkeld in een forse ouderstrijd waarbij sprake is van veel onderling wantrouwen. De minderjarigen worden overmatig belast door deze strijd tussen de ouders en zij zitten klem in hun loyaliteiten richting de ouders. Zowel [minderjarige01] als [minderjarige02] zijn kwetsbare minderjarigen met kindeigen problematiek. Er is op dit moment nog te veel spanning, onrust en onduidelijkheid in de opvoedomgeving van de minderjarigen. Het lukt de ouders (nog) niet om op constructieve wijze te communiceren en afspraken te maken. Daarbij komt dat er op dit moment geen regelmatige omgang plaatsvindt tussen de vader en de minderjarigen. De kinderrechter begrijpt dat er sinds het begin van dit jaar vrijwel geen contact meer is geweest tussen [minderjarige01] en de vader en dat [minderjarige02] en de vader elkaar nu twee maanden niet hebben gezien. Deze situatie is belastend voor [minderjarige01] en [minderjarige02] en vormt een ernstige bedreiging voor hun (verdere) ontwikkeling.
Hoewel de inzet van de hulpverlening de afgelopen periode vertraging heeft opgelopen vanwege de lange wachtlijsten, maar ook vanwege het ontbreken van een vaste jeugdbeschermer op dit moment (het landelijk doorstroomteam is nu betrokken), vindt de kinderrechter het belangrijk dat de ouders zich de komende periode nog meer proberen te gaan inzetten voor verandering van de huidige situatie. [minderjarige01] en [minderjarige02] moeten de ruimte krijgen om zich te richten op hun eigen ontwikkelingstaken en niet belast worden met de strijd tussen de ouders. De kinderrechter vindt het positief dat er vanuit [hulpverlener01] gesprekken met [minderjarige01] worden gevoerd en dat er voor beide kinderen een kindercoach is aangesteld. Voor de komende periode is het van belang dat er hulpverlening wordt ingezet bij de vader. Daar kan [hulpverlener01] hopelijk een rol in gaan spelen. Het is daarnaast van het grootste belang dat het contact tussen [minderjarige01] en de vader wordt hersteld. De komende periode dient bovendien te worden benut om (nogmaals) hulpverlening in te zetten ter verbetering van de onderlinge oudercommunicatie. De huidige situatie moet in het belang van [minderjarige01] en [minderjarige02] worden doorbroken.
Omdat de kinderrechter het van belang acht om hierbij een vinger aan de pols te houden, zal de ondertoezichtstelling worden verlengd voor een kortere duur dan is verzocht, te weten voor de duur van zes maanden, tot 8 maart 2024. Het meer verzochte zal pro forma worden aangehouden tot 5 februari 2024. De kinderrechter verzoekt de GI om de rechtbank vóór 5 februari 2024 schriftelijk te informeren over de recente stand van zaken en hierbij tevens aan te geven of het verzoek voor het overige wordt gehandhaafd.
De kinderrechter spreekt daarbij de hoop uit dat er op korte termijn een vaste jeugdbeschermer betrokken raakt. De huidige situatie vraagt daar om. De maatregel van ondertoezichtstelling kan daarnaast niet nog jarenlang blijven voortduren. Het is van groot belang dat er de komende maanden concrete stappen en acties worden uitgezet en er toegewerkt gaat worden naar beëindiging van de maatregel.
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard van de maatregel, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast gevolgd moet worden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] voor de duur van zes maanden, met ingang van 8 september 2023 en tot 8 maart 2024;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling aan tot
5 februari 2024 PRO FORMA, met het verzoek aan de GI om dan te rapporteren over het verloop van de ondertoezichtstelling en zich uit te laten over het gewenste verdere procesverloop;
bepaalt dat indien nodig de GI, de moeder en de vader nog dienen te worden opgeroepen voor een nadere mondelinge behandeling eind februari 2024;
bepaalt dat indien nodig [minderjarige01] nog dient te worden opgeroepen voor een kindgesprek eind februari 2024;
behoudt zich iedere (nadere) beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 september 2023 door mr. Zuijdweg, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier, en op schrift gesteld op 21 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.