In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 september 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005, die werd beschuldigd van het verwerven en in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 11 september 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging betrof het verwerven en/of in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen op 2 maart 2022.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte weliswaar afbeeldingen van kinderpornografische aard in zijn bezit had, maar dat hij niet strafbaar was. De verdediging stelde dat de verdachte en het slachtoffer, die beiden minderjarig waren, op wederzijds initiatief en met toestemming naaktmateriaal naar elkaar hadden gestuurd. De rechtbank concludeerde dat de handelingen van de verdachte niet konden worden gekwalificeerd als een misdrijf tegen de zeden, gezien de geringe leeftijdsverschillen en de context van hun relatie.
De rechtbank sprak de verdachte vrij van het deel van de tenlastelegging dat betrekking had op de afbeeldingen die niet van het slachtoffer waren, en verklaarde dat het bewezen verklaarde feit niet strafbaar was. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door de vader van het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, omdat de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan niet aan de verdachte tenlastegelegd waren. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee kinderrechters, en is openbaar uitgesproken op 25 september 2023.