ECLI:NL:RBZWB:2023:6700

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
02-333607-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • Mr. De Beer
  • Mr. Haesen
  • Mr. Van der Pols
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontuchtige handelingen en seksueel binnendringen bij minderjarige door gering leeftijdsverschil en relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 september 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004. De verdachte werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een meisje dat op het moment van de feiten nog geen 16 jaar oud was. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van het slachtoffer. Tijdens de zitting op 11 september 2023 werd de zaak inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de seksuele handelingen, maar dat deze niet als ontuchtig konden worden gekwalificeerd vanwege het geringe leeftijdsverschil en de relatie tussen de verdachte en het slachtoffer.

De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat het dossier onvoldoende bewijs bevatte en dat de handelingen binnen de context van hun relatie plaatsvonden met wederzijdse instemming. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en het slachtoffer een affectieve relatie hadden en dat de seksuele handelingen niet in strijd waren met de sociaal-ethische normen. De rechtbank concludeerde dat het ontuchtige karakter van de handelingen ontbrak, gezien het geringe leeftijdsverschil en de vrijwilligheid van de handelingen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.

Daarnaast werd de benadeelde partij, vertegenwoordigd door een voogd, niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank veroordeelde de benadeelde partij in de kosten van de verdachte, die tot dat moment op nihil waren begroot.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-333607-22
vonnis van de meervoudige kamer van 25 september 2023
in de strafzaak tegen de ten tijde van de tenlastegelegde feiten minderjarige
[verdachte01],
geboren op [geboortedatum01] 2004 te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ),
wonende te [adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsvrouw mr. R.T.K. Davidse, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 11 september 2023, waarbij de officier van justitie mr. M.P. de Graaf en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 februari 2021 tot en met 31 januari 2022
1. ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer01] (hierna: [slachtoffer01] ), die toen wel twaalf jaar oud was maar nog geen 16 jaar oud, welke handelingen mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam;
2. ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer01] , die toen nog geen 16 jaar oud was.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van de verklaringen van [slachtoffer01] en verdachte wettig en overtuigend bewezen kan worden dat seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen hen, onder meer bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer01] . De officier van justitie is echter van mening dat dit seksueel contact niet als ontuchtig is aan te merken. Hij stelt zich op het standpunt dat sprake is van een gering leeftijdsverschil en dat verdachte en [slachtoffer01] een relatie hadden. Op basis daarvan kan dus niet worden gezegd dat sprake was van ontuchtige handelingen. [slachtoffer01] heeft verder verklaard dat zij een aantal keer onder druk gezet dan wel gedwongen is om seksueel contact te hebben met verdachte, maar verdachte ontkent dat of heeft dat in elk geval niet door gehad. Op basis van het dossier en de verklaring van verdachte is het niet vast te stellen of de handelingen ook tegen de zin van [slachtoffer01] hebben plaatsgevonden. Het is niet onvoorstelbaar dat – als het wel zo zou zijn – verdachte dat niet in de gaten heeft gehad. De officier van justitie vordert dat verdachte integraal wordt vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat. De verklaring van [slachtoffer01] wordt niet ondersteund door enig steunbewijs. Verdachte ontkent hetgeen waarvan [slachtoffer01] hem beschuldigt in die zin dat al het seksueel contact heeft plaatsgevonden met instemming en binnen hun relatie. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat er wel wettig en overtuigend bewijs is dan dient vrijspraak te volgen, omdat het ontuchtige karakter van de handelingen ontbreekt. Er was sprake van een relatie, de seksuele handelingen hebben vrijwillig plaatsgevonden en er is geen sprake van een groot leeftijdsverschil.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de stukken in het dossier en wat tijdens de zitting is besproken, stelt de rechtbank vast dat verdachte en [slachtoffer01] in de periode zoals ten laste gelegd een relatie hadden waarbinnen zij seksueel contact hebben gehad. Dit wordt door verdachte ook niet ontkend.
De vraag die beantwoord moet worden is of deze seksuele handelingen zijn aan te merken als ontuchtig. Bij de beantwoording van die vraag is van belang of de betreffende handelingen algemeen als sociaal-ethisch zijn aanvaard of dat die handelingen in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Uitgangspunt is dat seksueel contact met een jongere onder de zestien jaar oud een ontuchtig karakter heeft en strafbaar is, ter bescherming van deze jeugdigen. Onder omstandigheden kan echter volgens de Hoge Raad aan seksueel contact met een persoon tussen de 12 en 16 jaar het ontuchtig karakter ontbreken, bijvoorbeeld als die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die een affectieve relatie hebben en slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. De handelingen zijn in dergelijke gevallen niet in strijd met algemeen aanvaarde sociaal-ethische normen.
Vastgesteld kan worden dat verdachte en [slachtoffer01] vanaf februari 2021 een affectieve relatie hebben gehad. Er was binnen die relatie regelmatig seksueel contact tussen hen. Verdachte was bij aanvang van de relatie 16 jaar en 6 maanden oud en [slachtoffer01] was bijna 14 jaar oud. Dit maakt dat zij slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. Weliswaar is [slachtoffer01] gelet op haar verleden en problematiek een kwetsbaar meisje, maar hetzelfde geldt voor verdachte. Zij woonden beiden bij [jeugdinstelling01] , een instelling voor jeugdhulpverlening. Niet is gebleken dat verdachte emotioneel veel verder ontwikkeld is dan [slachtoffer01] of andersom. In die zin is sprake van leeftijdsgenoten die in een relatie seks met elkaar hebben gehad.
De rechtbank is verder van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte en [slachtoffer01] ook seks hebben gehad, terwijl [slachtoffer01] dit eigenlijk niet wilde. Uit de verklaring van [slachtoffer01] blijkt dat tijdens de relatie vaak sprake was van vrijwillig seksueel contact, maar ook dat verdachte haar tot seks zou hebben gedwongen. Verdachte ontkent echter dat hij [slachtoffer01] heeft gedwongen tot seks. Hij was in de veronderstelling dat het seksuele contact tussen hem en [slachtoffer01] altijd met wederzijdse instemming plaatsvond. De verklaring van [slachtoffer01] wordt op dit punt niet ondersteund door ander bewijsmateriaal. Ten aanzien van de berichten die zich in het dossier bevinden, overweegt de rechtbank dat deze wellicht twijfels oproepen, maar dat niet valt uit te sluiten dat de berichten zijn gestuurd in de context zoals die door verdachte tijdens de zitting is beschreven en toegelicht. De rechtbank kan (enkel) op basis van deze berichten dan ook niet vaststellen dat verdachte [slachtoffer01] ook heeft gedwongen tot seksuele handelingen.
Onder deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat ervan moet worden uitgegaan dat het seksuele contact tussen verdachte en [slachtoffer01] niet in strijd is met de algemeen aanvaarde sociaal-ethische normen, zodat het ontuchtige karakter aan de door de verdachte gepleegde seksuele handelingen ontbreekt. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.

5.De benadeelde partij

Namens de minderjarige benadeelde partij [slachtoffer01] heeft [voogd01] van de benadeelde partij) als wettelijk vertegenwoordigster, een vordering tot schadevergoeding van € 2.500,00 ingediend aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Verdachte is vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer01] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer01] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Beer, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. Haesen en mr. Van der Pols, kinderrechters, in tegenwoordigheid van
mr. Philipsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 september 2023.
Mr. Van der Pols en mr. Haesen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.