In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 september 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004. De verdachte werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een meisje dat op het moment van de feiten nog geen 16 jaar oud was. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van het slachtoffer. Tijdens de zitting op 11 september 2023 werd de zaak inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de seksuele handelingen, maar dat deze niet als ontuchtig konden worden gekwalificeerd vanwege het geringe leeftijdsverschil en de relatie tussen de verdachte en het slachtoffer.
De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat het dossier onvoldoende bewijs bevatte en dat de handelingen binnen de context van hun relatie plaatsvonden met wederzijdse instemming. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en het slachtoffer een affectieve relatie hadden en dat de seksuele handelingen niet in strijd waren met de sociaal-ethische normen. De rechtbank concludeerde dat het ontuchtige karakter van de handelingen ontbrak, gezien het geringe leeftijdsverschil en de vrijwilligheid van de handelingen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.
Daarnaast werd de benadeelde partij, vertegenwoordigd door een voogd, niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank veroordeelde de benadeelde partij in de kosten van de verdachte, die tot dat moment op nihil waren begroot.