ECLI:NL:RBZWB:2023:6705

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
26 september 2023
Zaaknummer
C/02/400426 / HA ZA 22-399 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Scheffers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om heroverweging van bindende eindbeslissing in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 september 2023 uitspraak gedaan in een zaak tussen eiser en gedaagden. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.J.E. Schoofs, heeft een vordering ingesteld tegen gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.P.M. Smit. Gedaagden hebben verzocht om heroverweging van een eerdere bindende eindbeslissing, omdat zij van mening zijn dat deze op een kennelijk onjuiste feitelijke en/of juridische grondslag is gebaseerd. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat van de eindbeslissing wordt afgeweken. De rechtbank heeft verwezen naar de bewijsopdracht die in het tussenvonnis van 31 mei 2023 is gegeven en heeft iedere verdere beslissing aangehouden. Gedaagden hebben bezwaar gemaakt tegen specifieke rechtsoverwegingen in het eerdere vonnis, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat de argumenten van gedaagden niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank heeft benadrukt dat het aan gedaagden is om te bewijzen dat de annulering van de koopovereenkomst op initiatief van eiser heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft de stellingen van gedaagden verworpen en bevestigd dat er geen sprake is van een kennelijk onjuiste grondslag voor de eerdere beslissing. De zaak blijft dus in stand zoals eerder beslist, en verdere beslissingen worden aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/400426 / HA ZA 22-399
Vonnis van 20 september 2023
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: ‘ [eiser] ’,
advocaat: mr. G.J.E. Schoofs te Heerlen,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [plaats 2] ,
2.
[gedaagde 2],
te [plaats 2] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: ‘ [gedaagden] ’,
advocaat: mr. E.P.M. Smit te Vught.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 31 mei 2023;
- de akte uitlaten bewijslevering alsmede verzoek heroverweging wegens kennelijk onjuiste grondslag aan de zijde van [gedaagden] van 5 juli 2023;
- de antwoordakte aan de zijde van [eiser] van 23 augustus 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
[gedaagden] hebben bij akte bezwaar gemaakt tegen de inhoud van rechtsoverwegingen 4.4 en 4.5 in het vonnis van 31 mei 2023, omdat deze volgens [gedaagden] op een kennelijk onjuiste feitelijke en/of juridische grondslag zijn gebaseerd. [gedaagden] verzoeken de rechtbank die rechtsoverwegingen te heroverwegen.
2.2.
[gedaagden] hebben de grondslag voor het verzoek om heroverweging niet toegelicht. De rechtbank begrijpt het verzoek van [gedaagden] zo dat zij verzoeken om terugkomen op een bindende eindbeslissing. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad [1] kan van een eindbeslissing in dezelfde instantie niet meer worden teruggekomen, behalve als bijzondere omstandigheden het onaanvaardbaar maken dat de rechter aan de eindbeslissing in kwestie is gebonden.
2.3.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak geen sprake is van de hiervoor bedoelde bijzondere omstandigheden. Er is namelijk geen sprake van een kennelijk onjuiste feitelijke en/of juridische grondslag.
2.4.
De rechtbank volgt [gedaagden] niet in hun stelling dat rechtsoverweging 4.4. feitelijk onjuist is. Het is aan [gedaagden] te bewijzen dat het annuleren van de koopovereenkomst op initiatief van [eiser] heeft plaatsgevonden. Uit de tekst op de factuur van [notaris] (“
Levering heeft geen doorgang”) blijkt niet op wiens initiatief de levering geen doorgang heeft gevonden. De tekst is daarom neutraal van aard. De tekst op zichzelf spreekt niet over de al dan niet definitieve doorgang van de overdracht.
Dat de notaris in het begeleidend schrijven bij de factuur heeft medegedeeld dat de overdracht definitief geen doorgang zal vinden en dat het dossier gesloten zal worden, en het feit dat de factuur is betaald, maakt niet dat voornoemde tekst niet meer neutraal van aard is. De mededeling in het begeleidend schrijven van de notaris zegt namelijk evenmin iets over de vraag op wiens initiatief de koopovereenkomst is geannuleerd. De rechtbank gaat daarom aan de stelling van [gedaagden] voorbij.
2.5.
De rechtbank volgt [gedaagden] ook niet in hun stelling dat rechtsoverweging 4.5 feitelijk en/of juridisch onjuist is. In deze rechtsoverweging is de rechtbank ingegaan op het verweer van [eiser] dat sprake is van rechtsverwerking gelet op het stilzitten na het verlagen van de koopprijs en de omstandigheid dat [eiser] zijn huurpenningen is blijven voldoen.
2.6.
[gedaagden] stellen dat zij ook feitelijk aan hun verweer ten grondslag hebben gelegd dat door verdiscontering van het risico in de koopprijs, in de afspraak tussen partijen besloten lag dat de verwezenlijking van dit risico niet zou worden afgewacht, maar zou worden gedragen door de partij die gecompenseerd werd voor dit risico. Dit is geen vorm van rechtsverwerking, maar een vorm van uitleg van de afspraken tussen partijen. Door de verdiscontering van het risico in de koopprijs alleen in het kader van de rechtsverwerking te beoordelen, zonder de feitelijke stellingen in het licht van hun meer subsidiaire verweren te beoordelen, heeft de rechtbank de rechtsoverweging op een onjuiste feitelijk en/of juridische grondslag gebaseerd, aldus [gedaagden] .
2.7.
De rechtbank deelt dit standpunt niet. [gedaagden] hebben namelijk in de feitelijke onderbouwing van hun verweer dat ziet op rechtsverwerking [2] gesteld dat het afspreken van een korting veronderstelt dat beide partijen niet zouden afwachten om te bezien of het risico ter zake het gebruik zich wel of niet zou verwezenlijken, maar dat zij de transactie af zouden ronden voordat dit bekend zou worden. Mede deze omstandigheid maakt dat [eiser] zijn rechten heeft verwerkt, zo stellen [gedaagden] . Hierop heeft de rechtbank een beslissing gegeven, namelijk dat het stilzitten na het verlagen van de koopprijs niet ertoe leidt dat [gedaagden] er gerechtvaardigd op mochten vertrouwen dat [eiser] heeft afgezien van de koop. In zoverre heeft de rechtbank die stelling van [gedaagden] daarin betrokken en is er geen sprake van dat uitgegaan is van een kennelijk onjuiste feitelijke en/of juridische grondslag.
2.8.
[gedaagden] hebben naast het verweer van rechtsverwerking het standpunt ingenomen dat geen nakoming van een overeenkomst kan worden verlangd waarin een verlaging van de koopprijs is afgesproken vanwege het verdisconteren van een risico in de koopprijs, nádat is gebleken dat dit risico zich niet heeft verwezenlijkt, wanneer het juist de bedoeling van partijen is geweest om de verwezenlijking van het risico niet af te wachten [3] . [gedaagden] hebben in dit verband gesteld dat, gelet op deze uitleg van de overeenkomst, de vordering tot nakoming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
2.9.
De rechtbank heeft op dit verweer geen beslissing genomen, omdat deze uitleg van de afspraken als verweer tegen de nakoming van de overeenkomst is gevoerd. Na wijziging van eis is geen nakoming meer gevorderd.
2.10.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, blijft de rechtbank bij hetgeen zij in haar tussenvonnis van 31 mei 2023 heeft overwogen en beslist.
2.11.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben [gedaagden] aangevoerd dat in de afgesproken koopprijs het risico van de bestemming verdisconteerd was. Zij stellen daartoe: “
als je bereid bent de prijs van het lot te betalen, dan moet je hiertoe overgaan vóór de trekking”. De rechtbank begrijpt hieruit, met de nadere toelichting in onderhavig verzoek tot heroverweging, dat [gedaagden] , los van de verweren die zien op rechtsverwerking en op de vordering tot nakoming, als zelfstandig verweer hebben gevoerd dat tussen partijen is afgesproken dat door de verdiscontering van het risico in de koopprijs de verwezenlijking van dit risico niet afgewacht zou worden en dat dit de bedoeling van partijen was.
2.12.
[eiser] betwist dat met de vermindering van de koopprijs een bepaald risico in de overeenkomst werd verdisconteerd en stelt dat dit niet blijkt uit de onderliggende stukken. De koopprijs werd volgens hem verminderd omdat [gedaagden] de leveringsakte niet tijdig lieten passeren.
2.13.
Dit verweer van [gedaagden] , dat ertoe strekt te betogen dat partijen hebben afgezien van nakoming van de overeenkomst na verwezenlijking van het risico, en dat dit de bedoeling van partijen was, heeft de rechtbank nog niet beoordeeld. Deze uitleg volgt niet op voorhand uit de stukken. Op [gedaagden] rust de bewijslast van hun stelling, nu [eiser] deze uitleg van de overeenkomst gemotiveerd heeft betwist. De rechtbank stelt vast dat ter zake geen gespecificeerd bewijsaanbod is gedaan, zodat aan deze stelling van [gedaagden] voorbij wordt gegaan.
2.14.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verwijst naar de bewijsopdracht zoals die in het tussenvonnis van 31 mei 2023 is gegeven,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Scheffers en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2023 in tegenwoordigheid van mr. Hartman als griffier.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de Hoge Raad, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl met nummers ECLI:NL:HR:2015:2461 en ECLI:NL:HR:2008:BC2800.
2.Zie 2.2.1 en 2.2.4 tot en met 2.2.8 van de conclusie van antwoord.
3.Zie 2.2.9 tot en met 2.2.13 conclusie van antwoord.