ECLI:NL:RBZWB:2023:6716

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 september 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
C/02/413519 / FA RK 23/4133
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van de Merbel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 25 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1949, in een verpleeginstelling. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een machtiging van drie maanden op basis van de Wet zorg en dwang (Wzd). Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag zijn verschillende zorgprofessionals en de cliënt zelf gehoord. De cliënt heeft aangegeven dat het goed met haar gaat en dat zij naar huis wil, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een psychogeriatrische aandoening en/of psychische stoornis, waardoor de cliënt niet in staat is om de zorg in de thuissituatie te dragen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel voor de cliënt en haar echtgenoot te voorkomen. De rechtbank heeft daarom een machtiging verleend voor de duur van één maand, met aanhouding van het overige deel van het verzoek tot de mondelinge behandeling op 23 oktober 2023. De rechtbank heeft ook aangegeven dat een medische verklaring van een onafhankelijke psychiater noodzakelijk is om de zorgbehoefte van de cliënt zorgvuldig te kunnen bepalen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/413519 / FA RK 23/4133
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 25 september 2023van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van drie maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt01],
geboren op [geboortedatum01] 1949 te [geboorteplaats01] ,
wonende [adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
thans verblijvende in de accommodatie [verpleeginstelling01] te [plaats01] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. S. van de Voorde te Middelburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 4 september 2023, ingekomen ter griffie op 4 september 2023.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de aanvraag van 17 augustus 2023;
- de medische verklaring van 16 augustus 2023;
- het zorgplan van 17 augustus 2023;
- een afschrift van de beschikking van deze rechtbank op het verzoek tot het voortzetten van de inbewaringstelling van 31 juli 2023;
- de machtiging van 5 juli 2022.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 25 september 2023, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
- dhr. [naam01] , specialist ouderengeneeskunde;
- mevr. [naam02] , specialist ouderengeneeskunde;
- mevr. [naam03] , psycholoog;
- [naam04] , verpleegkundige;
- [naam05] , verzorgende.

2.Het verzoek

2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van drie maanden.

3.Standpunten

3.1
Cliënt heeft aangegeven dat het goed gaat. Zij wil rust. Verder wil cliënt naar huis en niet langer in de verpleeginstelling blijven.
3.2
Namens cliënt heeft de advocaat primair verzocht om het verzoek af te wijzen. Cliënt wil niet langer in de verpleeginstelling blijven en bovendien ontbreekt een diagnose. In de medische verklaring wordt immers slechts gesproken over een vermoeden. Subsidiair verzoekt de advocaat om het verzoek aan te houden in afwachting van een medische verklaring van een psychiater. Er is slechts een medische verklaring door een specialist ouderengeneeskunde opgesteld. Uit de stukken volgt echter dat er zowel sprake is van psychogeriatrische als van psychiatrische problematiek en dat niet duidelijk is welke problematiek voorliggend is of hoe de problematiek zich tot elkaar verhoudt. In de rechtspraak is bepaald dat er in dergelijke gevallen ook een medische verklaring van een psychiater moet zijn. Ook heeft de advocaat van het zorgpersoneel vernoemen dat bij hen de vraag rijst of een verpleeginstelling wel de meest passende plek voor cliënt is. Temeer nu het verlenen van zorg op een psychogeriatrische afdeling wezenlijk anders is dan op de psychiatrische afdeling. Het moet duidelijk worden wat de meest passende plek voor cliënt is en van welke zorg zij het meest kan profiteren.
3.3
De heer [naam01] heeft toegelicht dat cliënt iets vooruitgaat. Dit mede vanwege het (gedwongen toegediende) antipsychoticum. Cliënt is toegankelijker, komt af en toe van haar kamer af en – hoewel beperkt – eet en drinkt. Er is enigszins sprake van contactgroei. Er was eerder meer sprake van achterdocht, terugtrekken en agressie. Als gevolg van een ophoging van de medicatie is cliënt vervolgens wel weer suffer geworden, slaapt zij meer en eet en drinkt zij slechter. Het is lastig om een diagnose te stellen, omdat cliënt niet coöperatief is en het moeilijk is om haar aandacht en het contact met cliënt te behouden. Dit maakt dat de onderzoeken (o.a. naar het geheugen) niet uitgevoerd kunnen worden. Duidelijk is wel dat er sprake is van zowel een psychotische ontregeling als van een cognitieve achteruitgang met oriëntatie- en geheugenproblemen. Het blijft echter onduidelijk welke problematiek voorliggend is. De specialist ouderengeneeskunde vreest dat dit – op korte termijn – ook niet duidelijk zal gaan worden. De specialisten ouderengeneeskunde hebben overleg gehad met de psychiaters van [ggz-instelling01] . Zij denken mee over het behandeltraject. Ook is cliënt meermalen (drie keer) door een psychiater beoordeeld. Verder is samen met [ggz-instelling01] afgewogen welke setting het meest passend is voor cliënt. Naast dat er bij [ggz-instelling01] geen plek is, zal een behandeling daar – gezien het huidige beeld en de niet-coöperatieve houding van cliënt – niet meer zijn dan hetgeen nu in de verpleeginstelling wordt gedaan, namelijk het toedienen van een antipsychoticum. Het toedienen van een elektroshock wordt niet passend gevonden vanwege de belasting voor cliënt en is mogelijk zinloos als de psychotische verschijnselen vooral neurocognitief van aard zijn. De begeleidings- en zorgbehoefte van cliënt en de wijze waarop cliënt benaderd wordt, dient bepalend te zijn. Dit maakt dat een psychogeriatrische afdeling meer passend is dan een psychiatrische afdeling. Er moet namelijk worden ingezet op een veilige omgeving en geprobeerd worden om de minimale contactgroei die er is, te behouden. Wel is het voor cliënt belangrijk dat zij wordt overgeplaatst naar een verpleeginstelling dichterbij haar echtgenote en familieleden. Cliënt stelt zich het meest toegankelijk op naar haar familieleden die dan gemakkelijker bij haar langs kunnen gaan. Om die reden zal door een verhuizing haar welzijn kunnen worden vergroot. De specialist ouderengeneeskunde vraagt zich af of en op welke manier een medische verklaring van een psychiater, zoals de advocaat dat heeft verzocht, aanvullend kan zijn ten opzichte van hetgeen nu is aangeleverd. Juist nu er uitgebreid overleg is gevoerd met de psychiaters en zij ook meedenken in het behandeltraject.
3.4
Mevrouw [naam02] heeft aangevuld dat het niet de verwachting is dat de diagnostiek binnen drie of zes maanden helemaal duidelijk zal worden. Er is te weinig verandering zichtbaar en te weinig ingang om zodanige diagnostiek uit te voeren dat een uiteindelijke diagnose gesteld kan worden. Daarbij komt dat het toestandsbeeld vermoedelijk alleen maar zal verslechteren. Er is op alle mogelijke manieren geprobeerd om de diagnostiek te verduidelijken, waaronder door de psychiaters van [ggz-instelling01] erbij te betrekken. Dat zowel sprake is van een cognitieve stoornis als van psychische ontregeling is zeker. Er moet worden gekeken naar welke plek het meest passend is voor cliënt. Verder is er middels de gedwongen antipsychoticum in depotvorm enigszins sprake van een stabiele situatie, waarbij cliënt eet en drinkt. De tabletvorm is geen mogelijkheid, omdat cliënt geen medicatie wil. Zonder depot is cliënt niet in contact, wil zij niet worden verzorgd en niet eten en drinken.
3.5
Door de psycholoog is naar voren gebracht dat de familieleden al voor de opname cognitieve problemen bij cliënt hebben waargenomen, hetgeen lijkt te passen bij een ontwikkelende dementie. De psychotische verschijnselen ontstonden pas later. Cliënt is eerder niet bekend geweest met psychische problematiek. Verder is de nabijheid van de familieleden een zeer belangrijke factor. De echtgenote van cliënt is behoorlijk kwetsbaar en autorijden gaat erg moeizaam voor hem. Gelet op de kwaliteit van leven is het zowel voor cliënt als de echtgenote wenselijk als cliënt dichterbij de familieleden gaat wonen en niet wordt verplaatst naar een psychiatrische instelling die juist verder weg ligt.
3.6
De verpleegkundige benoemt dat er verschillende benaderingswijzen worden ingezet om cliënt een fijn gevoel te geven. Ook wordt het depot bewust door de verpleging toegediend en niet door het zorgpersoneel. Zo kan het zorgpersoneel een vertrouwensband opbouwen. Dat stagneert echter. Verder is het gedrag van cliënt zeer wisselend. Soms zoekt cliënt het contact op en soms barricadeert zij de deur en komt zij niet uit haar kamer.
3.7
De verzorgende geeft ook aan dat het beeld heel wisselend is. De ene dag wil cliënt uit zichzelf eten en drinken en de andere dag weigert zij het eten en het drinken.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening en/of een psychische stoornis. Vanwege de niet-coöperatieve houding van cliënt en omdat het moeilijk is om de aandacht van cliënt en het contact met cliënt te behouden, is het tot op heden onvoldoende gelukt om diagnostiek uit te voeren om vervolgens een (definitieve) diagnose te stellen. Uit de stukken en hetgeen is besproken, volgt dat er bij cliënt zowel sprake is van een cognitieve achteruitgang als van een psychotische ontregeling. Cliënt heeft oriëntatie- en geheugenproblemen, maar zij is ook achterdochtig en angstig. Verder is gebleken dat cliënt geen ziektebesef en -inzicht heeft. De specialist ouderengeneeskunde heeft aangegeven dat het niet duidelijk is welke problematiek voorliggend is.
Deze zaak speelt zich derhalve af op het grensgebied van psychiatrie en psychogeriatrie (er is sprake van “dubbelproblematiek”) en om die reden is relevant of cliënt op grond van de Wzd dan wel op grond van de Wvggz behandeld moet worden. Uit de artikelen 1:1 lid 3 Wvggz en 1 lid 6 Wzd volgt immers dat slechts één wettelijk kader tegelijkertijd van toepassing kan zijn. Bepalend is welke problematiek op het moment van de te nemen beslissing op de voorgrond staat en de actuele zorgbehoefte van cliënt, waarbij ook de continuïteit van de zorg in een vertrouwde omgeving in aanmerking moet worden genomen.
Aan de orde is de vraag welke medische deskundige bij gecombineerde problematiek mag bepalen welke problematiek op het moment van beoordeling op de voorgrond staat en daarmee diens actuele zorgbehoefte bepaalt. In deze is alleen een medische verklaring die is opgesteld door een specialist ouderengeneeskunde overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat daarmee niet volstaan had mogen worden. Ook het oordeel van een onafhankelijke deskundige die voldoende bekwaam is op het terrein van de psychiatrie is in deze nodig om de zorgbehoefte van cliënt zorgvuldig te kunnen bepalen. Te meer omdat niet weersproken is dat er bij het zorgpersoneel twijfels zijn of de psychogeriatrische afdeling, waar cliënt nu verblijft, past bij haar zorgbehoefte. Om die reden verwacht de rechtbank een medische verklaring van een onafhankelijke psychiater die (minstens een jaar) niet is betrokken bij cliënt en haar behandeling en cliënt kort daarvoor feitelijk heeft onderzocht en/of gesproken. In die medische verklaring dient de psychiater in het bijzonder ook in te gaan op hoe de psychogeriatrische problematiek en psychiatrische problematiek van cliënt zich tot elkaar verhouden en of een psychogeriatrische afdeling of een psychiatrische afdeling meer passend is voor cliënt en bij welke zorg zij het meeste baat zal hebben. De rechtbank is van oordeel dat het ontbreken van deze medische verklaring van een onafhankelijke psychiater echter, gelet op hetgeen hierna wordt overwogen, niet dient te leiden tot een afwijzing van het verzoek. Een afwijzing van het verzoek zal in de huidige situatie onaanvaardbare gevolgen voor cliënt hebben.
4.2
De psychogeriatrische aandoening en/of psychische stoornis leidt namelijk (ongeacht welke voorliggend is) tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Er is sprake van achterdocht, agitatie en verbale en fysieke agressie richting derden. Als gevolg hiervan is het steunsysteem van cliënt in de thuissituatie ernstig overbelast geraakt. Daarnaast is de voeding- en vochtinname van cliënt zeer wisselend; soms weigert zij om te eten en te drinken.
4.3
De huidige opname en het verblijf op de psychogeriatrische afdeling zijn (voor nu) noodzakelijk en vooralsnog geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Het verblijf van cliënt in de thuissituatie is niet langer houdbaar en leidt tot ernstig nadeel voor zowel cliënt zelf als haar echtgenote en overige familieleden. De rechtbank is van oordeel dat cliënt is aangewezen op 24-uurs zorg en begeleiding door gespecialiseerde verpleging in de nabijheid. Een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een verpleeginstelling kan die noodzakelijke 24-uurs zorg en begeleiding aan cliënt bieden en is daarom vooralsnog geschikt. Daarbij komt dat de echtgenote en andere familieleden hierdoor worden ontlast en gevaarlijke situaties worden voorkomen.
4.4
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De rechtbank is van oordeel dat er gelet op de zorgbehoefte en de problematiek van cliënt geen mogelijkheden zijn om de zorg in de thuissituatie te realiseren. Ook is de echtgenote van cliënt niet in staat om de zorg voor cliënt te dragen nu hij erg kwetsbaar is.
4.5
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Cliënt heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij naar huis wil en niet langer bij de verpleeginstelling wil blijven. De rechtbank is van oordeel dat cliënt niet beseft dat naar huis gaan niet langer mogelijk is. Daarom is een rechterlijke machtiging nodig.
4.6
De machtiging zal gelet op het voorgaande en vanwege het ontbreken van een medische verklaring van een onafhankelijke psychiater, niet worden verleend voor de verzochte duur, maar voor de duur van een maand, met aanhouding van het overige deel van het verzoek. Het overige deel van het verzoek zal tijdens de mondelinge behandeling van 23 oktober 2023 om 09.30 uur worden behandeld. De advocaat van cliënt heeft ingestemd met deze zittingsdatum en -tijdstip en de andere aanwezigen hebben niet van bezwaren tegen deze datum en tijd doen blijken. De medische verklaring dient uiterlijk drie werkdagen voorafgaand aan de mondelinge behandeling – en daarmee uiterlijk op 19 oktober 2023 – te worden ingediend bij de griffie van de rechtbank.
4.7
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[cliënt01], geboren op [geboortedatum01] 1949 te [geboorteplaats01] ,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk
23 oktober 2023;
houdt het overige deel van het verzoek aan tot de mondelinge behandeling van
maandag 23 oktober 2023 om 09.30 uurbij [verpleeginstelling01] ( [adres02] te [plaats01] ) in afwachting van de medische verklaring van de onafhankelijke psychiater, welke uiterlijk drie werkdagen voorafgaand aan de mondelinge behandeling – en daarmee uiterlijk op 19 oktober 2023 – bij de griffie van de rechtbank moet worden ingediend;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als een oproeping voor de mondelinge behandeling van 23 oktober 2023 om 09.30 uur voor cliënt, de advocaat van cliënt, de specialisten ouderengeneeskunde en het zorgpersoneel;
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Van de Merbel, rechter en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2023 in tegenwoordigheid van mr. Vork als griffier, en op 27 september 2023 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.