ECLI:NL:RBZWB:2023:6724

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
C/02/412177 / FA RK 23/3505
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Bethlehem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een verpleeginstelling op basis van de Wet zorg en dwang

Op 13 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor een cliënt, geboren in 1944, die lijdt aan vasculaire dementie. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) had verzocht om een machtiging voor de duur van zes maanden, omdat de cliënt niet meer in staat is om voor zichzelf te zorgen en er ernstige zorgen zijn over haar gezondheid en welzijn. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 september 2023 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt, haar advocaat, de huisarts en de casemanager. De huisarts en casemanager gaven aan dat de thuissituatie onhoudbaar is en dat de cliënt 24-uurszorg nodig heeft, wat niet in de thuissituatie kan worden geboden. De cliënt verzet zich tegen opname in een verpleeginstelling, maar de rechtbank oordeelde dat de opname noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank verleende de machtiging voor de gevraagde duur van zes maanden, ingaande op 13 september 2023 en eindigend op 13 maart 2024. De beschikking is mondeling gegeven door mr. Bethlehem en schriftelijk uitgewerkt op 27 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/412177 / FA RK 23/3505
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 13 september 2023van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt01],
geboren op [geboortedatum01] 1944 te [plaats01] ,
wonende te [adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. R.T.K. Davidse te Middelburg.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 24 juli 2023, ingekomen ter griffie op 24 juli 2023.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring van 18 juli 2023;
- de aanvraag van 12 juni 2023;
- het machtigingsformulier CIZ van 1 juni 2023;
- het indicatiebesluit van 30 december 2022.
1.2
Vervolgens heeft een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden op 7 augustus 2023, op het hierboven genoemde woonadres van cliënt, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Bij deze gelegenheid is, zoals volgt uit dat proces-verbaal, de verdere behandeling aangehouden tot 13 september 2023, zodat in de tussentijd kon worden onderzocht of er nog mogelijkheden bestaan om cliënt in de thuissituatie van de noodzakelijk geachte zorg te voorzien dan wel om de familie van cliënt in de gelegenheid te stellen om een passende woonplek voor cliënt te vinden.
1.3
De nadere mondelinge behandeling van het verzoek heeft vervolgens plaatsgevonden op 13 september 2023, eveneens op het hierboven genoemde woonadres van cliënt. Daarbij waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [naam01] , casemanager dementie;
- mevrouw [naam02] , huisarts;
- mevrouw [naam03] en mevrouw [naam04] , dochters van cliënt.

2.Het verzoek

2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van zes maanden.

3.Standpunten

3.1
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft cliënt aangegeven dat het goed met haar gaat. Zij heeft het goed thuis.
3.2
De advocaat van cliënt heeft afwijzing van het verzoek bepleit. Volgens cliënt gaat het goed met haar. Zij ervaart geen problemen thuis en wil graag in haar woning blijven wonen. Daarbij benoemt de advocaat dat het lastig is gebleken om de zorg voor cliënt in de thuissituatie verder uit te breiden.
3.3
De huisarts heeft aangegeven dat de thuissituatie van cliënt onhoudbaar is geworden. Cliënt beschikt niet over ziekte-inzicht en is niet meer in staat om goed voor zichzelf te zorgen. Er bestaan zorgen over haar hygiëne en het grootste gevaar ligt in het te weinig eten en drinken nadat cliënt insuline toegediend heeft gekregen. Dit kan fatale situaties opleveren. Daarnaast vergeet cliënt soms haar sleutels, dwaalt zij regelmatig door het wooncomplex, en weet zij de weg niet meer terug naar haar woning. De huisarts benoemt voorts dat het op de momenten dat er iemand bij cliënt aanwezig is, goed met haar gaat. Gelet daarop is cliënt aangewezen op 24-uurszorg, toezicht en begeleiding. Dit kan haar in de thuissituatie niet geboden worden. Cliënt dient daarom in een verpleeginstelling opgenomen te worden. Daarbij benadrukt de huisarts dat er geen sprake is van vrijwilligheid bij cliënt ten aanzien van de opname en het verblijf in een verpleeginstelling.
3.4
De casemanager heeft aangegeven dat er al lange tijd een totale ontreddering bij cliënt zichtbaar is. Vanwege het vergevorderde dementiële toestandsbeeld van cliënt kan de dagbesteding cliënt eigenlijk geen passende zorg meer bieden. Ook de begeleiding in de thuissituatie kan cliënt niet meer van de benodigde zorg voorzien; cliënt behoeft 24-uurszorg in de nabijheid. Tot slot benoemt de casemanager dat cliënt zich duidelijk verzet tegen een opname en verblijf in een verpleeginstelling.
3.5
Door de dochters van cliënt is naar voren gebracht dat er aanstaande maandag een plekje voor cliënt vrij komt in de [verpleeginstelling01] . De voorkeur van de dochters gaat echter uit naar de [verpleeginstelling02] , omdat cliënt daar meer rust en structuur geboden kan worden. De dochters vinden het nog steeds vervelend dat zij niet goed zijn ingelicht over de Wzd-procedure. Zij waren in de veronderstelling dat het erg lang zou duren voordat cliënt opgenomen zou kunnen worden. Tot slot benoemen de dochters dat er geen sprake is van vrijwilligheid bij cliënt ten aanzien van de opname en het verblijf in een verpleeginstelling; cliënt wil haar woning niet verlaten.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten vasculaire dementie. Dit is door of namens cliënt niet betwist.
4.2
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstig lichamelijk letsel en ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank overweegt dat cliënt niet meer in staat is om voor zichzelf te zorgen. Zij heeft veel ondersteuning en begeleiding nodig bij de alledaagse levensverrichtingen. Dit weigert cliënt regelmatig. Zo laat cliënt zich bijvoorbeeld niet verschonen, wat gelet op haar incontinentie en urinewegontsteking tot ernstige vervuiling leidt. Ook is de woning van cliënt regelmatig vervuild. Cliënt krijgt daarnaast insuline toegediend en eet en drinkt erg slecht, wat tot gevaarlijke situaties kan leiden. Tot slot is cliënt bekend met dwaalgedrag, waarbij zij de weg naar haar woning niet meer kan terugvinden.
4.3
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Cliënt behoeft 24-uurszorg, begeleiding, structuur en toezicht in een veilige woonomgeving. Dit kan haar in een verpleeginstelling geboden worden.
4.4
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De rechtbank overweegt dat de beschikbare zorg, begeleiding en ondersteuning in de thuissituatie maximaal is ingezet, en niet meer afdoende is om de bovengenoemde zorg weg te kunnen nemen.
4.5
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Cliënt geeft duidelijk aan dat zij niet weg wil uit haar woning. Zij wil niet naar een verpleeginstelling verhuizen.
4.6
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, met ingang van heden en tot en met 13 maart 2024.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[cliënt01], geboren op [geboortedatum01] 1944 te [plaats01] ,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk
13 maart 2024.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Bethlehem, rechter en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2023 in tegenwoordigheid van mr. De Haas als griffier, en op 27 september 2023 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.

Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.