ECLI:NL:RBZWB:2023:6727

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
10249537 CV EXPL 23-3199 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van der Lende-Mulder Smit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming van een huurwoning wegens huurachterstand en verwerping van het beroep op opschorting

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Deza Buitenhof B.V. en een gedaagde partij over de ontbinding van een huurovereenkomst en ontruiming van een woning. Deza, de eisende partij, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van € 5.830,00 tot en met april 2023. De gedaagde partij voerde verweer aan, stellende dat hij de huur had opgeschort vanwege gebreken aan de woning en dat hij niet in staat was om de huur volledig te betalen door persoonlijke en financiële omstandigheden.

De rechtbank oordeelde dat het beroep op opschorting niet slaagde, omdat de gedaagde niet had aangetoond dat de gebreken aan de woning in redelijke verhouding stonden tot de achterstallige huur. De kantonrechter wees de vorderingen van Deza toe, inclusief de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis. De gedaagde werd ook veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de nog niet vervallen huurtermijnen, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De rechtbank benadrukte dat de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde niet voldoende waren om de ontbinding en ontruiming te rechtvaardigen, gezien de structurele tekortkomingen in de nakoming van de betalingsverplichtingen.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 24 mei 2023 en de kantonrechter heeft de vorderingen van Deza grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele onderdelen die zijn ingetrokken door Deza tijdens de procedure.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10249537 \\ CV EXPL 22-3199
Vonnis van 24 mei 2023
in de zaak van
DEZA BUITENHOF B.V.,
te Alphen aan den Rijn,
eisende partij,
hierna te noemen: Deza,
gemachtigde: mr. M. Weij,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. R. Wouters.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 februari 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de brief met producties van [gedaagde] ;
- de akte vermeerdering van eis tevens houdende akte overlegging producties van Deza;
- de mondelinge behandeling van 24 april 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Vanaf 1 mei 2022 huurt [gedaagde] de woning aan [adres] te [plaats] (hierna: de woning) van Deza. De huurprijs bedraagt € 810,00 per maand en is bij vooruitbetaling voor of uiterlijk op de eerste dag van iedere maand verschuldigd.
2.2.
Bij brief van 3 november 2022 is namens Deza aan [gedaagde] verzocht de huurachterstand over de maanden september, oktober en deels november 2022, een bedrag van € 2.185,36, binnen 15 dagen na ontvangst van de brief te betalen. Ook is aangezegd dat als [gedaagde] de huurachterstand niet binnen de genoemde termijn betaalt, Deza aanspraak maakt op de buitengerechtelijke incassokosten van € 327,00.
2.3.
Op 18 november 2022 is [gedaagde] door Deza aangemeld bij de gemeente [plaats] in het kader van vroegsignalering voor schuldhulpverlening.

3.Het geschil

3.1.
Deza vordert na vermeerdering van eis - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen;
II. [gedaagde] te veroordelen de woning binnen acht dagen na betekening van het vonnis te ontruimen;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van:
III. € 5.830,00 aan huurachterstand tot en met april 2023 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dagvaarding;
IV. de nog niet vervallen huurtermijnen tot en met de datum ontbinding van de huurovereenkomst, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum vonnis;
V. € 810,00 voor elke maand of gedeelte van de maand, gedurende de periode na ontbinding tot aan de ontruiming van de woning;
VI. € 2.430,00 als voorschot op de schadevergoeding vanwege vroegtijdige beëindiging van de huurovereenkomst;
VII. € 570,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf twee dagen na datum vonnis;
VIII. de overige - daadwerkelijk geleden - schade over de periode vanaf drie maanden na de maand waarin ontruiming heeft plaatsgevonden nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
IX. de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf twee dagen na datum vonnis.
3.2.
Ter zitting heeft Deza haar vorderingen onder VI. en VIII. ingetrokken, zodat die niet meer ter beoordeling voorliggen.
3.3.
Deza heeft aan haar resterende vorderingen ten grondslag gelegd dat [gedaagde] in gebreke is gebleven met tijdige en volledige betaling van de door hem verschuldigde huur. Deze structurele tekortkoming in de nakoming van de betalingsverplichting uit hoofde van de huurovereenkomst rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst.
3.4.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd en voert - samengevat - het volgende aan. Hij heeft de huur opgeschort vanwege gebreken aan de woning. Daarnaast heeft hij de huur niet volledig kunnen betalen vanwege persoonlijke/financiële omstandigheden. Hij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Deza, dan wel de vorderingen aan Deza te ontzeggen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Deza in de kosten van deze procedure.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het door [gedaagde] gedane beroep op opschorting van de huurbetaling vanwege diverse gebreken aan de woning, slaagt niet. Het al dan niet (meer) bestaan van gebreken aan de woning, kan in het midden blijven. Opschorting moet onder meer in redelijke verhouding staan tot (de omvang en ernst van) de gebreken waarvoor wordt opgeschort. Niet gesteld noch gebleken is dat aan die voorwaarde is voldaan. [gedaagde] heeft betaling van de volledige huur gedurende meerdere maanden tot en met april 2023 achterwege gelaten, maar niet gebleken is dat de woning - in die periode - geheel onbruikbaar was door de gestelde gebreken. De kantonrechter verwerpt daarom het beroep op opschorting.
4.2.
De kantonrechter zal de vordering tot betaling van de achterstallige huur van
€ 5.830,00, gerekend tot en met april 2023, toewijzen. Ter zitting heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat hij in februari 2023 een bedrag van € 400,00 heeft betaald aan Deza, maar deze betaling is niet onderbouwd en wordt door Deza betwist. Aan die vermeende betaling wordt daarom voorbijgegaan. [gedaagde] heeft de hoogte van de gevorderde huurachterstand verder niet weersproken.
4.3.
Uit de akte vermeerdering eis tevens akte overlegging producties blijkt dat de huurachterstand na dagvaarding met 4 maanden is toegenomen. Dit betekent dat de huurachterstand meer dan 7 maanden is. [gedaagde] komt de huurovereenkomst dus al langere tijd niet na. [gedaagde] stelt toegelaten te zijn tot de schuldhulpverlening van de gemeente [plaats] en dat daarvoor is vereist dat hij in de gemeente [plaats] blijft wonen, zodat het van belang is dat hij in de woning kan blijven wonen. Dit is niet onderbouwd en blijkt niet uit de stukken. Dit leidt er dan ook niet toe dat er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor ontbinding en ontruiming niet is gerechtvaardigd. Bovendien is er geen concreet zicht op betaling van de huurachterstand en de lopende huur. [gedaagde] stelt wel dat hij een nieuwe baan heeft, maar na enig doorvragen blijkt het te gaan om een sollicitatie waarvan de uitkomst nog niet vast staat. Ondanks diverse toezeggingen en voorstellen van [gedaagde] om tot betaling over te gaan, is hij niet tot betaling overgegaan maar heeft hij de huurachterstand verder laten toenemen. Daarbij komt dat tijdens de zitting is gebleken dat het door [gedaagde] overgelegde financieel overzicht van zijn inkomsten en uitgaven en het overzicht van de openstaande schulden, die door hem zelf zijn opgesteld, niet actueel zijn. Deza vordert gelet op de forse huurachterstand terecht de ontbinding van de huurovereenkomst. De door [gedaagde] aangevoerde persoonlijke/financiële omstandigheden komen, hoe vervelend ook voor hem, voor zijn rekening en risico. De kantonrechter zal de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en de vordering tot ontruiming van de woning toewijzen, op de wijze zoals in de beslissing staat. De ontruimingstermijn wordt gesteld op 14 dagen na betekening van dit vonnis.
4.4.
De vorderingen tot betaling van de (nog niet vervallen) huurtermijnen, dan wel gebruikersvergoeding na ontbinding van de huurovereenkomst, worden toegewezen vanaf 1 mei 2023 tot aan de ontruiming van de woning.
4.5.
Deza vordert € 570,00 aan vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding komt op grond van artikel 6:96 lid 6 BW echter niet volledig voor toewijzing in aanmerking. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. Daarnaast heeft [gedaagde] op 13 december 2022 nog een bedrag van € 400,00 betaald. Dit is binnen de in de dagvaarding gestelde betalingstermijn van 14 dagen. Gelet op het doel van artikel 6:96 lid 6 BW om de consument te beschermen en hem een termijn te geven waarbinnen hij het verschuldigde kan betalen zonder daarvoor buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn, oordeelt de kantonrechter het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat die betaling wordt toegerekend aan een eerdere, nog openstaande, maandelijkse termijn. De gevorderde vergoeding zal dan ook gedeeltelijk worden afgewezen voor zover deze ziet op de verschuldigde termijn voor de maand december 2022. In dit geval wordt een bedrag van € 388,50 aan buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. Nu de toegewezen buitengerechtelijke incassokosten op de wet zijn gegrond, wordt het verweer dat deze kosten niet zijn onderbouwd verworpen. Dat Deza de buitengerechtelijke incassokosten heeft aangezegd, terwijl zij intern zou overleggen over een betalingsregeling, maakt niet dat [gedaagde] de kosten die gegrond zijn op de wet niet is verschuldigd.
4.6.
De gevorderde rente wordt toegewezen op de wijze zoals hierna in de beslissing staat. [gedaagde] heeft die niet weersproken.
4.7.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, waaronder de nakosten. Deze worden tot op heden aan de zijde van Deza vastgesteld op:
- kosten van de dagvaarding
105,31
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
660,00
(2,00 punten × € 330,00)
totaal
1.279,31
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen als en voor zover [gedaagde] de proceskosten niet binnen 14 dagen na de betekening van het vonnis zal hebben voldaan. Daarbij overweegt de kantonrechter dat [gedaagde] , indien deze door de betekening van het vonnis kennis heeft kunnen nemen van de inhoud daarvan, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de proceskostenveroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van 14 dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien.
4.9.
De kantonrechter begroot de na dit vonnis te maken kosten op € 132,00 aan salaris gemachtigde als [gedaagde] niet vrijwillig binnen 14 dagen na aanschrijving van Deza volledig aan dit vonnis voldoet. Dit bedrag wordt vermeerderd met de betekeningkosten van het vonnis als het vonnis na de hiervoor genoemde termijn is betekend. Het bedrag van
€ 132,00 wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na aanschrijving door Deza tot de dag van volledige betaling.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst tussen Deza en [gedaagde] ;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] de woning aan [adres] te ( [postcode] ) [plaats] binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis met al het zijne en de zijnen te ontruimen, bij gebreke waarvan Deza de ontruiming in overeenstemming met artikel 555 e.v. jo 444 Rv mag uitvoeren;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 5.830,00 aan huurachterstand tot en met april 2023:
  • te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.990,00 vanaf 8 december 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.840,00 vanaf 24 mei 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de huurtermijnen, althans het onbetaald gelaten gedeelte daarvan, vanaf 1 mei 2023 tot en met datum ontbinding van de huurovereenkomst, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 mei 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 810,00 voor elke maand of gedeelte van de maand, gedurende de periode na ontbinding dat [gedaagde] tot aan de ontruiming nog gebruik kan maken van de woning;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 388,50 aan buitengerechtelijke incassokosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf twee dagen na 24 mei 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Deza tot dit vonnis vastgesteld op € 1.279,31 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de 15e dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van de algehele voldoening;
5.8.
verklaart de hiervoor uitgesproken veroordelingen tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2023.