4.3.Ter zitting heeft huurder aangegeven niet te begrijpen welke bedragen hij nog dient te betalen, omdat hij op 1 december 2022 € 14.000,00 heeft betaald. Hierna worden achtereenvolgens de posten besproken waarvan verhuurder betaling vordert.
Bedrag op grond van de vaststellingsovereenkomst
Partijen zijn afspraken overeengekomen zoals opgenomen in de vaststellingsovereenkomst en weergegeven onder overweging 2.2. De kantonrechter zal dan ook uitgaan van die afspraken. Hieruit volgt dat er op 1 december 2022, ná betaling van het bedrag van € 14.000,00, nog een bedrag van € 6.163,68 aan huurachterstand resteerde. Verder is overeengekomen dat als huurder op 15 december 2022 € 3.085,50 (zijnde de huur over december 2022) en op uiterlijk 15 januari 2023 € 2.622,68 zou betalen, het resterende deel van de huurachterstand (zijnde € 3.541,00) zou worden kwijtgescholden. Vaststaat dat huurder niet aan die voorwaarden heeft voldaan, zodat verhuurder aanspraak kan maken op het volledige bedrag van € 6.163,68.
Restant aanvullende afspraak
Ter zitting is door verhuurder onweersproken toegelicht dat is afgesproken dat huurder € 15.000,00 aan verhuurder zou betalen, maar dat huurder per 1 december 2022 € 14.000,00 heeft betaald. Dit bedrag van € 14.000,00 is opgenomen in de vaststellingsovereenkomst. Het verschil, zijnde een bedrag van € 1.000,00, is niet opgenomen in de vaststellingsover-eenkomst, maar diende huurder nog wel te voldoen. Dat hierover overeenstemming bestaat tussen partijen blijkt uit de door verhuurder overgelegde e-mailberichten van 2 en 7 december 2022 en is door huurder ook niet weersproken. Vast staat dat huurder op 22 december 2022 € 500,00 heeft betaald, zodat ter zake nog € 500,00 resteert.
Achterstallige huur vanaf december 2022 tot en met maart 2023
Huurder heeft aangevoerd dat de betaling van € 3.085,00, die door verhuurder op 12 januari 2023 is ontvangen, de huur voor de maand december 2022 betreft. Als onweersproken staat vast dat als omschrijving bij de betaling
“huur [adres]” staat, zodat de kantonrechter op grond van artikel 6:43 BW ervan uitgaat dat die betaling ziet op de huur voor januari 2023. De huur over de maand december 2022 dient dus nog door huurder te worden betaald, terwijl er over de maand januari 2023 nog een bedrag van € 440,09 verschuldigd is (zie hierna). Per saldo maakt het overigens niet uit aan welke maand deze betaling wordt toegerekend; immers als daarmee de huur over december 2022 zou zijn voldaan, is er géén huur voldaan over januari 2023, zodat de huurachterstand over de gehele periode hetzelfde blijft.
Verhuurder is op grond van artikel 4.5 huurovereenkomst gerechtigd om de huurprijs jaarlijks per 1 januari aan te passen op basis van de consumentenprijsindex. Per 1 januari 2023 is de huur daarom geïndexeerd en vastgesteld op € 3.525,09. Dat de huur volgens huurder na deze verhoging te duur voor hem is, ontslaat hem niet van zijn betalings-verplichting. Huurder is daarom gehouden om de geïndexeerde huurprijs vanaf 1 januari 2023 te betalen. Aangezien huurder op 12 januari 2023 € 3.085,00 heeft betaald, is hij nog een bedrag van € 440,09 aan huur verschuldigd over de maand januari 2023.
Huurder heeft ter zitting erkend de huur over de maanden februari en maart 2023 niet te hebben voldaan (zijnde in totaal € 7.050,18). Daarmee komt de totale huurachterstand over de periode december 2022 tot en met maart 2023 uit op een bedrag van € 10.575,27.
Boete
De gevorderde boete van € 900,00 over de maanden december 2022 tot en met februari 2023 is als onweersproken en gegrond op artikel 23.2 van de algemene bepalingen verschuldigd.
Conclusie te betalen bedragen