ECLI:NL:RBZWB:2023:6729

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
10414023 VV EXPL 23-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • P. Ponds
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming huurwoning wegens betalingsachterstand in kort geding

In deze zaak heeft de Stichting Woonkwartier een kort geding aangespannen tegen een gedaagde die niet is verschenen. De vordering betreft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een betalingsachterstand. De gedaagde huurde sinds 25 april 2013 een woning van Woonkwartier, maar heeft herhaaldelijk huurachterstanden laten ontstaan. In een eerdere bodemprocedure was een vordering tot ontbinding en ontruiming afgewezen, maar de huidige vordering is gebaseerd op nieuwe feiten en omstandigheden die na dat vonnis zijn ontstaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde zijn verplichtingen niet is nagekomen en dat er een spoedeisend belang is voor Woonkwartier om de ontruiming te vorderen. De kantonrechter heeft de vorderingen van Woonkwartier toegewezen, inclusief de betaling van de huurachterstand en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10414023 \\ VV EXPL 23-21
Vonnis in kort geding van 15 mei 2023
in de zaak van
DE STICHTING STICHTING WOONKWARTIER,
te Zevenbergen,
eisende partij,
hierna te noemen: Woonkwartier,
gemachtigde: mr. J.G. van Heertum,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de aanvullende productie d.d. 28 april 2023 van Woonkwartier.
1.2.
Op verzoek van Woonkwartier is verkorting van de dagvaardingstermijn voor de openbare betekening toegestaan onder de voorwaarde dat de dagvaarding uiterlijk op 29 maart 2023 om 17.00 uur betekend moet zijn. Overeenkomstig artikel 54 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is betekening in geval van hen die een onbekende woon- en/of verblijfplaats hebben, voltooid zodra het te betekenen exploot is gelaten aan het parket van de ambtenaar van het Openbaar Ministerie. De dagvaarding is (pas) op 30 maart 2023 betekend aan het parket van de ambtenaar van het Openbaar Ministerie, waardoor op dat punt niet voldaan is aan de voorwaarde voor verkorting van de dagvaardingstermijn. Aan het niet voldoen aan die voorwaarde worden echter geen gevolgen verbonden, omdat de openbare betekening ten overvloede heeft plaatsgevonden. De dagvaarding is op 28 maart 2023 ook betekend aan het adres van de woning waar [gedaagde] volgens de Basisregistratie Personen zijn woonplaats heeft en daarbij is de daarvoor geldende (reguliere) dagvaardingstermijn in acht genomen.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 mei 2023. [gedaagde] is niet ter zitting verschenen. Aangezien, zoals hiervoor overwogen, bij dagvaarding de bij de wet voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, wordt tegen [gedaagde] verstek verleend. Van het verhandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De mondelinge behandeling is gesloten en er is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Met ingang van 25 april 2013 huurt [gedaagde] van Woonkwartier (althans haar rechtsvoorganger) de woning aan [adres] te [plaats] (hierna: de woning). De huurprijs bedraagt per 1 juli 2022 € 588,83 per maand en is bij vooruitbetaling voor de eerste van de maand verschuldigd. Op de huurovereenkomst zijn de Algemene huurvoorwaarden huurovereenkomst zelfstandige woonruimte d.d. 1 januari 2012 (hierna: de huurvoorwaarden) van toepassing.
2.2.
In 2021 is Woonkwartier een procedure tegen [gedaagde] gestart, waarin zij ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning heeft gevorderd. Aan die vorderingen heeft Woonkwartier onder andere ten grondslag gelegd dat [gedaagde] niet zijn hoofdverblijf in de woning had en de woning zonder toestemming van Woonkwartier geheel of gedeeltelijk aan derden onderverhuurde of in gebruik gaf. Gedurende die procedure liet [gedaagde] een huurachterstand van drie maanden ontstaan, waarna Woonkwartier haar grondslag en eis heeft vermeerderd.
2.3.
Bij vonnis van 10 november 2021 van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant te Middelburg zijn de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning afgewezen. In het vonnis is met betrekking tot de huurachterstand overwogen dat de gevorderde huurachterstand van drie maanden volledig is ingelopen en de vordering tot betaling van de huurachterstand daarom wordt afgewezen. Tegen dit vonnis is Woonkwartier in hoger beroep gegaan. De procedure bij het gerechtshof loopt nog.
2.4.
Bij e-mailbericht van 26 januari 2023 heeft Woonkwartier [gedaagde] verzocht de huurachterstand van € 2.342,08 (betreffende € 575,59 voor de maand maart 2022 en 3x
€ 588,83 voor de maanden november 2022, december 2022 en januari 2023) te betalen.
2.5.
Op 22 februari 2023 is [gedaagde] door Woonkwartier aangemeld bij de gemeente Halderberge in het kader van de vroegsignalering voor schuldhulpverlening.

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
Woonkwartier vordert in kort geding samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. ontruiming van de woning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis;
II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 3.519,74 aan voorschot ter hoogte van de huurachterstand berekend tot en met maart 2023;
III. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 588,33 per maand voor elke ingegane maand dat [gedaagde] na 31 maart 2023 in de woning verblijft;
IV. [gedaagde] te veroordelen in de proces- en nakosten.
3.2.
Woonkwartier legt aan de vorderingen - samengevat - het volgende ten grondslag. [gedaagde] is (herhaaldelijk) tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen op grond van de huurovereenkomst, de huurvoorwaarden en artikel 7:212 Burgerlijk Wetboek door de huur niet (volledig) te betalen. In de afgelopen twee jaar heeft [gedaagde] drie keer een huurachterstand van drie maanden of meer laten ontstaan. Ten eerste over de maanden juni, juli en augustus 2021, welke achterstand werd aangezuiverd kort voorafgaand aan de mondelinge behandeling bij de kantonrechter in de vorige procedure. Vervolgens bleek dat [gedaagde] voorafgaand aan de comparitie na aanbrengen bij het gerechtshof (in de thans nog lopende appèlprocedure) wederom drie maanden huurachterstand had laten ontstaan en deed [gedaagde] kort voor die zitting een aantal betalingen. Nadien is er wederom een huurachterstand ontstaan. De huurachterstand bij dagvaarding in onderhavige zaak bedraagt tot en met maart 2023 zes maanden; na correctie van de administratie (op basis van de bij de overboekingen door [gedaagde] gehanteerde omschrijvingen) bleek de huur van maart 2022 nog open te staan en vanaf november 2022 is er geen huur meer betaald. Tot slot stelt Woonkwartier dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering gelet op de oplopende huurachterstand.
3.3.
De kantonrechter stelt voorop dat de rechter die in kort geding moet beslissen over een vordering nadat een bodemrechter daarover al vonnis heeft gewezen, zijn oordeel – behoudens uitzonderingen – dient af te stemmen op het meest recente oordeel van de rechter in de bodemprocedure. Deze zogenoemde afstemmingsregel is echter naar het oordeel van de kantonrechter in deze zaak niet van toepassing. Weliswaar is er tussen partijen op 10 november 2021 een vonnis gewezen in een bodemzaak – naar aanleiding waarvan thans nog een appèlprocedure aanhangig is bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch – maar de grondslag van de vordering in het onderhavige kort geding is een andere dan in die procedure én is bovendien gebaseerd op nieuwe feiten en omstandigheden die zijn ontstaan na het vonnis in de bodemprocedure. In de bodemzaak is namelijk aan de vordering - kort gezegd - ten grondslag gelegd dat [gedaagde] zijn hoofdverblijf niet heeft in de woning en dat er in 2021 een huurachterstand is ontstaan. In het onderhavige kort geding heeft Woonkwartier aan haar vordering ten grondslag gelegd dat er een nieuwe huurachterstand is ontstaan na het wijzen van het vonnis in de bodemprocedure. Hooguit speelt de achterstand uit 2021 een rol in het kader van het door Woonkwartier gestelde herhaalde karakter van de wanprestatie, maar ook dat is iets anders dan hetgeen Woonkwartier ten grondslag heeft gelegd aan haar de vorderingen in de bodemprocedure.
3.4.
Beoordeeld dient te worden of Woonkwartier een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorziening en of aannemelijk is dat de vordering van Woonkwartier in een (nieuwe) bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het - mede gelet op de belangen van partijen over en weer - gerechtvaardigd is om op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd.
3.5.
De spoedeisendheid van de zaak vloeit voort uit het door Woonkwartier gestelde en is in voldoende mate gebleken. Woonkwartier heeft toegelicht dat na dagvaarding de huurachterstand verder is opgelopen, nu ook de huur over de maand april 2023 niet is betaald.
3.6.
Aangezien de betalingsverplichting uit de huurovereenkomst, de huurvoorwaarden en de wet voortvloeit, [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd en de vorderingen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen, is gelet op de forse en herhaalde wanprestatie (in de vorm van huurachterstand) toewijzing in de bodemprocedure dusdanig aannemelijk dat hierop in kort geding wordt vooruitgelopen. De kantonrechter zal de vorderingen toewijzen met inachtneming van het volgende.
3.7.
Woonkwartier vordert de wettelijke rente over de huurachterstand van € 3.519,74. Uit het petitum van de dagvaarding noch uit het lichaam van de dagvaarding blijkt vanaf welke datum de wettelijke rente wordt gevorderd, de wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf de datum van dagvaarding.
3.8.
Ten aanzien van de gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het vonnis overweegt de kantonrechter het volgende. Gelet op de aanzienlijke huurachterstand die ook na dagvaarding verder is toegenomen alsmede op de omstandigheid dat er kennelijk vanaf november 2022 geen contact meer met [gedaagde] is te krijgen, prevaleert het belang van Woonkwartier om het vonnis - ook als dat nog niet onherroepelijk is - te kunnen executeren en het verder oplopen van de huurachterstand te voorkomen. De gevorderde voorzieningen worden dan ook uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.9.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Woonkwartier als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
129,86
- griffierecht
487,00
- salaris gemachtigde
529,00
Totaal
1.145,86
3.10.
De kantonrechter begroot de na dit vonnis te maken kosten op € 132,00 aan salaris gemachtigde als [gedaagde] niet vrijwillig binnen 14 dagen na aanschrijving van Woonkwartier volledig aan dit vonnis voldoet. Dit bedrag wordt vermeerderd met de betekeningkosten van het vonnis als het vonnis na de hiervoor genoemde termijn is betekend.

4.De beslissing in kort geding

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning aan het [adres] te ( [postcode] ) [plaats] , [gemeente] , te ontruimen en te verlaten, met al hetgeen van hem is en met al de personen die zijdens [gedaagde] in voornoemde woning verblijven, en de woning onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking te stellen van Woonkwartier;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 3.519,74 aan huurachterstand tot en met maart 2023 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 maart 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 588,33 per maand voor elke ingegane maand dat [gedaagde] na 31 maart 2023 in voornoemde woning verblijft, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag dat het bedrag opeisbaar is geworden tot aan de dag van de algehele voldoening;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Woonkwartier tot dit vonnis vastgesteld op € 1.145,86;
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ponds en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2023.