Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
2.De feiten
[minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren te [land] op [geboortedag 1] 2017;
[minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2020.
3.De vordering
4.De beoordeling
- verzetten de belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zich tegen een wijziging van het gezag, in die zin dat het ouderlijk gezag van de vrouw beëindigd wordt en de man belast wordt met het eenhoofdig gezag? Zo ja:
- bestaat er, bij toewijzing van het gezag aan de ouders gezamenlijk, een onaanvaardbaar risico dat de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] klem of verloren zal raken tussen de ouders en is niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of is het anderszins in het belang van de minderjarige te achten om af te wijken van het in de wet neergelegde uitgangspunt dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen?