ECLI:NL:RBZWB:2023:6733

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
C/02/413394 / KG ZA 23-420
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verhuisverbod en raadsonderzoek in kort geding betreffende gezag over minderjarigen

In deze zaak heeft de man, eiser, een kort geding aangespannen tegen de vrouw, gedaagde, met als doel een verhuisverbod te verkrijgen voor de minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De man vordert dat de vrouw wordt verboden om de kinderen uit zijn feitelijke macht te verwijderen of mee te nemen naar een andere woon- of verblijfplaats. De vrouw is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, waardoor verstek is verleend. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de man sinds augustus 2022 de zorg voor de kinderen draagt, nadat de vrouw niet goed voor hen zorgde. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de vordering van de man toe te wijzen, gezien het belang van de kinderen. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de man toegewezen en een dwangsom van € 250 per dag opgelegd voor elke overtreding van het verbod, met een maximum van € 10.000. Tevens is er een raadsonderzoek verzocht ter voorbereiding van de bodemprocedure, waarin de man verzoekt om het eenhoofdig gezag over de kinderen.

Uitspraak

Vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/413394 / KG ZA 23-420
Vonnis in kort geding van 20 september 2023
in de zaak van
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat: mr. Ph. van Kampen te Goes,
tegen
[de vrouw] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedaagde.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de mail met bijlage van mr. Van Kampen van 11 september 2023;
- de mondelinge behandeling op 14 september 2023.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de minderjarige en/of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is verschenen de man, bijgestaan door zijn advocaat. Daarnaast is verschenen een vertegenwoordigster namens de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad, om de voorzieningenrechter over de vordering te adviseren.
De vrouw is, hoewel opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie het navolgende thans nog minderjarige kind is geboren:
-
[minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren te [land] op [geboortedag 1] 2017;
Na verbreking van de relatie is als kind van de moeder geboren:
-
[minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2020.
2.2.
De man heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] erkend. De vrouw is belast met het eenhoofdig gezag over de kinderen.
2.3.
Op 10 juli 2023 heeft de man een bodemprocedure aanhangig gemaakt (bekend onder zaak-/rekestnummer C/02/411591 / FA RK 23-3229) strekkende tot wijziging van het gezag.
2.4.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven bij de man.

3.De vordering

3.1.
De man vordert bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. gedaagde te verbieden de kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit de feitelijke macht van eiser te verwijderen, verplaatsen of mee te nemen naar een andere (vaste) woon- of verblijfplaats dan de huidige woon-/verblijfplaats van eiser, thans [adres 1] [woonplaats] ;
II. dat bij overtreding van voormeld verbod of bevel, de vrouw een dwangsom verbeurt van € 250,= per dag dat zij de kinderen uit de macht van eiser verwijdert en derhalve geen gehoor geeft aan het in dezen te wijzen vonnis.
3.2.
Door en namens de man is daartoe in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het navolgende aangevoerd.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de man en hij draagt feitelijk de zorg over hen. Dat is zo sinds augustus 2022. De man is toen gebeld door de vader van de vrouw (hierna: de opa) met de vraag of hij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wilde komen ophalen omdat de opa signalen ontving dat de vrouw niet goed voor hen zorgde. De vrouw heeft hieraan meegewerkt. Sindsdien hebben de vrouw en de kinderen contact via videobellen, er heeft geen fysiek contact meer plaatsgevonden. De vrouw heeft ervoor getekend dat ze toestemming verleent voor gezamenlijk gezag met de man, maar tot op heden heeft ze dit niet samen met de man online willen regelen. De vrouw heeft al eerder verklaard dat zij voornemens is/was om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] mee te nemen naar [land] en onlangs heeft zij wederom een dergelijke uitspraak gedaan. De man is bang dat de vrouw de kinderen meeneemt en dat wil hij niet. Het gaat goed met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij hem. Zij staan bij hem ingeschreven, gaan naar de opvang en school en de oudste gaat naar voetbal. Ook heeft hij zaken zoals de zorgverzekering geregeld. De man maakt zich zorgen als de vrouw met de kinderen naar [land] zou gaan want hij weet niet waar de kinderen dan gelaten worden en wie voor hen zal zorgen.

4.De beoordeling

4.1.
De vrouw is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het dagvaardingsexploot op de door de wet voorgeschreven wijze aan de vouw is uitgebracht. De deurwaarder heeft het exploot betekend aan de ambtenaar van het openbaar ministerie bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant en op 8 september 2023 is er een uittreksel van het exploot (openbaar) bekend gemaakt in de Staatscourant. Bij de dagvaarding zijn zodoende de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat tegen de vrouw verstek wordt verleend.
4.2.
Op grond van de overgelegde stukken en de toelichting door de man tijdens de mondelinge behandeling staat het spoedeisend belang van de man bij zijn vordering vast.
4.3.
Namens de Raad is tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, naar voren gebracht dat het heel ingrijpend is voor kinderen om ineens van de ene opvoedomgeving in de andere opvoedomgeving te belanden. De manier waarop de man een en ander heeft aangepakt en alles voor de kinderen is gaan regelen komt de Raad echter adequaat over. De Raad adviseert om de vordering van de man toe te wijzen, om het risico te voorkomen dat de kinderen weer ineens van verblijfplaats en opvoedomgeving wisselen als de vrouw ze daadwerkelijk zou ophalen. Omdat er nu heel weinig informatie bekend is en de Raad wel zicht wil krijgen op de kinderen, stelt de Raad voor om ten behoeve van de bodemprocedure een raadsonderzoek te starten.
4.4.
Met de Raad is de voorzieningenrechter van oordeel dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] al een zeer ingrijpende gebeurtenis hebben meegemaakt doordat de man hen bij de vrouw heeft opgehaald in augustus 2022 en zij sindsdien bij de man verblijven, omdat de vrouw kennelijk niet goed voor hen zorgde. Onweersproken is gesteld dat dit met instemming van de vrouw is gebeurd. De voorzieningenrechter constateert dat de man [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij hem heeft ingeschreven, dat [minderjarige 1] naar school gaat, dat [minderjarige 2] naar de opvang gaat en dat de zorgverzekering voor de kinderen geregeld is. Dit zijn belangrijke zaken en de voorzieningenrechter vindt het positief dat de man deze zaken zo adequaat heeft opgepakt. Het is niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat er onzekerheid bestaat of de vrouw hen komt ophalen en meeneemt naar bijvoorbeeld [land] . De onweersproken vordering van de man zal daarom worden toegewezen, inclusief de dwangsom. Aan de dwangsom zal een maximum worden verbonden, aangezien de te verbeuren dwangsom anders oneindig kan oplopen. Het maximum zal worden bepaald op € 10.000,=.
4.5.
In de bodemprocedure heeft de man verzocht om hem te belasten met het eenhoofdig gezag en daarmee dus het gezag van de vrouw te beëindigen. Dit is een verstrekkend verzoek. Om die reden zal de voorzieningenrechter ingaan op het voorstel van de Raad en de Raad daarom, zoals aangekondigd, ten behoeve van en vooruitlopend op de bodemprocedure met zaak-/rekestnummer C/02/411591 / FA RK 23-3229, verzoeken om een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de navolgende vragen:
  • verzetten de belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zich tegen een wijziging van het gezag, in die zin dat het ouderlijk gezag van de vrouw beëindigd wordt en de man belast wordt met het eenhoofdig gezag? Zo ja:
  • bestaat er, bij toewijzing van het gezag aan de ouders gezamenlijk, een onaanvaardbaar risico dat de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] klem of verloren zal raken tussen de ouders en is niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of is het anderszins in het belang van de minderjarige te achten om af te wijken van het in de wet neergelegde uitgangspunt dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen?
4.6.
In afwachting van de rapportage en het advies van de Raad zal de mondelinge behandeling die reeds gepland staat in de bodemprocedure worden doorgehaald en zal er een nieuwe mondelinge behandeling worden gepland in januari 2024. De Raad heeft kenbaar gemaakt dat het onderzoek waarschijnlijk binnen twee maanden afgerond is. Verzocht wordt om de rapportage en het advies ruimschoots voor de mondelinge behandeling van 11 januari 2024 in te dienen in de bodemprocedure, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift hiervan aan partijen. Partijen krijgen vervolgens de kans hier op te reageren.
4.7.
Gelet op de relatie die tussen partijen heeft bestaan, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt de vrouw om de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit de feitelijke macht van eiser te verwijderen, verplaatsen of mee te nemen naar een andere (vaste) woon- of verblijfplaats dan de huidige woon-/verblijfplaats van eiser, thans [adres 1] [woonplaats] ;
5.2.
veroordeelt de vrouw om aan de man een dwangsom te betalen van € 250,-- voor iedere dag dat zij het hiervoor onder 5.1 gegeven verbod overtreedt en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit de macht van eiser verwijdert en derhalve geen gehoor geeft aan het in deze te wijzen vonnis, tot een maximum van € 10.000,-- is bereikt;
5.3.
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Middelburg, om ten behoeve van en vooruitlopend op de bodemprocedure met zaak-/rekestnummer C/02/411591 / FA RK 23-3229 een onderzoek te (doen) verrichten en vervolgens rapport en advies uit te brengen ter beantwoording van de hierboven onder r.o. 4.5. vermelde vragen, welk rapport tijdig voorafgaand aan de mondelinge behandeling op 11 januari 2024 dient te worden ingebracht in bovengenoemde bodemprocedure;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2023 in tegenwoordigheid van mr. Van Ginneke, griffier.