ECLI:NL:RBZWB:2023:6750

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
10269757 CV 23-35 en 10544057 CV 23-1858
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de bedrijfsruimte wegens huurachterstand

In deze zaak vordert de rechtspersoon naar buitenlands recht, Spark Investment II S.À.R.L., ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de bedrijfsruimte van de gedaagden, H.O.D.N. [bedrijf gedaagden]. De gedaagden hebben sinds november 2022 maandelijks een hoger bedrag dan de maandelijkse betalingsverplichting voldaan, maar er bestaat een huurachterstand van meer dan drie maanden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat, hoewel er sprake is van een huurachterstand, de gedaagden een reëel perspectief hebben geboden om de achterstand op korte termijn in te lopen. De vordering tot ontbinding en ontruiming is afgewezen, maar de kantonrechter heeft wel een bedrag van € 6.866,36 aan huurachterstand toegewezen, evenals een contractuele (boete)rente van € 1.500,00 en buitengerechtelijke incassokosten van € 718,32. De proceskosten zijn vastgesteld op € 2.305,14. De kantonrechter heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van deze bedragen. Het vonnis is uitgesproken op 27 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummers: 10269757 CV EXPL 23-35
10544057 CV EXPL 23-1858
Vonnis van 27 september 2023
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht SPARK INVESTMENT II S.À.R.L.,
statutair gevestigd te Luxemburg (Luxemburg),
eisende partij,
gemachtigde: mr. M. Weij,
tegen
[gedaagde 1],
H.O.D.N. [bedrijf gedaagden],
zaakdoende te [plaats 1] en wonende te [plaats 2] ,
gedaagde partij in de zaak met zaaknummer 10269757 CV EXPL 23-35,
procederend in persoon,
en
[gedaagde 2],
H.O.D.N. [bedrijf gedaagden],
zaakdoende te [plaats 1] ,
gedaagde partij in de zaak met zaaknummer 10544057 CV EXPL 23-1858,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna “ Spark Investment”, “ [gedaagde 1] ” en “ [gedaagde 2] ” genoemd. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen gezamenlijk als “ [bedrijf gedaagden] ” worden aangeduid.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
de dagvaarding van 29 december 2022 met producties;
de conclusie van antwoord van [gedaagde 1] van 27 januari 2023 met producties;
de akte overlegging producties van Spark Investment van 4 mei 2023 met één productie;
e aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 16 mei 2023;
de dagvaarding tevens houdende incidentele vordering tot zaaksvoeging van 26 mei 2023 met producties;
het extract audiëntieblad van de rolzitting van 7 juni 2023;
de akten overlegging producties van 11 augustus 2023 van Spark Investment met producties.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen van partijen en de overgelegde stukken, gaat de kantonrechter – voor zover thans van belang – uit van de volgende feiten:
a. [bedrijf gedaagden] huurt sinds 1 februari 2022 de bedrijfsruimte aan [adres] te [plaats 1] van Spark Investment. De huurovereenkomst is aangegaan voor de duur van vijf jaar en lopende tot en met 31 januari 2027.
De maandelijkse betalingsverplichting bestaat uit het betalen van de huurprijs van € 1.239,58, servicekosten ad € 99,17 en promotiebijdrage van € 85,00, zijnde een totaalbedrag van € 1.423,75. De huurprijs wordt op grond van artikel 4.4 van de huurovereenkomst jaarlijks per 1 februari geïndexeerd. De maandelijkse betalingsverplichting bedraagt per 1 februari 2023 een totaalbedrag van € 1.613,17.
In artikel 14.1 van de huurovereenkomst staat opgenomen dat [bedrijf gedaagden] een korting van twee maanden huur ter hoogte van € 1.239,58 ontvangt als tegemoetkoming voor de inrichtingskosten. Deze kosten worden verrekend met de maandelijkse huur.
Op de huurovereenkomst zijn de algemene bepalingen huurovereenkomst winkelruimte en andere bedrijfsruimte van toepassing (hierna: algemene voorwaarden). In de algemene voorwaarden staat onder andere het volgende opgenomen:

25.1 De betaling van de huurprijs en van al hetgeen verder krachtens deze huurovereenkomst is verschuldigd, zal uiterlijk op de vervaldata (…) geschieden (…)
25.3
Telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, verbeurt huurder aan verhuurder van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van 1% van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van € 300 per maand. (…)”.
Op 29 december 2022 heeft Spark Investment [gedaagde 1] gedagvaard in verband met een bestaande huurachterstand. Daarbij vorderde Spark Investment onder andere ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde, schadevergoeding wegens het voortijdig beëindigen van de huurovereenkomst en contractuele boete.
Op 16 mei 2023 heeft er een mondelinge behandeling plaatsgevonden. [gedaagde 1] is, niet ter zitting van 16 mei 2023 verschenen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter geconcludeerd dat slechts [gedaagde 1] (één van de twee huurders) door Spark Investment is gedagvaard. Vervolgens is de zaak aangehouden om Spark Investment de gelegenheid te geven om [gedaagde 2] te dagvaarden.
Op 26 mei 2023 heeft Spark Investment alsnog [gedaagde 2] gedagvaard in verband met de bestaande huurachterstand. Daarbij heeft Spark Investment een incidentele vordering tot voeging ingesteld.
Bij vonnis van 21 juni 2023 heeft de kantonrechter beslist dat de zaken met zaaknummer 10544057 CV EXPL 23-1858 en zaaknummer 10269757 CV EXPL 23-35 verder gevoegd worden behandeld. De behandeling is voortgezet ter zitting van 11 augustus 2023.
i. [bedrijf gedaagden] heeft diverse (extra) betalingen verricht.

3.Het geschil

3.1
Spark Investment vordert in de dagvaarding van 29 december 2022 om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
de tussen Spark Investment en [gedaagde 1] bestaande huurovereenkomst te ontbinden;
[gedaagde 1] te veroordelen om binnen acht dagen na betekening van het vonnis de bedrijfsruimte aan [adres] te [plaats 1] (hierna: het gehuurde) te ontruimen met machtiging van Spark Investment om, wanneer [gedaagde 1] binnen de gestelde termijn in gebreke mocht blijven, de ontruiming zelf te doen uitvoeren;
[gedaagde 1] te veroordelen om aan Spark Investment te betalen een bedrag van € 4.271,25 als voorschot op de schadevergoeding vanwege vroegtijdige beëindiging van de huurovereenkomst, te rekenen vanaf de maand waarin ontruiming heeft plaatsgevonden, maar niet meer dan de looptijd van de oorspronkelijke huurovereenkomst en niet meer dan de daadwerkelijk door Spark Investment te lijden schade in geval van verhuur binnen drie maanden, vermeerderd met de wettelijke (handels)rente;
[gedaagde 1] te veroordelen om aan Spark Investment te betalen een bedrag van € 8.150,42 aan huurachterstand over de maanden februari, mei tot en met juli, oktober en november 2022;
[gedaagde 1] te veroordelen om aan Spark Investment te betalen een bedrag van € 2.100,00 aan contractuele boete;
[gedaagde 1] te veroordelen om aan Spark Investment te betalen een bedrag van € 1.522,62,62 aan contractueel vastgestelde vergoeding aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[gedaagde 1] te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2
[gedaagde 1] voert verweer.
3.3
Spark Investment vordert (in de hoofdzaak) in de dagvaarding van 26 mei 2023 om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. de tussen Spark Investment en [gedaagde 2] bestaande huurovereenkomst te ontbinden;
b. [gedaagde 2] te veroordelen om binnen acht dagen na betekening van het vonnis het gehuurde te ontruimen;
c. [gedaagde 2] te veroordelen om aan Spark Investment te betalen een bedrag van € 4.797,00 als voorschot op de schadevergoeding vanwege vroegtijdige beëindiging van de huurovereenkomst, te rekenen vanaf de maand waarin ontruiming heeft plaatsgevonden, maar niet meer dan de looptijd van de oorspronkelijke huurovereenkomst en niet meer dan de daadwerkelijk door Spark Investment te lijden schade in geval van verhuur binnen drie maanden;
d. [gedaagde 2] te veroordelen om aan Spark Investment te betalen een bedrag van € 8.206,85 aan huurachterstand over de maanden mei tot en met juli, oktober en november 2022, april en mei 2023;
e. [gedaagde 2] te veroordelen om aan Spark Investment te betalen een bedrag van € 2.700,00 aan contractuele boete;
f. [gedaagde 2] te veroordelen om aan Spark Investment te betalen een bedrag van € 1.204,02 aan contractueel vastgestelde vergoeding aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
g. [gedaagde 2] te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4
[gedaagde 2] voert verweer.
3.5
Kern van het geschil is de vraag of sprake is van een tekortkoming van [bedrijf gedaagden] die ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. De kantonrechter zal hierna (in onder 4. De beoordeling), voor zover van belang, ingaan op de stellingen en verweren van partijen.

4.De beoordeling

4.1
Spark Investment heeft het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd. [bedrijf gedaagden] is tekortgeschoten in haar verplichtingen voortvloeiende uit de huurovereenkomst. De tekortkoming bestaat uit het onbetaald laten van de volledige huur. De huurachterstand bedraagt ten tijde van de dagvaarding van 29 december 2022 € 8.150,42 en ten tijde van de dagvaarding van 26 mei 2023 een bedrag van € 8.206,85. Verder heeft Spark Investment in het buitengerechtelijke traject [bedrijf gedaagden] verschillende mogelijkheden geboden om op de huurachterstand in te lopen, maar [bedrijf gedaagden] heeft dit nagelaten. Voorts is [bedrijf gedaagden] meerdere keren tekort geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichting. Zij betaalt vanaf aanvang van de huurovereenkomst namelijk de maandelijkse huur inclusief promotiebijdrage en servicekosten niet tijdig en volledig. Nu [bedrijf gedaagden] structureel niet (tijdig) de maandelijkse kosten betaalt en toezeggingen niet naleeft, heeft Spark Investment geen vertrouwen dat de huurbetalingen in het vervolg tijdig en volledig door [bedrijf gedaagden] zullen worden voldaan. De hoogte van de huurachterstand en het structureel te laat betalen van de maandelijkse kosten rechtvaardigen ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde, zodat de (neven)vorderingen daartoe dienen te worden toegewezen.
4.2
Bij conclusie van antwoord heeft [gedaagde 1] erkend dat hij niet heeft voldaan aan de betalingsverplichting. Daarbij heeft hij de omstandigheden geschetst waaronder de huurachterstand is ontstaan. Zo is de huurachterstand ontstaan door overschrijding van de investeringsbegroting voor het verbouwen van het gehuurde. Voorts voert [gedaagde 1] aan dat de huurachterstand tot en met december 2022 een bedrag van € 6.334,59 dient te bedragen.
Tot slot geeft [gedaagde 1] te kennen dat hij graag in het gehuurde wil blijven huren. Hij zou dan ook graag een betalingsregeling willen treffen.
4.3
Op de rolzitting van 7 juni 2023 heeft [gedaagde 2] erkend dat de huur niet goed is betaald. Dit had te maken met hoge elektriciteitskosten, aflossing van de lening voor de verbouwing en een lagere omzet omdat [bedrijf gedaagden] geen vis mochten bakken. Iedere maand wordt een bedrag van € 2.000,00 voldaan om op de huurachterstand in te lopen. Voorts is met Spark Investment de afspraak gemaakt dat [gedaagde 2] over de maanden februari tot en met april 2022 geen huur hoefde te betalen in verband met de verbouwing. Daarnaast voert [gedaagde 2] aan dat de bouwlening zo goed als afgelost is. Tot slot geeft [gedaagde 2] aan graag het gehuurde te willen blijven huren nu de zaak goed loopt en hij er al veel geld in heeft zitten in verband met de verbouwing van het gehuurde.
Huurachterstand:
4.4
Vast staat dat [bedrijf gedaagden] een huurachterstand heeft laten ontstaan. Spark Investment heeft deze huurachterstand ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding van 29 december 2022 berekend op een bedrag van € 8.150,42 (huurachterstand tot en met november 2022) en ten tijde van de dagvaarding van 26 mei 2023 berekend op een bedrag van € 8.206,85 (huurachterstand tot en met mei 2023). Bij akten overlegging producties van 11 augustus 2023 heeft Spark Investment gesteld dat de huurachterstand tot en met augustus 2023 € 6.866,36 bedraagt. [bedrijf gedaagden] stelt dat zij na voornoemde akten nog een betaling heeft gedaan van € 2.000,00. Nu niet is gebleken dat deze betaling door Spark Investment is ontvangen, zal de betaling van € 2.000,00 op 11 augustus 2023 in dit vonnis buiten beschouwing worden gelaten. In het geval dat Spark Investment de betaling na de zitting van 11 augustus 2023 heeft ontvangen, dient dit bedrag alsnog in mindering te strekken op de achterstand.
4.5
Voorts voert [bedrijf gedaagden] aan dat, in tegenstelling tot hetgeen in artikel 14.1 van de huurovereenkomst is opgenomen, een korting zou worden verleend van drie maanden huur als tegemoetkoming voor de inrichtingskosten. Spark Investment heeft dit ter zitting betwist, waarbij zij heeft aangevoerd dat zo een (afwijkende) afspraak zou worden opgenomen in een Allonge. Gelet op de stellingen over en weer en dan met name de geschilpunten, zoals de stellige ontkenning van een afwijkende afspraak tussen partijen zonder dat er voldoende onderbouwing is van [bedrijf gedaagden] dat Spark Investment akkoord is gegaan met het verlenen van een korting van drie maanden huur, is de kantonrechter van oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat de huur over de maand april 2022 niet betaald hoefde te worden.
4.6
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter een bedrag van € 6.866,36 aan huurachterstand, berekend tot en met augustus 2023, toewijzen. Hierbij is rekening gehouden met de door [bedrijf gedaagden] verrichte betalingen tot en met juli 2023.
Ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde:
4.7
De kantonrechter overweegt dat uit artikel 6:265 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze hoofdregel van verbintenissenrecht is ook van toepassing op huurovereenkomsten.
4.8
Uit overweging 4.4 volgt dat [bedrijf gedaagden] tekortgeschoten is in de nakoming van haar betalingsverplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst jegens Spark Investment. De kantonrechter overweegt dat een huurovereenkomst voor beide partijen een voortdurende verplichting in houdt. Dit brengt mee dat indien een partij is tekortgeschoten in de nakoming van een verplichting uit de huurovereenkomst, deze weliswaar voor de toekomst nog kan worden nagekomen, maar dat de tekortkoming in het verleden daarmee niet ongedaan kan worden gemaakt. Door de huur niet tijdig en volledig te betalen, heeft [bedrijf gedaagden] een tekortkoming in de nakoming laten ontstaan die niet ongedaan gemaakt kan worden. In dit geval kan dat naar het oordeel van de kantonrechter niet leiden tot de door Spark Investment gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde omdat de ernst van de tekortkoming gelet op alle overige omstandigheden die ontbinding niet rechtvaardigt. [bedrijf gedaagden] betaalt sinds november 2022 maandelijks een bedrag van € 2.000,00. Dit bedrag is hoger dan de maandelijkse huurprijs inclusief promotiebijdrage en servicekosten. Daarmee heeft [bedrijf gedaagden] een reëel perspectief geboden voor het aflossen van de totale huurachterstand op korte termijn. Voorts heeft [bedrijf gedaagden] ten tijde van de mondelinge behandeling aangegeven dat de bouwlening op korte termijn is afbetaald, waardoor zij maandelijks een hoger bedrag zou kunnen voldoen om op de huurachterstand in te lopen.
4.9
Indien en voor zover Spark Investment haar vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst grondt op de verstoorde verhouding tussen partijen, kan de vordering evenmin slagen. Spark Investment baseert die verstoorde verhouding vooral op het gebrek aan vertrouwen dat de maandelijkse huurprijs inclusief promotiebijdrage en servicekosten in de toekomst tijdig en volledig worden voldaan. Nu de verstoorde verhouding nergens anders uit blijkt, kan dat niet leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst.
4.1
Dientengevolge zullen de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde worden afgewezen. Dat laat onverlet dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] als een gewaarschuwd mens gelden. Bij een nieuwe huurachterstand zal in de toekomst mogelijk anders geoordeeld worden.
4.11
Het voorgaande betekent dat alle overige stellingen en weren met betrekking tot de ontruimingstermijn, machtiging om de ontruiming zelf uit te (doen) voeren en schadevergoeding wegens vroegtijdige beëindiging van de huurovereenkomst vanaf de maand waarin ontruiming plaatsvindt, geen behandeling behoeven.
(Boete)rente:
4.12
Door Spark Investment wordt bij dagvaarding van 29 december 2022 een bedrag van € 2.100 aan (boete)rente gevorderd vanwege te late betaling van de huur over de periode van april 2022 tot en met november 2022. Bij dagvaarding van 26 mei 2023 vordert Spark Investment een bedrag van € 2.700,00 aan (boete)rente over de periode van april 2022 tot en met mei 2023. Zij verwijst ter onderbouwing van dit bedrag naar artikel 25.3 van de algemene voorwaarden.
4.13
De gevorderde (boete)rente is gegrond op artikel 25.3 van de tussen partijen geldende algemene voorwaarden.
In september 2014 heeft de kring van kantonrechters een aanbeveling gedaan, waarin wordt geconstateerd dat artikel 25.3 van de algemene voorwaarden op verschillende manieren kan lezen en dat het beding, nu deze is aangedragen door Spark Investment als verhuurder, ex artikel 6:238 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek ten gunste van de wederpartij dient te worden uitgelegd. Het voorgaande betekent dat over de termijnen enkel een boete van 1% per maand, met een minimum van € 300,00 per maand, kan worden toegewezen voor iedere maand dat er sprake is van een huurachterstand. Spark Investment heeft echter onder de punten 20 van de lichamen van de dagvaardingen aangegeven dat de contractuele boete slechts wordt gevorderd over de maanden waarin geen betaling is ontvangen. Dit standpunt heeft zij tijdens de mondelinge behandeling herhaald.
4.14
Gelet op het voorgaande zal een (boete)rente van € 1.500,00 over de maanden mei tot en met juli 2022, april en mei 2023 worden toegewezen. Daarbij overweegt de kantonrechter dat in de dagvaarding van 26 mei 2023 is vermeld dat sprake is van een huurachterstand over de maanden mei tot en met juli, oktober, november 2022, april en mei 2023. Daarnaast volgt uit de door [gedaagde 1] overgelegde bankafschriften (productie bij de conclusie van antwoord van 27 januari 2023) dat in de maanden oktober en november 2022 minimaal de maandelijkse huur inclusief promotiebijdrage en servicekosten is voldaan.
Kosten:
4.15
Spark Investment heeft een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten gevorderd op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Deze vordering komt op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst in beginsel voor toewijzing in aanmerking. In dit geval acht de kantonrechter echter redenen aanwezig om de vergoeding op grond van artikel 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te matigen tot het bedrag, berekend op grond van de bij het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten horende staffel. Immers, niet is gesteld en onderbouwd dat er zodanige buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die een hoger bedrag dan de staffel rechtvaardigen. De kantonrechter zal dan ook een bedrag van € 718,32, behorende bij de toegewezen hoofdsom van € 6.866,36, aan buitengerechtelijke incassokosten toewijzen. Voorts zal de wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten op de in het dictum (in onder 5. De beslissing) vermelde wijze worden toegewezen.
14.16
Alle veroordelingen zullen hoofdelijk worden uitgesproken, zoals tijdens de mondelinge behandeling door Spark Investment is verzocht.
4.17
[bedrijf gedaagden] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom hoofdelijk – als de één betaalt, zal de ander zijn bevrijd – in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Spark Investment vastgesteld op een bedrag van € 2.305,14, bestaande uit € 129,14 aan dagvaardingskosten,
€ 1.384,00 aan griffierecht en € 792,00 aan gemachtigdesalaris (2 punten á € 396,00 voor de dagvaarding en voor de mondelinge behandeling). De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen als hierna (onder 5. De beslissing) bepaald.
4.18
Vergoeding van de proceskosten in de zaak met zaaknummer 10269757 CV EXPL 23-35 ad € 2.301,03 (bestaande uit dagvaardingskosten, griffierecht en gemachtigdensalaris) wordt als nodeloos veroorzaakt of aangewend afgewezen. Immers, Spark Investment heeft verzuimd om de twee huurders tegelijkertijd in één procedure te dagvaarden.
Het zou dan ook onredelijk zijn de financiële gevolgen daarvan voor rekening van [bedrijf gedaagden] te laten komen.
4.19
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en [bedrijf gedaagden] niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van Spark Investment aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. Daarbij overweegt de kantonrechter dat [bedrijf gedaagden] , indien deze door de aanschrijving van Spark Investment pas kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het vonnis, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de veroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De nakosten zullen worden begroot conform landelijk beleid tot een half salarispunt (met een maximum van € 132,00), zijnde een bedrag van € 132,00. Dit bedrag wordt vermeerderd met de betekeningkosten van het vonnis indien het vonnis na de hiervoor genoemde termijn is betekend. De wettelijke rente over de explootkosten van betekening van het vonnis zal vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis worden toegewezen.
Betalingsregeling:
4.2
De kantonrechter wijst [bedrijf gedaagden] er tot slot op dat ingevolge het bepaalde in artikel 6:29 BW een betalingsregeling alleen tussen partijen zelf tot stand kan worden gebracht. Indien momenteel geen sprake is van een betalingsregeling en [bedrijf gedaagden] wil een betalingsregeling treffen, zal zij contact dienen op te nemen met de gemachtigde van Spark Investment.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1
veroordeelt [bedrijf gedaagden] hoofdelijk – als de één betaalt, zal de ander zijn bevrijd – om aan Spark Investment te betalen een bedrag van € 6.866,36 aan huurachterstand tot en met augustus 2023;
5.2
veroordeelt [bedrijf gedaagden] hoofdelijk – als de één betaalt, zal de ander zijn bevrijd – om aan Spark Investment te betalen de contractuele (boete)rente van 1% per maand over de maanden mei tot en met juli 2022, april en mei 2023, zijnde een bedrag van € 1.500,00;
5.3
veroordeelt [bedrijf gedaagden] hoofdelijk – als de één betaalt, zal de ander zijn bevrijd – om aan Spark Investment te betalen een bedrag van € 718,32 ter zake de buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf twee dagen na datum van dit vonnis tot de dag van de algehele voldoening;
5.4
veroordeelt [bedrijf gedaagden] hoofdelijk – als de één betaalt, zal de ander zijn bevrijd – in de proceskosten, aan de zijde van Spark Investment tot dit vonnis vastgesteld op € 2.305,14, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis in geval van niet-betaling binnen veertien dagen;
5.5
veroordeelt [bedrijf gedaagden] hoofdelijk – als de één betaalt, zal de ander zijn bevrijd –, onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door Spark Investment volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 132,00 € 132,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening;
- te vermeerderen met, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening
5.6
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2023.