ECLI:NL:RBZWB:2023:6761

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
10547623 VV EXPL 23-32 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
  • M. van der Lende-Mulder Smit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woonruimte wegens ernstige overlast door huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Stadlander en de bewindvoerder van een huurder, [belanghebbende]. De eisende partij, Stadlander, heeft de bewindvoerder aangeklaagd wegens ernstige en structurele overlast veroorzaakt door [belanghebbende], die sinds augustus 2017 woonruimte huurt. De overlast, die bestond uit vernielingen, geluidsoverlast en bedreigingen, leidde tot meerdere meldingen van omwonenden en eerdere waarschuwingen aan de huurder en zijn bewindvoerder. Ondanks een tweede kans in een nieuwe woning, bleef de overlast aanhouden, wat Stadlander noopte tot het indienen van een kort geding.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat Stadlander een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming van de woning, gezien de aanhoudende overlast en het onveilige gevoel onder omwonenden. De vordering tot ontruiming is toegewezen, maar de gevorderde korte ontruimingstermijn van twee dagen is niet gehonoreerd; de gebruikelijke termijn van veertien dagen is vastgesteld. De bewindvoerder is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn vastgesteld op € 786,86. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10547623 \ VV EXPL 23-32
Vonnis in kort geding van 7 juli 2023
in de zaak van
STICHTING STADLANDER,
te Bergen op Zoom,
eisende partij,
hierna te noemen: Stadlander,
gemachtigde: mr. A.S. van Duijvenvoorde,
tegen
[gedaagde] B.V., in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[belanghebbende],
te [plaats 1] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 juni 2023;
- de mondelinge behandeling van 27 juni 2023, waarbij mr. S.E. Boone als gemachtigde van Stadlander spreekaantekeningen heeft overgelegd en waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Stadlander verhuurt vanaf augustus 2017 woonruimte aan [belanghebbende] (hierna: [belanghebbende] ), aanvankelijk in [plaats 2] en vanaf 6 april 2023 de woning aan de [adres] in [plaats 3] (hierna: het gehuurde).
2.2.
De goederen van [belanghebbende] zijn onder bewind gesteld, waarbij [gedaagde] B.V. als bewindvoerder is benoemd.
2.3.
Stadlander heeft vanaf juni 2022 van omwonenden, eerst in [plaats 2] en na de verhuizing in [plaats 3] , veelvuldig meldingen ontvangen over overlast door [belanghebbende] , bestaande uit – onder meer – vernielingen aan het gehuurde (ruiten en deuren ingeslagen/ingeschopt) en afval in de achtertuin; ruzie met zijn partner wat gepaard gaat met geweld; geluidsoverlast door geruzie, geschreeuw, gehuil en harde muziek; bedreigingen tegenover omwonenden.
2.4.
Stadlander heeft zowel [belanghebbende] als zijn bewindvoerder diverse malen gewezen op de overlastmeldingen en [belanghebbende] gesommeerd de overlast met onmiddellijke ingang te staken, onder meer in de brieven van 12 oktober 2022, 20 december 2022, 22 februari 2023, 11 mei 2023 en 14 juni 2023.
2.5.
Bij brief van 25 mei 2023 heeft Stadlander zowel [belanghebbende] als zijn bewindvoerder verzocht de huur per direct op te zeggen en, bij gebreke daarvan, een gerechtelijke procedure aangezegd.
2.6.
Bij mail van 26 mei 2023 heeft [belanghebbende] – kort gezegd – aangegeven niet tot opzegging van de huur te zullen overgaan.

3.Het geschil en de beoordeling daarvan

3.1.
Stadlander vordert – samengevat – uitvoerbaar bij voorraad, de bewindvoerder te veroordelen:
  • om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde met alle personen en zaken die zich vanwege haar daarin bevinden, te verlaten en te ontruimen en leeg, onbeschadigd, bezemschoon en met overhandiging van de sleutels aan Stadlander op te leveren;
  • in de proceskosten.
3.2.
Stadlander is ter zitting verschenen en heeft (de grondslag van) haar vordering toegelicht.
3.3.
De bewindvoerder is, hoewel behoorlijk gedagvaard, niet ter zitting verschenen en heeft ook niet tijdig een schriftelijk antwoord ingediend of om uitstel verzocht, zodat tegen haar verstek is verleend.
3.4.
Stadlander heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [belanghebbende] zich niet als goed huurder heeft gedragen door ernstig en structureel overlast te veroorzaken. Vermoed wordt dat het onberekenbare gedrag van [belanghebbende] te maken heeft met een verslaving aan alcohol en/of hard drugs. Na de vele overlastmeldingen over [belanghebbende] in [plaats 2] is, in overleg met de netwerkpartners van Stadlander zoals de gemeente Tholen, de politie en zorg- en dienstverlenende partijen, [belanghebbende] een tweede kans geboden met de tijdelijke huurovereenkomst voor het gehuurde in [plaats 3] . Maar vanaf 7 mei 2023, net een maand na de intrek van [belanghebbende] in het gehuurde, komen er wederom soortgelijke overlastmeldingen als voorheen binnen. Ook hebben er diverse incidenten plaatsgevonden (in zowel [plaats 2] als in [plaats 3] ), waarbij de politie is ingeschakeld en ter plaatse is geweest. Omwonenden voelen zich onveilig en de situatie is onhoudbaar geworden.
3.5.
De vordering komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor. De onder 3.4 weergegeven stellingen van Stadlander staan, nu zij in rechte niet zijn weersproken, in deze procedure vast. Allereerst volgt uit de aard en ernst van de situatie, welke blijft voortduren en waardoor onder omwonenden een ernstig gevoel van onveiligheid heerst, dat Stadlander een spoedeisend belang heeft bij haar vordering in kort geding. Van Stadlander kan onder deze omstandigheden niet worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. Daarnaast heeft Stadlander voldoende gesteld en onderbouwd dat [belanghebbende] zodanige ernstige en structurele overlast (heeft) veroorzaakt, dat een bij voorlopige voorziening gevraagde ontruiming gerechtvaardigd is. In de omstandigheden van dit geval valt met grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden. Ondanks een tweede kans in een nieuwe omgeving heeft [belanghebbende] (al dan niet door de aanwezigheid en invloed van zijn partner) al na een maand opnieuw een overlastsituatie laten ontstaan, waarbij uit de overlastmeldingen blijkt dat de omwonenden geen woongenot meer ervaren en zich zelfs onveilig voelen. De ontruimingsvordering zal dan ook worden toegewezen. De daarbij gevorderde zeer korte ontruimingstermijn van 2 dagen zal niet worden toegewezen. Stadlander heeft ook niet onderbouwd waarom de ontruimingstermijn zo kort moet zijn. De kantonrechter ziet geen aanleiding om af te wijken van de gebruikelijke ontruimingstermijn van 14 dagen na betekening van dit vonnis.
3.6.
De bewindvoerder is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Stadlander vastgesteld op € 786,86, bestaande uit € 129,86 aan explootkosten, € 128,00 aan griffierecht en € 529,00 aan salaris gemachtigde. De nakosten worden begroot op:
- € 132,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan;
- de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt de bewindvoerder om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde aan het [adres] te [plaats 3] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van Stadlander zijn, en de woning leeg, onbeschadigd, bezemschoon op te leveren en de sleutels af te geven aan Stadlander,
4.2.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten, aan de zijde van Stadlander tot dit vonnis vastgesteld op € 786,86,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2023.