In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 september 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een huurder, aangeduid als [eiser], en de verhuurder, Stichting Alwel. De huurder had eerder een vonnis ontvangen waarin hij werd veroordeeld om zijn huurwoning binnen twee weken te ontruimen, vanwege overlast die hij had veroorzaakt. In deze procedure vroeg de huurder om de ontruiming tijdelijk tegen te houden, met het argument dat hij zwaarwegende belangen had om in de woning te blijven, onder andere vanwege een lopend behandeltraject voor zijn verslavingsproblematiek.
De kantonrechter heeft de vordering van de huurder afgewezen. De rechter oordeelde dat in het eerdere vonnis van 29 augustus 2023 de belangen van zowel de huurder als de verhuurder al waren afgewogen. De kantonrechter concludeerde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een afwijking van de eerdere beslissing rechtvaardigden. De belangen van de verhuurder om een veilige en rustige woonomgeving voor omwonenden te waarborgen, wogen zwaarder dan de belangen van de huurder om in de woning te blijven. De huurder werd veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 853,73.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging in huurrechtelijke geschillen, vooral in situaties waar sprake is van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis. De kantonrechter heeft de noodzaak van een spoedeisend belang bij de huurder erkend, maar vond dat de eerdere afweging voldoende was geweest om de ontruiming door te laten gaan.