ECLI:NL:RBZWB:2023:6798

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
10701411 \ VV EXPL 23-75 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Karsten-Badal
  • mr. Hartman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en ontruiming in kort geding; belangenafweging tussen huurder en verhuurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 september 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een huurder, aangeduid als [eiser], en de verhuurder, Stichting Alwel. De huurder had eerder een vonnis ontvangen waarin hij werd veroordeeld om zijn huurwoning binnen twee weken te ontruimen, vanwege overlast die hij had veroorzaakt. In deze procedure vroeg de huurder om de ontruiming tijdelijk tegen te houden, met het argument dat hij zwaarwegende belangen had om in de woning te blijven, onder andere vanwege een lopend behandeltraject voor zijn verslavingsproblematiek.

De kantonrechter heeft de vordering van de huurder afgewezen. De rechter oordeelde dat in het eerdere vonnis van 29 augustus 2023 de belangen van zowel de huurder als de verhuurder al waren afgewogen. De kantonrechter concludeerde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een afwijking van de eerdere beslissing rechtvaardigden. De belangen van de verhuurder om een veilige en rustige woonomgeving voor omwonenden te waarborgen, wogen zwaarder dan de belangen van de huurder om in de woning te blijven. De huurder werd veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 853,73.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging in huurrechtelijke geschillen, vooral in situaties waar sprake is van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis. De kantonrechter heeft de noodzaak van een spoedeisend belang bij de huurder erkend, maar vond dat de eerdere afweging voldoende was geweest om de ontruiming door te laten gaan.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10701411 \ VV EXPL 23-75
Schriftelijke uitwerking van het kop-staartvonnis in kort geding van 19 september 2023
in de zaak van
[eiser],
te [plaats],
eisende partij,
hierna te noemen: ‘[eiser]’,
procederend met toevoeging onder nummer 1KA5213,
gemachtigde: mr. P.A. van der Schee,
tegen
STICHTING ALWEL,
te Roosendaal,
gedaagde partij,
hierna te noemen: ‘Alwel’,
procederend zonder gemachtigde.

1.De procedure

1.1.
Deze procedure gaat over het volgende. In een kort geding vonnis van 29 augustus 2023 heeft de kantonrechter geoordeeld dat [eiser] de door hem bij Alwel gehuurde huurwoning binnen twee weken na betekening van het vonnis moet ontruimen. [eiser] vraagt in deze procedure om de ontruiming van zijn huurwoning tijdelijk tegen te houden.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties 1 tot en met 5;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 5;
  • de mondelinge behandeling van 18 september 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
  • het kop-staartvonnis van 19 september 2023.

2.De feiten

2.1.
[eiser] huurt sinds 9 maart 2018 van Alwel een woning aan de [adres] in [plaats] (hierna: ‘het gehuurde’).
2.2.
Alwel is een bodemprocedure tegen [eiser] gestart tot ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst. De mondelinge behandeling in deze bodemprocedure staat gepland op 16 november 2023.
2.3.
Vooruitlopend op de uitkomst in deze bodemprocedure is Alwel tegen [eiser] een kort geding procedure gestart tot ontruiming van het gehuurde. Bij vonnis in kort geding van 29 augustus 2023 [1] heeft de kantonrechter in Breda [eiser] veroordeeld om het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen wegens door [eiser] veroorzaakte overlast.
2.4.
De gerechtsdeurwaarder heeft namens Alwel de ontruiming van het gehuurde aangezegd tegen 21 september 2023, 9.00 uur.
2.5.
Naar aanleiding van deze aanzegging heeft [eiser] Alwel in deze kort geding procedure gedagvaard.

3.Wat vinden partijen?

3.1.
[eiser] vordert Alwel te verplichten om de uitvoering van het vonnis van 29 augustus 2023 per direct te staken, in ieder geval totdat in de bodemprocedure tussen partijen vonnis is gewezen, met veroordeling van Alwel in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt hieraan het volgende ten grondslag. In het vonnis van 29 augustus 2023 is [eiser] veroordeeld om zijn huurwoning te ontruimen. Dat vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat de veroordeling in het vonnis van 29 augustus 2023 direct uitgevoerd kan worden, ook als een van partijen nog in hoger beroep gaat. Maar de kantonrechter heeft in het kader van die uitvoerbaar bij voorraadverklaring de belangen tussen [eiser] en Alwel niet tegen elkaar afgewogen, terwijl de kantonrechter daartoe wel verplicht is. [eiser] vindt daarom dat de kantonrechter die belangenafweging in deze procedure alsnog moet maken. [eiser] heeft zwaarwegende belangen om in zijn woning te blijven. Hij heeft een complexe verslavingsproblematiek. Er is nu eindelijk behandeling en begeleiding voor hem georganiseerd bij Novadic-Kentron. Deze behandeling en begeleiding zijn [eiser] na een veroordeling voor een strafbaar feit opgelegd in de vorm van bijzondere voorwaarden. Als [eiser] zich niet aan de bijzondere voorwaarden houdt, moet [eiser] een gevangenisstraf uitzitten en een taakstraf uitvoeren. Als [eiser] op 21 september 2023 zijn huurwoning moet ontruimen, ontstaat er voor [eiser] een noodtoestand. Hij zal dan zijn aangewezen op de daklozenopvang, zijn behandeling en begeleiding bij Novadic-Kentron zullen per direct worden gestaakt, waardoor er een groot risico op delinquent gedrag bestaat met gevolg dat [eiser] zijn voorwaardelijk straf zal moeten uitzitten. Gelet op deze zwaarwegende belangen van [eiser] en gelet op de omstandigheid dat zich sinds het vonnis van 29 augustus 2023 geen overlast meer heeft voorgedaan, gaat het belang van [eiser] om in de woning te blijven wonen totdat in de bodemprocedure is beslist, boven het belang van Alwel om omwonenden een veilige en rustige woonomgeving te bieden, zo vindt [eiser].
3.3.
Alwel voert verweer. Alwel vindt dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.4.
Alwel voert aan dat de kantonrechter de noodtoestand waar [eiser] zich op beroept al heeft meegewogen in het vonnis van 29 augustus 2023. De kantonrechter heeft namelijk de belangen van partijen al tegen elkaar afgewogen, ook in het kader van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het vonnis. Bovendien is onjuist dat [eiser] na het vonnis van 29 augustus 2023 geen overlast meer voor omwonenden heeft veroorzaakt. Alwel verwijst hiertoe naar verschillende verklaringen van buurtbewoners van na 29 augustus 2023.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, hierna ingegaan.

4.Wat vindt de kantonrechter?

4.1.
De kantonrechter zal de zaak van [eiser] in behandeling nemen, omdat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij de zaak. [eiser] heeft een spoedeisend belang bij de zaak, omdat de ontruiming van het gehuurde op 21 september 2023, 9.00 uur staat gepland.
4.2.
De vordering die [eiser] heeft ingesteld ziet op het tegenhouden van de uitvoering van het vonnis van 29 augustus 2023 [2] . De Hoge Raad heeft voorwaarden gegeven voor het (tijdelijk) tegenhouden van de uitvoering van een vonnis [3] . Als uitgangspunt geldt dat een vonnis dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard direct ten uitvoer kan worden gelegd, nog voordat in hoger beroep is beslist. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken. Ten eerste kan van dit uitgangspunt worden afgeweken als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard zonder dat is gemotiveerd waarom het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Afwijken is dan mogelijk als het belang van de veroordeelde ([eiser]) bij behoud van de bestaande toestand (in de woning blijven) zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling heeft verkregen (Alwel) bij de tenuitvoerlegging van het vonnis (ontruiming van de woning). Ten tweede kan van voornoemd uitgangspunt worden afgeweken als in het vonnis wel een motivering over de uitvoerbaarheid bij voorraadverklaring is gegeven. Afwijken is dan mogelijk als eiser ([eiser]) feiten en omstandigheden aanvoert die zich na het vorige vonnis hebben voorgedaan en die dus door de vorige rechter niet in aanmerking konden worden genomen.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat in het vonnis van 29 augustus 2023 de belangen van [eiser] en Alwel al uitdrukkelijk zijn afgewogen, ook in het kader van de uitvoerbaarheid van het vonnis. Hoewel de uitvoerbaarheid bij voorraad niet uitdrukkelijk in het kader van die belangenafweging is gemotiveerd, heeft de kantonrechter de consequenties van een spoedige ontruiming afgewogen. De kantonrechter heeft namelijk overwogen dat het belang van Alwel om voor omwonenden een veilige en rustige woonomgeving te bieden, na alles wat er jarenlang is voorgevallen, zwaarder weegt dan het belang van [eiser] om in zijn woning te blijven wonen. Ook heeft de kantonrechter overwogen dat [eiser] een kans verdient om van zijn verslaving af te komen, maar dat dat vanuit een andere locatie moet plaatsvinden dan in het gehuurde. Dat heeft tot gevolg dat in dit kort geding geen ruimte is voor een nieuwe afweging van de belangen van [eiser] en Alwel.
4.4.
Er is ook geen sprake van nieuwe feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na de uitspraak van 29 augustus 2023 en die kunnen rechtvaardigen dat van de beslissing in het vonnis van 29 augustus 2023 moet worden afgeweken. [eiser] wijst
slechts op argumenten die hij ook al in de eerdere kort geding procedure heeft aangevoerd. Dat [eiser] op dit moment daadwerkelijk aan zijn behandeltraject is begonnen, is geen omstandigheid die de kantonrechter niet in het vonnis van 29 augustus 2023 in aanmerking heeft kunnen nemen. In de kort geding procedure was het behandeltraject namelijk al in een opstartende fase en die omstandigheid heeft de kantonrechter in het vonnis van 29 augustus 2023 meegewogen.
4.5.
De conclusie is dat de kantonrechter de uitvoering van het vonnis van 29 augustus 2023 niet (tijdelijk) zal staken. De vordering van [eiser] moet daarom worden afgewezen.
4.6.
[eiser] is de partij die ongelijk krijgt en hij moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Alwel worden begroot op:
- dagvaarding
106,73
- griffierecht
86,00
- salaris gemachtigde
529,00
- nakosten
132,00
Totaal
853,73

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten (inclusief nakosten), aan de zijde van Alwel tot dit vonnis vastgesteld op € 853,73, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet-betaling het vonnis daarna betekend, moet [eiser] ook de kosten van betekening betalen,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Karsten-Badal en in tegenwoordigheid van mr. Hartman als griffier in het openbaar uitgesproken op 19 september 2023 en aangevuld met de feiten en de motivering op 2 oktober 2023.

Voetnoten

1.Zie op rechtspraak.nl de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 augustus 2023, nummer ECLI:NL:RBZWB:2023:6105.
2.Artikel 438 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
3.Zie op rechtspraak.nl de uitspraak van de Hoge Raad van 20 december 2019, nummer ECLI:NL:HR:2019:2026.