In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 september 2023 een eindbeschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.J.C. Dorsselaer-Spapen, en de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.N.J.B. van Osch, hebben een verzoek ingediend tot verdeling van de huwelijksgemeenschap en nevenvoorzieningen in het kader van hun echtscheiding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de echtscheiding op 16 september 2022 is ingediend en dat de gemeenschap van goederen op die datum is ontbonden. De vrouw heeft verzocht om de verdeling van de woning voor een periode van drie jaren uit te sluiten, omdat zij en de kinderen in de woning moeten blijven wonen. De man heeft aanvankelijk verzocht om verkoop van de woning, maar heeft later ingestemd met een tijdelijke uitsluiting van de verdeling.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van de vrouw en de kinderen bij het onverdeeld laten van de woning groter zijn dan de belangen van de man bij een onmiddellijke verdeling. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de vrouw om de verdeling van de woning uit te sluiten voor een periode van drie jaren toegewezen. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de man draagplichtig is voor de helft van de eigenaarslasten van de woning, vastgesteld op € 448,77 per maand, en dat de vrouw een gebruiksvergoeding aan de man verschuldigd is van hetzelfde bedrag, met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. Het verzoek van de vrouw om vergoeding van de kosten van de huishouding is afgewezen, omdat deze kosten reeds door haar zijn betaald uit haar uitkering.
De rechtbank heeft verder bepaald dat de vrouw het bedrag van € 5.000,= dat na de peildatum op de bankrekening van de man is gestort, aan de man moet terugbetalen. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. Benjaddi, in tegenwoordigheid van griffier mr. Reijerse.