ECLI:NL:RBZWB:2023:6813

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/413530 / JE RK 23-1565
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige met complexe zorgbehoeften en verlieservaringen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 20 september 2023 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De minderjarige, geboren in 2011, heeft te maken met een licht verstandelijke beperking en een zeldzame skeletafwijking, wat haar extra ondersteuning en hulp vereist. De moeder van [minderjarige01] is de belangrijkste verzorger, maar heeft in de afgelopen jaren meerdere verlieservaringen meegemaakt, waaronder het verlies van haar vader, opa en zusje. Dit heeft geleid tot zorgen over de emotionele en fysieke beschikbaarheid van de moeder voor [minderjarige01]. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Raad benadrukt dat de moeder geen slechte moeder is, maar dat er zorgen zijn over de opvoedomgeving van [minderjarige01]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige01] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat de huidige opvoedomgeving niet voldoende tegemoetkomt aan haar specifieke behoeften. De kinderrechter heeft daarom besloten om het verzoek van de Raad toe te wijzen en [minderjarige01] onder toezicht te stellen van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering voor de duur van een jaar, met ingang van 20 september 2023. De kinderrechter heeft ook de opdracht gegeven aan de GI om de ontwikkeling van [minderjarige01] te monitoren en passende hulpverlening in te zetten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/413530 / JE RK 23-1565
Datum uitspraak: 20 september 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de Raad.
over
[minderjarige01],
geboren op [geboortedatum01] 2011 in [geboorteplaats 01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
[de moeder01],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats01] .
De rechtbank merkt als informant aan:
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam Zuidoost,
hierna te noemen: de GI.
[de partner01],
hierna te noemen: de partner van de moeder,
wonende op een voor de rechtbank onbekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 5 september 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 5 september 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- de partner van de moeder;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige01] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2.
[minderjarige01] woont bij de moeder en haar partner.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek. Uit het Raadsrapport volgt dat [minderjarige01] in 2019 is gediagnosticeerd met een licht verstandelijke beperking en dat zij een zeer zeldzame aangeboren skeletafwijking/botgroeistoornis heeft, genaamd skeletdysplasie. Als gevolg hiervan heeft [minderjarige01] meer hulp en ondersteuning dan andere kinderen van haar leeftijd nodig. De Raad stelt dat de opvoedomgeving van [minderjarige01] onvoldoende tegemoet komt aan haar cognitieve en fysieke (on)mogelijkheden. [minderjarige01] is verantwoordelijk voor taken die gelet op haar leeftijd en ontwikkeling niet passend zijn. Te denken aan zichzelf wekken, brood smeren, naar school gaan en het toilet schoonmaken. Daarbij komt dat [minderjarige01] en de moeder in de afgelopen twee jaar meerdere verlieservaringen hebben meegemaakt. [minderjarige01] is in een korte periode haar opa moederszijde, vader en zusje verloren. Vanwege die ingrijpende gebeurtenissen is de moeder minder emotioneel en fysiek beschikbaar voor [minderjarige01] . Het lijkt erop dat [minderjarige01] zich verantwoordelijk voelt voor de moeder met als gevolg dat voor zichzelf zorgt om de moeder niet te belasten. Er is een risico op parentificatie. Ook lijkt [minderjarige01] in een loyaliteitsconflict te zitten. Zij noemt de partner van de moeder ‘papa’ en wil gelijktijdig loyaal blijven aan haar eigen vader. Nu de moeder geen hulp in de thuissituatie – zoals vrijwillige casusregie – accepteert, is er geen zicht op [minderjarige01] en haar ontwikkeling. Ook is het de vraag in hoeverre de moeder kan inschatten wat passend is voor [minderjarige01] en in hoeverre zij hierin leerbaar is. Wel accepteert de moeder hulp voor [minderjarige01] zoals de dagbesteding bij de Juutsom, de revalidatie en de psychologische hulp gericht op rouwverwerking bij Revant.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Raad nog aangevuld en benadrukt dat
de moeder absoluut geen slechte moeder is. Het gezin heeft veel meegemaakt en zit in een moeilijke periode. Dit geldt voor de moeder als volwassene, maar ook voor [minderjarige01] . [minderjarige01] is echter nog een kind en er zijn zorgen over haar. Er is hulp nodig om die zorgen weg te nemen. Het is belangrijk dat er een jeugdbeschermer in het gezin meekijkt, zodat er zicht komt op [minderjarige01] en er passende hulpverlening kan worden ingezet. Temeer nu er in 2019 ook zorgen over het gezin zijn geuit. De Raad hoopt dat [minderjarige01] met deze maatregel wordt geholpen en dat zij toekomt aan (rouw)verwerking en dat de situatie stabieler voor haar wordt. Ook is het belangrijk dat er – zodra de moeder daaraan toe is – hulpverlening voor de moeder wordt ingezet, zodat ook zij kan toekomen aan (rouw)verwerking.
4.2.
De GI kan zich vinden in het verzoek van de Raad. Er is direct een jeugdbeschermer beschikbaar die kan starten in het gezin. De GI wil samen gaan kijken waar het gezin behoefte aan heeft en welke hulpverlening er voor [minderjarige01] en de moeder kan worden ingezet. Hierbij kan worden gedacht aan rouwverwerking en/of EMDR. Verder is het positief dat de moeder meewerkt aan de psychologische hulp en dagbesteding voor [minderjarige01] .
4.3.
De moeder is het niet eens met het verzoek. Zij ervaart het verzoek als een verwijt dat zij geen goede moeder is. Er staat niets positiefs over haar in het Raadsrapport. Ook ziet zij het als een straf. De moeder heeft de afgelopen twee jaar veel meegemaakt en dit verzoek is de druppel. Het is teveel voor haar. Als het verzoek wordt afgewezen, zal dat de moeder heel veel rust geven. De moeder vindt het verzoek met name moeilijk, omdat zij haar eigen weg wil volgen en veel waarde hecht aan haar privéleven. Daarbij komt dat de moeder zich onbegrepen voelt. Andere personen begrijpen niet waar de moeder in het leven staat en hoe het is om voor [minderjarige01] te zorgen. De zorg voor [minderjarige01] is zwaar, hetgeen de raadsonderzoekers niet begrijpen omdat zij niet 24/7 bij de moeder zijn. De moeder doet alles op gevoel en dat doet zij al elf jaar lang. Zij begrijpt niet waarom het nu opeens niet meer goed is en alles moet veranderen. Daarnaast staan er in het Raadsrapport onjuistheden. Er wordt vastgehouden aan een onderzoek van vier jaar geleden. Dit terwijl er veel dingen zijn die [minderjarige01] wel kan. De moeder vindt dat de problemen uit verband zijn getrokken. Ook kan de moeder niet begrijpen dat er van haar wordt verwacht dat zij na het overlijden van haar jongste dochter meteen doorgaat. Het is nog geen jaar geleden. De moeder is op dit moment nog niet toe aan rouwverwerking. Verder benadrukt zij dat zij er altijd voor [minderjarige01] is en dat [minderjarige01] de (medische) zorg krijgt die zij nodig heeft. Vanwege de vragen en het verdriet dat [minderjarige01] heeft, heeft [minderjarige01] psychologische hulp. De moeder zou niet weten welke hulp [minderjarige01] nog meer nodig heeft. Als tijdens de ondertoezichtstelling toch blijkt dat [minderjarige01] iets nodig heeft, dan zal de moeder daaraan meewerken. Zij doet alles voor [minderjarige01] als het haar helpt.
4.4.
De partner van de moeder heeft aangegeven dat er tijdens het onderzoek van de Raad onvoldoende naar de moeder is geluisterd en dat in het Raadsrapport vooroordelen staan. Hij benadrukt dat de moeder een goede moeder is en dat zij alles voor [minderjarige01] over heeft. De afgelopen twee jaar heeft de moeder veel meegemaakt en zij moet dat een plekje gaan geven. Daar is tijd voor nodig. Als er geen maatregel komt, zou dat het gezin veel rust geven. Dat er eventueel wordt gemonitord is voor de partner van de moeder geen probleem.
4.5.
Tijdens het gesprek met de kinderrechter geeft [minderjarige01] aan dat het best goed met haar gaat. Zij gaat naar school, gaat elke dag naar buiten om te wandelen en gaat graag naar oma moederszijde. [minderjarige01] zegt dat zij niet vaak alleen is, maar dat zij meestal samen in haar eentje is. Verder is er veel voorbij in het leven van [minderjarige01] en dat is niet makkelijk. Veel dingen kan [minderjarige01] zelf, maar bij bepaalde dingen kan zij hulp gebruiken. Ook heeft [minderjarige01] een aantal vragen waar zij nog geen antwoord op heeft. Het lijkt [minderjarige01] fijn om dat samen met iemand uit te zoeken. [minderjarige01] vindt het een goed idee als er iemand in het gezin komt om te helpen.

5.De beoordeling

Wettelijk kader

5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
De kinderrechter zal het verzoek toewijzen en [minderjarige01] onder toezicht van de GI stellen voor de duur een jaar, te weten met ingang van 20 september 2023 en tot 20 september 2024. De kinderrechter legt dit hierna uit.
5.3.
De kinderrechter overweegt hiertoe dat [minderjarige01] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [minderjarige01] heeft in de afgelopen twee jaar meerdere verlieservaringen opgedaan. Zo heeft [minderjarige01] haar opa, vader en zusje in een zeer korte tijd verloren. Tijdens het gesprek dat [minderjarige01] met de kinderrechter heeft gevoerd, komt duidelijk naar voren dat [minderjarige01] het daar moeilijk mee heeft en dat het lastig voor haar is om daarover te praten. Het is onduidelijk of [minderjarige01] op dit moment voldoende toekomt aan (rouw)verwerking. Ook zijn dit zeer ingrijpende gebeurtenissen voor de moeder geweest. Dat begrijpt de kinderrechter. Als gevolg daarvan is de moeder minder emotioneel en fysiek beschikbaar voor [minderjarige01] . Dit is temeer zorgelijk gelet op de (on)mogelijkheden van [minderjarige01] . [minderjarige01] heeft meer hulp, structuur en ondersteuning nodig dan leeftijdsgenoten. De opvoedomgeving van [minderjarige01] lijkt op dit moment onvoldoende tegemoet te komen aan haar specifieke opvoedbehoefte. Ook baart het de kinderrechter zorgen dat [minderjarige01] verantwoordelijk is voor (huishoudelijke en zelfverzorgende) taken die gelet op haar leeftijd en ontwikkeling niet passend zijn. Het is belangrijk dat [minderjarige01] kind kan zijn en dat zij toekomt aan haar ontwikkeling. Ook is er mogelijk sprake van een loyaliteitsconflict en parentificatie. [minderjarige01] voelt zich verantwoordelijk voor de moeder met als gevolg dat zij voor zichzelf zorgt om de moeder te ontlasten. Dit neemt niet weg dat de kinderrechter leest en ziet dat de moeder een goede moeder voor [minderjarige01] wil zijn en dat zij het beste met [minderjarige01] voor heeft.
5.4.
Verder is de kinderrechter van oordeel dat de moeder (en de partner van de moeder) weliswaar bereid zijn om hulpverlening voor [minderjarige01] te accepteren, maar dat zij tot op heden niet bereid zijn om hulpverlening in de thuissituatie te accepteren. De moeder (en de partner van de moeder) hebben daarom onvoldoende van de aangeboden hulpverlening kunnen profiteren en zijn daarmee niet in staat om zelfstandig de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige01] weg te nemen. Dit maakt een regievoerder in het gedwongen kader noodzakelijk.
5.5.
De kinderrechter sluit zich aan bij de opgestelde doelen in het Raadsrapport en geeft aan de GI de opdracht mee om de volgende doelen voor ogen te houden:
  • [minderjarige01] kan de verliezen van haar opa, vader en zusje een plek geven d.m.v. rouwverwerking;
  • [minderjarige01] krijgt de ruimte om loyaal te zijn naar alle belangrijke volwassenen in haar leven, zonder in een conflict te raken met haar loyaliteiten;
  • [minderjarige01] krijgt passend bij haar ontwikkelingsniveau taken in de thuissituatie waarbij rekening gehouden wordt met haar (on)mogelijkheden;
  • Moeder draagt zorg voor de basisbehoeftes van [minderjarige01] : gezonde/goede voeding, passende/schone kleding, goede hygiëne, gezonde leefomgeving (opgeruimde, schone woning en tuin);
  • [minderjarige01] ontvangt emotionele veiligheid bij moeder en netwerk, zodat zij ergens naartoe kan met haar gevoelens en emoties en zich gesteund voelt;
  • Goed Genoeg Ouderschap wordt in kaart gebracht, waarbij ook de rol van de partner van de moeder meegenomen wordt;
  • De rol van het netwerk wordt in kaart gebracht;
  • Moeder werkt mee aan de hulpverlening.
5.6.
De kinderrechter vindt het belangrijk dat er de komende periode aan de bovenstaande doelen wordt gewerkt om de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige01] weg te nemen. Nu er nog veel stappen moeten worden gezet, zal de kinderrechter het verzoek toewijzen voor de volledige duur zoals verzocht. De kinderrechter geeft daarbij de opdracht aan de GI om regie te voeren in het proces en de belangen van [minderjarige01] te bewaken. Van de GI verwacht de kinderrechter dat zij zicht krijgt op [minderjarige01] en haar ontwikkeling en passende hulpverlening voor [minderjarige01] (en de moeder) zal inzetten om toe te komen aan (rouw)verwerking. Aan de moeder en de partner van de moeder geeft de kinderrechter mee dat hij hoopt dat zij ervoor openstaan om in het belang van [minderjarige01] met de GI en hulpverlening samen te werken.
5.7.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige01] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.8.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige01] onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering met ingang van 20 september 2023 en tot 20 september 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2023 door mr. De Beer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vork als griffier, en op schrift gesteld op 4 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.