ECLI:NL:RBZWB:2023:6815

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
10474053 CV EXPL 23-1373 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Karsten-Badal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verklaring voor recht van medehuurderschap en onrechtmatige ontzegging van toegang tot huurwoning

In deze zaak vordert [eiser01] een verklaring voor recht dat hij medehuurder is van de woning die zijn ex-partner [naam01] huurt van WonenBreburg. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen. De procedure draait om de vraag of [eiser01] recht heeft op medehuurderschap en of WonenBreburg hem ten onrechte de toegang tot de huurwoning heeft ontzegd. De feiten tonen aan dat [eiser01] sinds 2016 bij [naam01] in de woning woont, maar dat er geen formeel verzoek tot medehuurderschap is gedaan. WonenBreburg heeft [eiser01] op 2 augustus 2022 de toegang tot de woning ontzegd, na een melding van een mishandeling door [eiser01] aan [naam01]. De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van een contractuele relatie tussen [eiser01] en WonenBreburg, en dat de ontzegging van de toegang niet onrechtmatig was, gezien de omstandigheden en de veiligheidsrisico's. De vorderingen van [eiser01] worden afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10474053 \ CV EXPL 23-1373
Vonnis van 27 september 2023
in de zaak van
[eiser01],
te [plaats01] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser01] ,
gemachtigde: mr. W.G.M. Vos,
tegen
STICHTING WONENBREBURG,
te Tilburg,
gedaagde partij,
hierna te noemen: WonenBreburg,
gemachtigde: mr. C.M. van Haaren, werkzaam bij WonenBreburg.

1.De procedure

1.1
De procedure gaat over de vraag of [eiser01] medehuurder is en of hem ten onrechte de toegang tot de huurwoning is ontzegd.
1.2
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 juli 2023;
- de mondelinge behandeling van 25 augustus 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.3
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staan de volgende feiten vast.
a. [eiser01] heeft ongeveer 27 jaar een relatie gehad met mevrouw [naam01] (hierna: [naam01] ). Deze relatie is inmiddels geëindigd.
Sinds 11 november 2011 huurt [naam01] van WonenBreburg de woning aan het [adres01] in [plaats01] (hierna: de woning).
[eiser01] woont sinds 2016 in de woning bij [naam01] . Per 7 oktober 2016 is hij op het adres van de woning ingeschreven in de Basisregistratie Personen.
Een mailbericht van 27 december 2017 heeft als onderwerp
‘Inwonende toevoegen’.Hierin wordt een aan WonenBreburg doorgegeven wijziging bevestigd. Het mailbericht begint met de tekst
‘Inwonende toevoegen´, daarna volgen eerst de gegevens van [naam01] en daarna die van [eiser01] . Na de persoonsgegevens staat er nog:
Relatie van de persoon die inwonende wil worden tot de huurder is: Niet geregistreerd partner’.
De brieven die [naam01] en [eiser01] daarna van WonenBreburg ontvangen, zijn steeds aan hen beiden gericht.
Op 22 april 2022 stuurt de dochter van [eiser01] een mailbericht aan WonenBreburg. Zij geeft aan dat de relatie tussen [naam01] en [eiser01] op dat moment ‘
niet zo best gaat’en zij op het punt staan de relatie te beëindigen. In het mailbericht vraagt zij of [eiser01] ook recht heeft op de woning.
Op 25 april 2022 stuurt WonenBreburg het volgende antwoord aan de dochter van [eiser01] :
‘Zowel uw vader als zijn vriendin zijn beide contractanten van de woning [adres01] . Dit betekent dat zij beiden evenveel recht hebben op de woning. Dus wanneer één van de contractanten weggaat betekent dit dat de andere gewoon in de woning kan blijven wonen. (…)’
Op 7 mei 2022 stuurt [naam01] het volgende mailbericht aan WonenBreburg:
‘Goedemorgen,
Kunt u mij uitleggen wat het verschil is tussen inwonende en medehuurder.

5 jaar geleden heb ik mijn toenmalige partner als inwonende toegevoegd. Zie bijlage.

Volgens de wet ben je dan niet automatisch medehuurder.
Nu kom ik er zoveel jaar later achter dat hij wel medehuurder is.
Kunt u mij uitleggen hoe dit mogelijk is?’
Later die dag schrijft zij in een volgend mailbericht:
‘Even een aanvulling op mijn vorige mail. In de print screen van de inschrijving inwonende staat duidelijk niet geregistreerd partnerschap. En ik heb nooit het formulier medehuurder ingevuld.
Kan het zijn dat er een vergissing is gemaakt?’
i. In de brief van 14 juni 2022 schrijft WonenBreburg aan [naam01] :
‘Enige tijd geleden heeft u aangegeven dat de heer [eiser01] ten onrechte door ons zou zijn ingeschreven als medehuurder. We hebben dit onderzocht.
U heeft inderdaad een verzoek gedaan om de heer [eiser01] bij ons te registreren als inwonende en niet als medehuurder. Door een administratieve fout is dit wel gebeurd. Dat was niet de bedoeling. We hebben dit inmiddels aangepast in het systeem. Excuses voor het ongemak. (…)’
In de brief van 7 juli 2022 reageert WonenBreburg op het verzoek van [naam01] om medehuurderschap voor [eiser01] . In die brief vraagt WonenBreburg om bewijs aan te leveren van een duurzame gemeenschappelijke huishouding.
In de brief van 25 juli 2022 geeft WonenBreburg aan dat er wel aanvullende stukken zijn aangeleverd, maar daar nog vragen over zijn. WonenBreburg nodigt [naam01] daarom uit voor een gesprek op 2 augustus 2022.
In een mailbericht van 29 juli 2022 schrijft [naam01] aan WonenBreburg:
‘ [eiser01] heeft helaas toch de post open gemaakt met de informatie dat er een afspraak staat bij WonenBreburg 2 augustus om 14.30.
Daardoor is de situatie volledig uit de hand gelopen. Hij heeft mij fysiek mishandeld. Inmiddels ben ik uit huis gevlucht, zonder kleding of spullen, en woon ik bij een vriendin. Er loopt een procedure bij de gemeente [plaats01] (adres onderzoek). Hij heeft een ander adres in Belgie, maar weigert te vertrekken.
Wat ik van de gemeente [plaats01] begrijp is dat het wettelijk lastig is om iemand uit te schrijven. Enigste optie is cilinder sloten vervangen. Ze gaan mijn casus wel bespreken en ik krijg daar vrijdag de uitslag van.(…)’
In de brief van 2 augustus van WonenBreburg aan [naam01] staat:

‘Op 2 augustus 2022 hebben wij een gesprek met u gehad op ons kantoor aan de Schorsmolenstraat in [plaats01] . Hier heeft u aangegeven dat u dit verzoek onder druk van de heer [eiser01] heeft ingediend, en dat u niet wilt dat meneer [eiser01] medehuurder wordt. Meneer [eiser01] zal door ons dus niet als medehuurder op uw adres worden geregistreerd.’

Op 2 augustus 2022 is WonenBreburg bij de woning verschenen met een wijkagent. De sloten van de woning zijn door WonenBreburg vervangen. [eiser01] heeft een half uur de tijd gekregen om zijn spullen te pakken, de sleutels in te leveren en uit de woning te vertrekken.
Op 19 januari 2023 is [eiser01] door de rechter in [plaats01] onder andere veroordeelt tot een contactverbod met [naam01] en een locatieverbod met betrekking tot het adres van de woning en het werkadres van [naam01] .

3.Het geschil

Vordering & standpunt [eiser01]
3.1
vordert - samengevat - een verklaring voor recht dat [eiser01] medehuurder is van de woning, een verklaring voor recht dat WonenBreburg primair toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van haar contractuele verplichtingen richting [eiser01] en subsidiair dat zij op 2 augustus 2022 onrechtmatig heeft gehandeld richting [eiser01] . [eiser01] vordert WonenBreburg te veroordelen tot vergoeding van de door hem geleden schade, op te maken bij staat, met veroordeling van WonenBreburg in de proceskosten.
3.2
[eiser01] legt het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. Eind 2017 hebben [naam01] en [eiser01] verzocht [eiser01] als medehuurder aan het huurcontract toe te voegen. [eiser01] heeft hier geen stukken meer van, de administratie is in de woning achtergebleven. Door WonenBreburg is hij wel in de administratie als medehuurder van de woning opgenomen. In de daarna ontvangen brieven werd [eiser01] ook aangeschreven en mede verantwoordelijk gehouden voor bijvoorbeeld huurachterstanden. Toen WonenBreburg op 25 april 2022 reageerde op een vraag van zijn dochter, is ook aangegeven dat [eiser01] evenveel recht op de woning heeft als [naam01] . Zonder overleg met [eiser01] heeft WonenBreburg het medehuurderschap van [eiser01] op 14 juni 2022 beëindigd. Dit op verzoek van [naam01] . [naam01] kreeg hier later spijt van. Daarom heeft zij op 29 juni 2022 WonenBreburg verzocht [eiser01] opnieuw als medehuurder aan te merken. WonenBreburg heeft [eiser01] op 2 augustus 2022 de toegang tot de woning niet mogen ontzeggen. Hij heeft evenveel recht op de woning als [naam01] . Hiermee heeft WonenBreburg [eiser01] de mogelijkheid ontnomen om via de weg van artikel 7:267 BW de discussie te voeren wie de huurovereenkomst na het beëindigen van de relatie voort zal zetten. Hiermee heeft WonenBreburg ook in strijd gehandeld met de huurbeschermingsbepalingen. Door hem de toegang tot de woning te ontzeggen heeft WonenBreburg ook wanprestatie gepleegd en/of onrechtmatig gehandeld. Zij had deze bevoegdheid niet. Hiermee is [eiser01] de mogelijkheid ontnomen zijn persoonlijke eigendommen uit de woning te halen, waardoor hij schade lijdt. Zijn schade bestaat bijvoorbeeld ook uit de extra reiskosten die hij moet maken omdat hij nu tijdelijk in België verblijft.
Standpunt WonenBreburg
3.3
Wonenbreburg voert verweer. Wonenbreburg concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser01] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser01] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser01] in de kosten van deze procedure.
3.4
WonenBreburg brengt het volgende als verweer naar voren. [eiser01] is geen medehuurder (geweest) van de woning. Op 27 december 2017 is verzocht [eiser01] als inwonende op de te nemen. Dat blijkt ook uit het mailbericht van die datum. [naam01] heeft destijds ook om inwoning verzocht en niet om medehuur van [eiser01] . Voor een verzoek tot medehuur moet een ander formulier worden ingevuld en moeten ook meer gegevens worden overgelegd. Het verzoek tot inwoning is per abuis ingeschreven als medehuurderschap. Deze vergissing is in juni 2022 ontdekt en in de brief van 14 juni 2022 aan [naam01] bevestigd. In december 2017 had [eiser01] ook niet als medehuurder kunnen worden aangemerkt. Er was toen geen sprake van een duurzame gemeenschappelijke huishouding van minimaal twee jaar. Op grond van artikel 7:267 BW is dit wel vereist. Op 29 juni 2022 heeft [naam01] een verzoek voor medehuur van [eiser01] gedaan. Dit verzoek is afgewezen omdat niet is gebleken van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. Later is door [naam01] aangegeven dat zij het verzoek onder druk van [eiser01] heeft gedaan. [eiser01] is dus ook toen geen medehuurder geworden. Op 2 augustus 2022 heeft er op kantoor van WonenBreburg een gesprek met [naam01] plaatsgevonden. Zij heeft aangeven het verzoek tot medehuur onder druk te hebben gedaan en dat [eiser01] haar heeft mishandeld. Die dag is ook door de politie contact opgenomen met WonenBreburg. De politie heeft WonenBreburg gewaarschuwd en aangeven dat er sprake was van een veiligheidsrisico. Om die reden heeft WonenBreburg samen met de wijkagent de woning die avond bezocht, [eiser01] de toegang tot de woning ontzegd en de sloten vervangen. WonenBreburg heeft hiermee geen wanprestatie gepleegd. Er is immers geen sprake van een contractuele relatie tussen WonenBreburg en [eiser01] . Zonder instemming van [naam01] , heeft [eiser01] geen recht om in de woning te verblijven. Daarom is er ook geen sprake geweest van onrechtmatig handelen. Overigens wordt betwist dat [eiser01] schade heeft geleden. Deze vordering is onvoldoende onderbouwd. Wat betreft de spullen van [eiser01] die nog in de woning zouden zijn, is dit iets tussen [naam01] en [eiser01] . WonenBreburg heeft geprobeerd een bemiddelende rol te spelen, maar staat hier verder buiten. Tot slot merkt WonenBreburg op dat [eiser01] een locatieverbod voor het adres van de woning is opgelegd. Daarmee is het voor hem onmogelijk zijn hoofdverblijf in de woning te hebben.

4.De beoordeling

4.1
Partijen zijn het niet eens over de vraag of [eiser01] medehuurder is of is geweest van de woning. Dit punt wordt eerst besproken. De vraag of er sprake is van wanprestatie of onrechtmatig handelen door WonenBreburg, hangt hiermee samen.
Medehuur
4.2
Op grond van artikel 7:267 BW kunnen een huurder en een andere persoon die in het gehuurde zijn hoofdverblijf heeft, gezamenlijk een verzoek tot mede huur doen. Dit verzoek wordt toegewezen als deze personen minimaal twee jaar een duurzame gemeenschappelijke huishouding hebben. Het is aan [eiser01] om feiten en omstandigheden aan te dragen waaruit volgt dat een gezamenlijk verzoek tot medehuur is gedaan. Daarnaast moet dit verzoek zijn gedaan op het moment dat sprake was van een duurzame gemeenschappelijke huishouding van minimaal twee jaar. Niet is gebleken dat er eind 2017 een gezamenlijk verzoek is gedaan. Ook was er op dat moment nog geen sprake van een duurzame gemeenschappelijke huishouding van minimaal twee jaar. [eiser01] stond per 7 oktober 2016 ingeschreven op het adres van de woning. Uit het mailbericht van 27 december 2017 volgt ook, dat er eind 2017 een verzoek is gedaan [eiser01] als inwonende toe te voegen en niet als medehuurder. [eiser01] is eind 2017 geen medehuurder geworden. Dat WonenBreburg dit bij vergissing administratief onjuist heeft verwerkt, maakt dit niet anders. [eiser01] stelt dat [naam01] in juni 2022 opnieuw een verzoek heeft gedaan om [eiser01] als medehuurder aan te merken. [naam01] heeft later aangegeven dat zij dit onder druk van [eiser01] heeft gedaan. Het verzoek is door WonenBreburg op dat moment niet toegewezen. Er is door WonenBreburg gevraagd bewijs aan te leveren dat er sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. Over de aangeleverde stukken had WonenBreburg nog vragen. Onder deze omstandigheden is [eiser01] ook in juni 2022 geen medehuurder van de woning geworden. Daarnaast maakt het aan [eiser01] opgelegde locatieverbod met betrekking tot het adres van de woning, dit ook praktisch onmogelijk.
Wanprestatie
4.3
[eiser01] stelt schade te hebben geleden, omdat WonenBreburg hem op 2 augustus 2022 ten onrechte de toegang tot de woning heeft ontnomen. Primair beroept [eiser01] zich op wanprestatie. Voor een geslaagd beroep op wanprestatie is het nodig dat er een contractuele relatie tussen [eiser01] en WonenBreburg is, waar [eiser01] rechten aan kan ontleden. Omdat [eiser01] geen medehuurder van de woning is, bestaat er geen overeenkomst tussen [eiser01] en WonenBreburg. WonenBreburg is dan ook niet tekortgekomen in de nakoming van verplichtingen die volgen uit een overeenkomst met [eiser01] . Een geslaagd beroep op wanprestatie is dan ook niet mogelijk.
Onrechtmatige daad
4.4
Subsidiair stelt [eiser01] dat WonenBreburg op 2 augustus 2022 onrechtmatig heeft gehandeld. Die dag heeft hij van WonenBreburg een half uur de tijd gekregen om zijn spullen te pakken en is hem daarna de toegang tot de woning ontzegd. Op grond van de wet is er sprake van een onrechtmatige daad als er sprake is van (1.) een inbreuk op een recht, (2.) een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of (3.) het doen of nalaten in strijd met ongeschreven regels uit het maatschappelijk verkeer. De eerste twee opties zijn niet aan de orde. [eiser01] heeft geen recht op verblijf in de woning en WonenBreburg heeft ook geen wettelijke plicht om hem in de woning te laten verblijven. Vraag is of WonenBreburg in strijd heeft gehandeld met de ongeschreven regels uit het maatschappelijk verkeer. Met andere woorden, heeft WonenBreburg op 2 augustus 2022 maatschappelijk (on)zorgvuldig gehandeld?
4.5
WonenBreburg heeft als verweer aangevoerd dat zij op 2 augustus 2022 in een gesprek met [naam01] op de hoogte is gesteld van een mishandeling die heeft plaatsgevonden door [eiser01] . Ook is er door de politie contact opgenomen met WonenBreburg en aangegeven dat er in de woning vanwege de aanwezigheid van [eiser01] sprake was van een veiligheidsrisico. WonenBreburg heeft daarna besloten om samen met de wijkagent [eiser01] de gelegenheid te geven zijn spullen te pakken en de woning te verlaten. Vervolgens zijn de sloten vervangen en is hem de toegang tot de woning verder ontzegd. Op 19 januari 2023 is [eiser01] door de rechtbank veroordeeld voor onder andere het mishandelen van [naam01] . Er is [eiser01] naast een taakstraf, een contact en locatieverbod opgelegd. Onder deze omstandigheden begrijpt de kantonrechter het handelen van WonenBreburg. WonenBreburg heeft [naam01] de toegang tot haar woning willen geven, zonder dat [eiser01] daar verbleef. Vanwege de waarschuwing door de politie, heeft zij dit onder aanwezigheid van de wijkagent willen doen. Daardoor was de tijd waarbinnen alles plaats moest vinden beperkt. De kantonrechter begrijpt de stellingen van [eiser01] zo, dat hij ook vindt dat WonenBreburg daarmee partij heeft gekozen voor [naam01] . WonenBreburg had ook naar zijn kant van het verhaal moeten luisteren. Een en ander zou genuanceerder liggen dan nu wordt voorgespiegeld. De kantonrechter volgt [eiser01] op dit punt, het had misschien meer voor de hand gelegen om ook [eiser01] te vragen om zijn verhaal te doen. De kantonrechter is echter van oordeel dat daarmee geen sprake is van onrechtmatig handelen door WonenBreburg. Op grond van de informatie die zij op dat moment had, heeft zij voldoende zorgvuldig gehandeld.
Geen schadevergoeding
4.6
Omdat er geen sprake is van wanprestatie of onrechtmatig handelen, is WonenBreburg niet gehouden enige schade van [eiser01] te vergoeden. Daarbij wordt opgemerkt dat in het geval er nog spullen van [eiser01] in de woning liggen, dit een kwestie tussen [eiser01] en [naam01] is. WonenBreburg is daarin geen partij.
Proceskosten
4.7
[eiser01] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van WonenBreburg als volgt vastgesteld:
- kosten getuigen
0,00
- kosten deskundigen
0,00
- overige kosten
0,00
- salaris gemachtigde
398,00
(2,00 punten × € 199,00)
Totaal
398,00

5.De beslissing

De kantonrechter
1. wijst de vorderingen van [eiser01] af,
2. veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, aan de zijde van WonenBreburg tot dit vonnis vastgesteld op € 398,00,
3. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Karsten-Badal en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2023.