ECLI:NL:RBZWB:2023:6820

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/412885 / KG ZA 23-398
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige toevertrouwing en voorlopige zorg- en contactregeling in kort geding tussen ouders van minderjarige

In deze zaak, die op 2 oktober 2023 door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een man en een vrouw, die samen een minderjarig kind hebben. De man vordert voorlopige toevertrouwing van de minderjarige aan de vrouw en een voorlopige zorgregeling. De vrouw verzoekt in reconventie om de voorlopige toevertrouwing aan haar en toestemming om met de minderjarige te verhuizen. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 september 2023 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en was ook een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige voorlopig aan de vrouw moet worden toevertrouwd, en dat er een voorlopige regeling voor contact tussen de man en de minderjarige moet komen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de man en de vrouw gezamenlijk behandeld, waarbij het belang van de minderjarige voorop stond. De voorzieningenrechter heeft besloten dat de man en de minderjarige recht hebben op contact met elkaar, met specifieke voorwaarden voor de uitvoering van deze regeling. Tevens is er een verwijzing naar een (jeugd)hulptraject voor de ouders en de minderjarige, om hen te ondersteunen in het maken van afspraken over de zorg- en opvoedingstaken. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaakgegevens: C/02/412885 KG ZA 23-398
Vonnis in kort geding van 2 oktober 2023
in de zaak van
[de man] ,
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 1] , [gemeente] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. K. van Doorn te Gilze,
tegen
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 2] , [gemeente] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. F. Ergec te Bergen op Zoom.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties;
  • de brief van 15 september 2023 van mr. Ergec met producties, genummerd 1 tot en met 11;
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie.
1.2.
Op 18 september 2023 heeft de voorzieningenrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de minderjarige en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit vereist.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen de partijen, bijgestaan door hun advocaten. Daarnaast was een vertegenwoordigster namens de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad, aanwezig om de voorzieningenrechter over de vorderingen te adviseren.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben tot juli 2023 een affectieve relatie met elkaar gehad, uit welke relatie het volgende, nog minderjarige kind is geboren:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2021 te [geboorteplaats] .
2.2.
De man heeft de minderjarige erkend.
2.3.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige.
2.4.
De minderjarige verblijft bij de vrouw.
2.5.
Tussen partijen is bij de rechtbank een door de man aangevangen bodemprocedure aanhangig (bekend onder het zaaknummer: C/02/414132 FA RK 23-4444), onder meer gericht op het vaststellen van een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
De man vordert in conventie om bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de minderjarige voorlopig toe te wijzen aan de vrouw;
II. de vrouw te bevelen, dan wel te veroordelen, om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, onverminderd uitvoering te geven aan de door de voorzieningenrechter vast te stellen voorlopige zorgregeling, zoals genoemd onder punt 14 van de dagvaarding, dan wel aan een door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen voorlopige zorgverdeling, zulks op straffe van een aan de man te betalen dwangsom van € 500,= voor ieder dagdeel dat zij nalatig is om aan het vonnis te voldoen, tot een maximum van € 10.000,=, dan wel een bedrag door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen;
III. de vrouw te verbieden zich met de minderjarige buiten de [gemeente] te vestigen, totdat in een eventuele bodemprocedure onherroepelijk is komen vast te staan dat zij hiertoe is gerechtigd, zulks op straffe van een aan de man te betalen dwangsom van € 1.000,= voor ieder dagdeel dat zij nalatig is om aan het vonnis te voldoen, tot een maximum van € 100.000,=, dan wel een bedrag door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen;
IV. partijen door te verwijzen naar het Uniform Hulpaanbod;
V. althans dusdanig voorlopige beslissingen te nemen die de voorzieningenrechter in het belang van de minderjarige acht.
3.2.
De man heeft zijn vorderingen als volgt toegelicht. Sinds het uiteengaan staat de vrouw toe dat hij en de minderjarige op dinsdagochtend één uur contact hebben in de woning van de ouders van de vrouw en in hun aanwezigheid. Daarnaast mag hij de minderjarige op vrijdag en zondag om 9.00 uur bellen. Op dit moment heeft hij echter alleen via facetime contact met de minderjarige. Het is in het belang van de minderjarige dat dit zeer beperkte contact zo snel mogelijk wordt uitgebreid. Partijen hebben daarbij hulp nodig, bij voorkeur via het Uniform Hulpaanbod (hierna: UHA). Met betrekking tot de zorgen die de vrouw heeft geuit, voert hij aan dat hij enkel drugs gebruikt op festivals en dat er nooit drugs in de woning zijn. Verder is hij het niet eens met het voornemen van de vrouw om, zonder zijn toestemming, met de minderjarige naar [plaats] te verhuizen. Hij heeft spoedeisend belang bij zijn vorderingen, omdat het in het belang van de minderjarige is dat er zo snel mogelijk een vaste regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wordt vastgesteld. Het is daarnaast niet juist dat de vrouw zonder zijn toestemming gezagsbeslissingen neemt. De behandeling van een bodemverzoek kan niet worden afgewacht.
3.3.
De vrouw voert verweer tegen de vorderingen van de man en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de man in zijn vorderingen, dan wel tot afwijzing van die vorderingen, met veroordeling van de man in de proceskosten en de nakosten.
In reconventie vordert de vrouw om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- te bepalen dat de minderjarige voorlopig toevertrouwd zal worden aan de vrouw;
- te bepalen dat aan de vrouw toestemming verleend wordt van uw Rechtbank om te verhuizen naar de [plaats] tezamen met de minderjarige.
3.4.
Ter onderbouwing van haar verweer en vorderingen voert de vrouw, samengevat, aan dat zij het in het belang van de minderjarige vindt dat hij contact heeft met de man, maar dat zij enkel kan instemmen met uitbreiding van de huidige zorgregeling als het contact op een veilige manier kan plaatsvinden. Zij maakt zich veel zorgen over de opvoedkundige capaciteiten van de man en de veiligheid van de minderjarige wanneer hij bij de man is, omdat de man bekend is met middelen- en alcoholmisbruik. Voor wat betreft haar voorgenomen verhuizing naar [plaats] , merkt de vrouw op dat zij haar toekomst wil opbouwen in [plaats] . Haar ouders, bij wie zij met de minderjarige inwoont, gaan naar [plaats] verhuizen en zij heeft ook haar werk in [plaats] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw desgevraagd verklaard dat haar ouders pas omstreeks [datum] 2024 naar [plaats] gaan verhuizen.
3.5.
Op de overige stellingen van partijen en het advies van de Raad wordt hierna, voor zover van belang voor de beoordeling van de vorderingen, ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Vanwege de nauwe samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie, zullen deze vorderingen gezamenlijk worden behandeld.
4.2.
Op grond van de gedingstukken en de toelichting door partijen tijdens de mondelinge behandeling staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van de partijen bij hun vorderingen vast.
Voorlopige toevertrouwing van de minderjarige
4.3.
Partijen zijn het erover eens dat de minderjarige voorlopig aan de vrouw moet worden toevertrouwd. De voorzieningenrechter zal de daartoe strekkende vorderingen van partijen toewijzen.
Vervangende toestemming verhuizing
4.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de voorgenomen verhuizing van de vrouw met de minderjarige naar [plaats] niet zal plaatsvinden vóór [datum] 2024. Gelet op de aard van de kort geding procedure, waarin in spoedeisende gevallen een voorlopige maatregel kan worden getroffen, hebben partijen hun vorderingen met betrekking tot de voorgenomen verhuizing van de vrouw ingetrokken. Aangezien de gronden niet meer kunnen worden onderzocht, zullen deze vorderingen worden afgewezen.
Voorlopige regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
4.5.
Tijdens de mondelinge behandeling is namens de Raad, samengevat, aangegeven dat fysiek contact tussen de man en de minderjarige zo snel mogelijk moet worden hersteld, omdat fysiek contact de beste wijze is voor de minderjarige om binding met de man te houden. Contact via facetime is gelet op de jonge leeftijd van de minderjarige onvoldoende. Aangezien de vrouw veel zorgen heeft met betrekking tot de veiligheid van de minderjarige, stelt de Raad voor om het contact vanuit de woning van de ouders van de vrouw op te starten en binnen het UHA-traject verder uit te bouwen.
4.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het in het belang van de minderjarige is dat het contact met de man zo snel mogelijk wordt hersteld, Ook is het in zijn belang dat er meer contact is dan één uur per week zoals de vrouw voorstaat. De voorzieningenrechter zal daarom een voorlopige regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vaststellen, waarbij de man en de minderjarige gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar:
- de ene week op zaterdag van 9.00 uur tot 12.00 uur,
- de andere week op een vaste dag (door partijen in onderling overleg overeen te komen) van 18.00 uur tot 19.00 uur.
Omdat het vertrouwen bij de vrouw met betrekking tot de veiligheid van de minderjarige moet groeien, zal de voorzieningenrechter bepalen dat dit contact voorlopig plaatsvindt in de woning van de ouders van de vrouw en in aanwezigheid van de (ouders van de) vrouw, met dien verstande dat de man de minderjarige op zaterdag mee naar buiten mag nemen om bijvoorbeeld te wandelen of naar een speeltuintje te gaan, zonder begeleiding door de (ouders van de) vrouw.
4.7.
De voorzieningenrechter heeft op dit moment geen reden te veronderstellen dat de vrouw de vast te stellen voorlopige zorgregeling niet zal nakomen en ziet dan ook geen aanleiding om aan de uitvoering van deze voorlopige zorgregeling, als prikkel tot nakoming, een dwangsom te verbinden. De daartoe strekkende vordering van de man zal worden afgewezen.
Uniform Hulpaanbod (hierna: UHA)
4.8.
De man vordert partijen te verwijzen naar UHA. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw hiermee ingestemd.
4.9.
De problematiek van de ouders omvat het volgende: Partijen hebben recent hun affectieve relatie verbroken en moeten nog afspraken gaan maken over de gevolgen van die relatiebreuk. Het vertrouwen van partijen in elkaar moet worden hersteld, zodat partijen, al dan niet onder begeleiding van een professionele derde, afspraken kunnen gaan maken over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van hun zoon [minderjarige] . [minderjarige] is bij de vrouw.
De vrouw maakt zich daarbij zorgen over de opvoedkundige capaciteiten van de man en de veiligheid van de minderjarige wanneer hij bij de man is, omdat de man bekend met middelen- en alcoholgebruik. De man betwist dat er drugs in huis zijn en geeft aan dat zijn middelen- en alcoholgebruik beperkt is tot gebruik op festivals en in weekenden. Hij vindt dat er geen enkele reden is tot zorg en kan zich niet verenigen met de opstelling van de vrouw en de beperkte contactregeling die zij op dit moment toestaat.
4.10.
Het lukt ouders samen niet de problemen tussen hen op te lossen. De voorzieningenrechter vindt het, net als de Raad, daarom nodig dat voor deze ouders en hun minderjarig kind een passend (jeugd)hulpverleningstraject bij een zorgaanbieder wordt ingezet. Ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling ermee ingestemd dat de voorzieningenrechter hen en hun minderjarig kind voor (jeugd)hulpverlening verwijst naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-West. De verwijzing heeft op 18 september 2023 plaatsgevonden met het verzenden van het verwijzingsformulier naar het loket. Dit vonnis geldt als bevestiging dat ouders met de doorverwijzing en de voorwaarden daarvan hebben ingestemd.
4.11.
Met de inzet van het (jeugd)hulptraject gaan de ouders, zo is met hen afgesproken, in ieder geval werken aan het behalen van de volgende resultaten:
- de ouders hebben inzicht in de (psychologische) gevolgen van de scheiding voor het kind;
- het kind heeft een stem in het scheidingsproces, voelt zich gehoord en gesteund.
4.12.
Gebleken is dat ouders daarnaast ook op andere onderdelen hulp en ondersteuning nodig hebben. Daarom heeft de voorzieningenrechter na overleg met de ouders besloten dat zij samen met een zorgaanbieder ook gaan werken aan het behalen van de volgende resultaten:
- de gezagdragende ouders zorgen voor afspraken en beslissingen die in het belang zijn van het kind;
- het kind en de gezagdragende ouders hebben onbelast contact met elkaar;
- er is inzicht in de mogelijkheden/belemmeringen van beide ouders en de hulp die nodig is om een stabiele opvoedsituatie voor het kind te realiseren (binnen de scheidingssituatie);
De resultaten zijn ook vastgelegd in een resultatenlijst. Deze lijst is aan dit vonnis gehecht (bijlage 1). Ten aanzien van het verdere verloop van het traject overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.13.
Na afloop van het (jeugd)hulpverleningstraject maakt de zorgaanbieder een rapportage op over het verloop en het resultaat van het traject. Deze rapportage wordt als bijlage bij het door de gemeente/toegang op te maken rapport gevoegd.
Tussen partijen is een bodemprocedure aanhangig, bij deze rechtbank bekend onder zaak-/rekestnummer C/02/414132 / FA RK 23-4444. Voor het doorlopen van een hulpverleningstraject waarbij zoals hier wordt ingezet op onbelast contact wordt standaard een termijn van 9 maanden aangehouden. Gelet hierop verzoekt de voorzieningenrechter het loket om de volledige UHA-rapportage
uiterlijk 18 juni 2024, of zoveel eerder als mogelijk is, in de hiervoor genoemde
bodemprocedurein te brengen. Op verzoek van het loket en/of de gemeente/toegang kan de rechtbank deze termijn verlengen. Dit verzoek moet gemotiveerd worden gedaan. Als de verlenging wordt toegestaan dan geeft de rechtbank een nieuwe pro forma datum door.
4.14.
Als de hulp heeft geleid tot een positief resultaat, stelt de rechtbank ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid zich binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage uit te laten of een mondelinge behandeling in de bodemprocedure nog nodig is. De advocaten maken in hun reactie kenbaar wat het resultaat van de hulpverlening betekent voor de in die procedure gedane verzoeken met betrekking tot het kind.
4.15.
Als de hulp niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat verzoekt de voorzieningenrechter het loket de volledige UHA-rapportage ook direct toe te sturen aan de Raad. De Raad toetst en beoordeelt dan of een onderzoek of interventie zal worden verricht. De Raad informeert de rechtbank binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage of er aanleiding is een onderzoek of interventie te starten.
4.16.
Wanneer de Raad geen aanleiding ziet voor een onderzoek of interventie, maar op grond van de UHA-rapportage direct een advies kan geven, stelt de rechtbank ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid zich over dit advies, alsmede over het verdere procesverloop uit te laten.
4.17.
Wanneer de Raad een onderzoek wel noodzakelijk vindt, dan verzoekt de
voorzieningenrechter de raad dit onderzoek te verrichten en daarover in de bodemprocedure
bekend onder zaak-/rekestnummer C/02/414132 / FA RK 23-4444 een rapport en advies in te dienen ter beantwoording van de volgende vragen:
- Welke zorgregeling door de ouders komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarige?
- Welke vorm van contact met de man komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarige?
- Hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
- Welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn niet in voorgaande vraag aan de orde gesteld en zijn wel van belang om te vermelden?
4.18.
Dit vonnis is een verzoek aan de Raad om dit onderzoek te verrichten, indien het traject niet is gestart of niet positief wordt afgesloten én de raad dat onderzoek noodzakelijk acht.
4.19.
Na een onderzoek of interventie van de Raad stelt de rechtbank ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid om binnen een termijn van 14 dagen op de rapportage van de raad te reageren en zich uit te laten over het verdere procesverloop.
4.20.
De ouders zijn tijdens de mondelinge behandeling geïnformeerd over de privacy aspecten van de doorverwijzing (bijlage). Zij hebben met het delen van de privacy gegevens en de voorwaarden waaronder de verwijzing plaatsvindt ingestemd.
Proceskosten
4.21.
In zaken tussen ex-partners is het gebruikelijk dat de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt. De voorzieningenrechter ziet op dit moment geen aanleiding om af te wijken van dit uitgangspunt.
4.22.
De voorzieningenrechter begrijpt dat de vrouw tevens vergoeding van nakosten wenst, maar ingevolge artikel 8 van het liquidatietarievenbesluit bestaat in geval van proceskostencompensatie geen aanspraak op vergoeding van nakosten. De daartoe strekkende vordering zal eveneens worden afgewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie en in reconventie:
5.1.
bepaalt dat de [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2021 te [geboorteplaats] ,
voorlopigwordt toevertrouwd aan de vrouw;
5.2.
bepaalt dat de man en genoemde minderjarige in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
voorlopigrecht hebben op contact met elkaar:
- de ene week op zaterdag van 9.00 uur tot 12.00 uur,
- de andere week op een vaste dag (door partijen in onderlinge overleg overeen te komen) van 18.00 uur tot 19.00 uur,
waarbij het contact zal plaatsvinden in de woning van de ouders van de vrouw en in aanwezigheid van de (ouders van de) vrouw, een en ander met inachtneming van hetgeen over de invulling van deze regeling in rechtsoverweging 4.6 van dit vonnis is overwogen;
5.3.
verwijst ouders en hun minderjarig kind voor een (jeugd)hulptraject ten behoeve van de hierboven genoemde resultaten naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-West. Het loket zal ouders en kind vervolgens via de toegang van de woonplaatsgemeente van de minderjarige verwijzen naar de zorgaanbieder;
5.4.
verzoekt het loket om uiterlijk
18 juni 2024, of zoveel eerder als mogelijk is, in de
bodemprocedurebekend onder zaak-/rekestnummer C/02/414132 FA RK 23-4444 de rapportage over het verloop en het resultaat van het (jeugd)hulpverleningstraject ter griffie in te dienen;
5.5.
verzoekt het loket, wanneer het traject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, de UHA-rapportage ook direct toe te sturen aan de Raad;
5.6.
verzoekt de Raad binnen veertien dagen na ontvangst van de UHA-rapportage de rechtbank te informeren of hij aanleiding ziet een onderzoek of interventie te starten;
5.7.
verzoekt de Raad, regio Zeeland, West- en Midden-Brabant, locatie Breda wanneer het (jeugd)hulptraject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, dan wel als de raad daartoe zelf aanleiding ziet, ten behoeve van de bodemprocedure bekend onder zaak-/rekestnummer C/02/414132 / FA RK 23-4444 onderzoek in te stellen ter beantwoording van de in rechtsoverweging 4.17 opgenomen vragen en daarover te rapporteren en te adviseren;
5.8.
verzoekt de Raad zijn rapport en advies binnen vier maanden nadat de raad de rechtbank heeft laten weten dat een onderzoek of interventie zal worden verricht bij de rechtbank in te dienen, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift van dit rapport en advies aan de advocaten van partijen;
5.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.10.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.11.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit kort geding vonnis is gewezen en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2023 door mr. Van Triest, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van Van Dongen als griffier.