ECLI:NL:RBZWB:2023:6822

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/414202 / FA RK 23-4479 en C/02-414209 / KG ZA 23-460
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van het gevaarscriterium en belangenafweging bij huisverbod op grond van de Wet tijdelijk huisverbod

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 september 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een huisverbod dat door de burgemeester van Oosterhout was opgelegd aan verzoeker. Dit huisverbod was ingesteld op 24 september 2023 voor een periode van tien dagen, op basis van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth). Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld tijdens een mondelinge zitting, waarbij zowel verzoeker als verweerder aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van Veilig Thuis.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een ernstig en onmiddellijk gevaar bestond voor de veiligheid van de moeder van verzoeker, die als kwetsbaar werd beschouwd. Verzoeker had dreigende uitlatingen gedaan, wat leidde tot de conclusie dat het huisverbod gerechtvaardigd was. De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoeker, die herstellende was van een operatie, afgewogen tegen de belangen van zijn moeder. Ondanks verzoekers argumenten dat het huisverbod onterecht was, oordeelde de voorzieningenrechter dat de burgemeester in redelijkheid gebruik had kunnen maken van zijn bevoegdheid om het huisverbod op te leggen.

De voorzieningenrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorzieningen afgewezen. Er werd geen aanleiding gezien om de kosten van de procedure aan verweerder op te leggen. De uitspraak benadrukt het belang van veiligheid en de noodzaak van gesprekken tussen partijen onder begeleiding van Veilig Thuis, om de situatie te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familierecht
Breda
Enkelvoudige Kamer
Zaaknummer: C/02/414209 / KG ZA 23-460 (voorlopige voorziening)
C/02/414202 / FA RK 23-4479 (beroep)
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van
27 september 2023
in de zaak van

[verzoeker],

wonende te [woonplaats],
verzoeker tevens eiser, hierna te noemen: verzoeker,
gemachtigde mr. A.C.M. Tönis, ter zitting bijgestaan door mr. R. van ’t Land, advocaat te Breda,
en

de burgemeester van de gemeente OOSTERHOUT,

verweerder tevens gedaagde, hierna te noemen: verweerder,
gemachtigden dhr. [gemachtigde 1] en mw. [gemachtigde 2].
In welke zaak belanghebbende is:
- mw. [belanghebbende], moeder van verzoeker.
Als informant is opgeroepen Veilig Thuis.
Het procesverloop
Bij besluit van 24 september 2023 heeft verweerder aan verzoeker een huisverbod opgelegd voor een periode van tien dagen op grond van de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: Wth).
Op 25 september 2023 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van het huisverbod. Ook heeft verzoeker diezelfde dag verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft op 26 september 2023 de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
Tot de processtukken behoren:
- het beroepschrift en het verzoek tot voorlopige voorzieningen;
- het e-mailbericht met bijlagen van de Gemeente Oosterhout van 26 september 2023;
- het e-mailbericht met bijlagen van mw. [belanghebbende] van 26 september 2023.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op de mondelinge behandeling van
27 september 2023. Hierbij waren aanwezig:
- verzoeker, bijgestaan door mr. Van ’t Land, waarnemer van mr. Tönis;
- verweerder, vertegenwoordigd door dhr. [gemachtigde 1] en mw. [gemachtigde 2];
- Veilig Thuis, vertegenwoordigd door dhr. [vertegenwoordiger 1] en mw. [vertegenwoordiger 2].
De moeder van verzoeker is niet op de mondelinge behandeling verschenen.
Na de sluiting van het onderzoek op de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De beslissing en de gronden van de beslissing luiden als volgt.

Overwegingen

Weergave bestreden besluit en verzoek en beroep
Bij het bestreden besluit van 24 september 2023 heeft verweerder een huisverbod opgelegd voor de duur van tien dagen op grond van de Wth. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat er een ernstig en onmiddellijk gevaar bestaat voor de veiligheid van de moeder van verzoeker, dan wel dat er een ernstige vermoeden van dit gevaar bestaat.
Het verzoek voorlopige voorziening strekt ertoe opschortende werking te verlenen aan (de tenuitvoerlegging van) het besluit van verweerder tot het opleggen van een huisverbod, met veroordeling van verweerder in de kosten van de procedure.
Het beroep strekt ertoe het besluit tot oplegging van het huisverbod te vernietigen.
Kortsluiten met afwijzen verzoek voorlopige voorziening
Op grond van artikel 8:81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), voor zover hier van belang, kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dit vereist.
Verder kan de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak op grond van artikel 8:86 Awb, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de mondelinge behandeling, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, zodat hij onmiddellijk uitspraak zal doen op het beroep.
Spoedeisend belang
Verzoeker heeft door het bestreden besluit tot oplegging van het huisverbod geen toegang tot zijn woning. Het spoedeisend belang bij de door hem gevraagde voorziening is daarmee gegeven en hij is ontvankelijk in zijn verzoek.
Beoordeling gronden
Het wettelijk kader
Op grond van artikel 2, eerste lid, Wth kan de burgemeester een huisverbod opleggen aan een persoon indien uit feiten en omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten en omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat.
Op grond van artikel 3, eerste lid van de Wth kan de burgemeester van deze bevoegdheid mandaat verlenen aan de hulpofficier van justitie. Verweerder heeft een mandaat verleend aan de hulpofficier van justitie, zodat deze laatste bevoegd was om namens verweerder het bestreden besluit te nemen.
De voorzieningenrechter beoordeelt vol of het gevaar blijkt uit de door verweerder geduide feiten of omstandigheden. Als blijkt van dat gevaar, dan was verweerder bevoegd een huisverbod op te leggen. Daarna beoordeelt de voorzieningenrechter terughoudend of verweer in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van die bevoegdheid gelet op alle belangen.
Verzoeker stelt dat geen sprake is (geweest) van een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van zijn moeder. Verzoeker erkent dat hij bedreigende uitlatingen heeft gedaan, maar hij heeft ook direct aangegeven nooit de daad bij het woord te zullen voegen. Op het moment van het incident was verzoeker onder invloed van alcohol en medicijnen en de uitlatingen heeft hij gedaan vanuit frustratie en boosheid. Verzoeker heeft spijt van zijn gedrag. Verder geeft verzoeker aan dat de punten die zijn opgenomen in het Risico-taxatie instrument Huiselijk geweld (RiHg) geen recht doen aan de werkelijkheid. Er wordt bijvoorbeeld melding gemaakt van meerdere incidenten, maar deze zaken zijn geseponeerd en het geweld was in die zaken ook niet gericht tegen zijn moeder. Ook geeft verzoeker aan dat het huisverbod in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Het huisverbod heeft ingrijpende gevolgen voor verzoeker. Hij is onlangs geopereerd aan zijn been. Op dit moment verblijft hij in [woonvoorziening] te [plaats], maar dit is geen omgeving om te kunnen herstellen van een operatie. Verder heeft de woning waar verzoeker met zijn moeder woont twee afgescheiden woongedeeltes (beneden en boven). Er had dan ook voor een minder ingrijpend alternatief gekozen kunnen worden, bijvoorbeeld een verbod om de woonruimte van zijn moeder te betreden. Volgens verzoeker had verweerder in redelijkheid niet over moeten gaan tot het opleggen van een ingrijpend middel als het huisverbod.
Verweerder voert aan dat het huisverbod terecht is opgelegd en verzoekt het huisverbod in stand te laten.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Vast staat dat verzoeker tijdens het incident op 24 september 2023 dreigende uitlatingen heeft gedaan richting zijn moeder. Deze gedragingen konden door zijn moeder als zeer bedreigend worden ervaren, hij heeft gezegd dat hij haar kapot zou maken. Verder heeft Veilig Thuis verklaard dat de moeder van verzoeker een kwetsbare vrouw is; zij is 82 jaar oud en heeft een erg broze gezondheid. Het incident heeft een grote impact op haar gehad. Verzoeker heeft op de mondelinge behandeling aangegeven dat hij ten tijde van het incident onder invloed was van alcohol en medicijnen. De voorzieningenrechter ziet bij verzoeker geen grote motivatie om afspraken te maken over het voorkomen van weer een dergelijke situatie (bijvoorbeeld door geen alcohol meer drinken). De voorzieningenrechter heeft de indruk dat verzoeker met name zichzelf als het slachtoffer ziet van de ontstane situatie ziet en weinig oog heeft voor de angst die bij zijn moeder is ontstaan vanwege zijn heftige, dreigende uitlatingen. Alles overwegende is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake was van een ernstig vermoeden van gevaar. Verweerder was dan ook bevoegd om het huisverbod op te leggen.
Vervolgens komt de voorzieningenrechter toe aan de beoordeling of verweerder in alle redelijkheid gebruik kon maken van die bevoegdheid, alle belangen afwegend. Verzoeker heeft belang bij het verblijf in zijn woning, omdat hij moet herstellen van een operatie. Echter, op dit moment verblijft verzoeker in [woonvoorziening] te [plaats]. Ook de komende dagen kan hij hier verblijven. Verder neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de moeder van verzoeker een zeer kwetsbare vrouw is. Zij heeft belang bij een ongestoord woongenot en zij moet gevrijwaard blijven van bedreigingen en angst voor verzoeker. In deze beoordeling betrekt de voorzieningenrechter ook dat verzoeker weliswaar stelt de daad niet bij het woord te voegen, maar dit is niet zeker, zeker nu verzoeker ontremd lijkt te zijn geweest door alcoholgebruik en er eerder meldingen zijn geweest over agressie van verzoeker. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om het huisverbod op te leggen.
Ten slotte ziet de voorzieningenrechter zich voor de vraag gesteld of er op dit moment aanleiding bestaat om het huisverbod op te heffen. Op de mondelinge behandeling is gebleken dat er nog geen gesprek heeft plaatsgevonden tussen partijen met Veilig Thuis. Er zijn dus nog geen veiligheidsafspraken gemaakt. De voorzieningenrechter heeft op de mondelinge behandeling ook geconstateerd dat verzoeker niet erg welwillend is om afspraken te maken, bijvoorbeeld over zijn alcoholgebruik. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat niet aannemelijk is gemaakt dat de situatie nu al zodanig is verbeterd dat er geen gronden meer zijn voor handhaving van het besluit. De voorzieningenrechter benadrukt dat het van belang is dat partijen zo spoedig mogelijk met elkaar in gesprek gaan onder begeleiding van Veilig Thuis. Het is hierbij van belang dat het gehele systeem rondom de moeder van verzoeker bij dit gesprek wordt betrokken, dus ook haar andere kinderen (broer en zus van verzoeker).
Gelet op het bovenstaande zal het beroep tegen het besluit ongegrond worden verklaard en zal het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening worden afgewezen.
Er bestaat geen aanleiding tot veroordeling van verweerder in de kosten van de procedure.

De beslissing

De voorzieningenrechter
verklaart het beroep ongegrond;
wijst het verzoek om voorlopige voorzieningen af.
Deze uitspraak is mondeling gedaan door mr. Van Triest, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 september 2023, in tegenwoordigheid van mr. Hurkmans, griffier.
De uitspraak is op 29 september 2023 op schrift gesteld.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze uitspraak, voor zover daarbij op het beroep is beslist, kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 'sGravenhage. De termijn daarvoor bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na verzending van deze uitspraak.
Tegen de uitspraak inzake de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.