In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 oktober 2023 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende voorlopige voogdij. De Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, heeft verzocht om voorlopige voogdij over de minderjarige [minderjarige01], geboren in 2009. De vader van [minderjarige01] is sinds 18 maart 2019 belast met het gezag, maar de moeder is op [datum] overleden, waardoor er een gezagsvacuüm is ontstaan. De minderjarige verblijft sinds het overlijden van de moeder tijdelijk in een netwerkpleeggezin.
De kinderrechter heeft op basis van de ingediende verzoeken en de urgentie van de situatie geoordeeld dat de maatregel van voorlopige voogdij dringend en noodzakelijk is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader al geruime tijd niet betrokken is in het leven van [minderjarige01] en feitelijk geen uitvoering geeft aan het gezag. Hierdoor is het wettelijk vereiste gezag op dit moment niet uitgeoefend.
De kinderrechter heeft de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige01] voor de duur van drie maanden, met ingang van 3 oktober 2023 tot 3 januari 2024. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de betrokken partijen zijn uitgenodigd voor een mondelinge behandeling op 13 oktober 2023. De beslissing is mondeling gegeven door mr. De Beer en schriftelijk vastgelegd door mr. de Haas als griffier.