ECLI:NL:RBZWB:2023:6856

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
4 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/414517 / FA RK 23-4626
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
  • mr. de Haas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voogdij zonder zitting toegewezen in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 oktober 2023 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende voorlopige voogdij. De Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, heeft verzocht om voorlopige voogdij over de minderjarige [minderjarige01], geboren in 2009. De vader van [minderjarige01] is sinds 18 maart 2019 belast met het gezag, maar de moeder is op [datum] overleden, waardoor er een gezagsvacuüm is ontstaan. De minderjarige verblijft sinds het overlijden van de moeder tijdelijk in een netwerkpleeggezin.

De kinderrechter heeft op basis van de ingediende verzoeken en de urgentie van de situatie geoordeeld dat de maatregel van voorlopige voogdij dringend en noodzakelijk is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader al geruime tijd niet betrokken is in het leven van [minderjarige01] en feitelijk geen uitvoering geeft aan het gezag. Hierdoor is het wettelijk vereiste gezag op dit moment niet uitgeoefend.

De kinderrechter heeft de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige01] voor de duur van drie maanden, met ingang van 3 oktober 2023 tot 3 januari 2024. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de betrokken partijen zijn uitgenodigd voor een mondelinge behandeling op 13 oktober 2023. De beslissing is mondeling gegeven door mr. De Beer en schriftelijk vastgelegd door mr. de Haas als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/414517 / FA RK 23-4626
Datum uitspraak: 3 oktober 2023
Beschikking voorlopige voogdij
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
Regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad,
betreffende de minderjarige
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2009 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de vader01],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] ,
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI).

1.Het verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het mondelinge verzoek van de Raad van 3 oktober 2023;
- het nader op schrift gestelde verzoek van de Raad van 4 oktober 2023 met bijlagen, binnengekomen bij de griffie op 4 oktober 2023;
- de bereidverklaring van de GI van 4 oktober 2023, binnengekomen bij de griffie op 4 oktober 2023.

2.De feiten

[minderjarige01] is door de vader erkend en de vader is sinds 18 maart 2019 belast met het gezag over [minderjarige01] .
De moeder,
[de moeder01], is op [datum] overleden. Tot haar overlijden was de moeder (sinds 2019) tezamen met de vader belast met het gezamenlijk ouderlijk gezag over [minderjarige01] .
[minderjarige01] verblijft sinds het overlijden van de moeder tijdelijk in een netwerkpleeggezin.

3.Het verzoek

De Raad verzoekt de voorlopige voogdij over [minderjarige01] uit spreken, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De Raad adviseert om de GI te belasten met de voorlopige voogdij over de minderjarige. Verzocht wordt de maatregel uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en zonder voorafgaand verhoor van belanghebbenden op het verzoek te beslissen. De maatregel is volgens de Raad dringend en onverwijld noodzakelijk om in de gezagsuitoefening over [minderjarige01] te voorzien.

4.De beoordeling

Ingevolge artikel 1:241 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de Raad indien blijkt dat een minderjarige niet onder het wettelijk vereiste gezag staat, of dat dit gezag niet over hem wordt uitgeoefend, de kinderrechter verzoeken in de gezagsuitoefening over deze minderjarige te voorzien. Op grond van lid 2 van voornoemd artikel kan de kinderrechter een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1. van de Jeugdwet belasten met de voorlopige voogdij over de minderjarige indien het dringend en onverwijld noodzakelijk is om in de gezagsuitoefening van de minderjarige te voorzien teneinde de belangen van de minderjarige te kunnen behartigen.
Uit het bepaalde in artikel 800 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) volgt dat een beschikking met betrekking tot de voorlopige voogdij alleen dan aanstonds, en aldus zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden, kan worden gegeven, indien de behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige.
De kinderrechter heeft tijdens het telefoongesprek met de Raad op 3 oktober 2023 geoordeeld dat dat de verzochte maatregel dringend en onmiddellijk noodzakelijk is om de belangen van [minderjarige01] te kunnen behartigen. Daarbij is de kinderrechter in eerste instantie uitgegaan van de situatie waarin de moeder belast was met het eenhoofdig gezag over [minderjarige01] en er als gevolg van haar overlijden op 3 oktober jl. een gezagsvacuüm is ontstaan. Vervolgens is bij de indiening van het schriftelijke verzoek duidelijk geworden dat de vader mede was belast met het gezag over [minderjarige01] . Het is de kinderrechter echter gebleken dat de vader al gedurende een lange periode van meerdere jaren niet meer betrokken is in het leven van [minderjarige01] en sindsdien feitelijk geen uitvoering geeft aan het gezag. De kinderrechter is daarom van oordeel dat het wettelijk vereiste gezag over [minderjarige01] op dit moment niet wordt uitgeoefend.
Gelet daarop kan het verhoor van [minderjarige01] en de belanghebbenden niet worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige01] . De GI heeft zich bereid verklaard de voorlopige voogdij over [minderjarige01] uit te oefenen. Gelet hierop zal de kinderrechter – met toepassing van artikel 800, lid 3 Rv – de GI belasten met de voorlopige voogdij over [minderjarige01] voor de duur van drie maanden, met ingang van 3 oktober 2023 en tot 3 januari 2024.
De Raad, [minderjarige01] en de belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven op de hierna te noemen zitting.
5.
De beslissing
De kinderrechter:
belast Stichting Jeugdbescherming West Zeeland met de voorlopige voogdij over [minderjarige01] ;
welke maatregel van rechtswege eindigt na drie maanden, te weten op 3 januari 2024, tenzij voor het einde van die termijn aan de kinderrechter een voorziening in het gezag over [minderjarige01] is verzocht. De voorlopige voogdij loopt dan door totdat op dit verzoek is beslist;
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de Raad, de GI, de vader en [minderjarige01] zullen worden gehoord tijdens de mondelinge behandeling bij de kinderrechter op vrijdag 13 oktober 2023 om 10:00 uur, welke zitting wordt gehouden in het gerechtsgebouw te Middelburg, Kousteensedijk 2;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproep voor genoemde mondelinge behandeling voor de Raad, de GI en de vader;
bepaalt dat [minderjarige01] in een aparte brief wordt uitgenodigd voor genoemde mondelinge behandeling.
De beslissing is mondeling gegeven door mr. De Beer, kinderrechter, op 3 oktober 2023 en schriftelijk vastgelegd op 4 oktober 2023 in tegenwoordigheid van mr. de Haas als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.