In deze civiele zaak heeft eiseres, een moeder, een geldlening van € 81.000,00 verstrekt aan haar dochter en haar voormalig schoonzoon, gedaagde. Gedaagde heeft een deel van deze lening, € 56.000,00, op zich genomen en verzoekt de rechtbank om in termijnen van maximaal € 400,00 per maand te mogen terugbetalen. Eiseres is van mening dat deze termijn te lang is en verzoekt de rechtbank om gedaagde te verplichten het openstaande bedrag ineens te betalen, inclusief rente en kosten. De rechtbank heeft de procedure beoordeeld op basis van de ingediende stukken, waaronder de dagvaarding en de conclusies van beide partijen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke overeenkomst is over de terugbetalingstermijn van de lening. Eiseres heeft recht op onmiddellijke terugbetaling, aangezien er geen afspraken zijn gemaakt over een termijn. Gedaagde heeft wel deelbetalingen gedaan, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet kan aanspraak maken op een betalingsregeling. De rechtbank weegt de belangen van beide partijen en concludeert dat er geen reden is om gedaagde enig uitstel te verlenen. Eiseres heeft een dringende behoefte aan het terugbetaalde bedrag voor haar levensonderhoud, terwijl gedaagde onvoldoende argumenten heeft aangedragen voor zijn verzoek om in termijnen te betalen.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat gedaagde € 55.100,00 aan eiseres moet terugbetalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 maart 2023. Gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 3.378,36. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiseres het vonnis onmiddellijk kan laten uitvoeren. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.