ECLI:NL:RBZWB:2023:690

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
02/041109-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van psychische kindermishandeling en bewezenverklaring van mishandeling van de echtgenoot met taakstraf als sanctie

Op 7 februari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van psychische kindermishandeling van zijn kinderen en mishandeling van zijn vrouw. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de psychische kindermishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was dat de kinderen daadwerkelijk schade hadden ondervonden van de ruzies tussen de ouders. De rechtbank oordeelde dat het getuige zijn van een enkele ruzie op jonge leeftijd niet voldoende is om te spreken van psychische kindermishandeling.

Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de mishandeling van zijn vrouw. Op 17 februari 2022 heeft de verdachte zijn vrouw met kracht vastgepakt en aan haar haren getrokken tijdens een ruzie, wat resulteerde in letsel. De verdachte had verklaard dat hij dit deed om zijn vrouw te beschermen tegen zichzelf, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een noodweersituatie. De rechtbank concludeerde dat de verdachte te ver was gegaan in zijn handelen.

De officier van justitie had een taakstraf van 60 uur geëist, maar de rechtbank legde een taakstraf van 40 uur op, waarvan 28 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de zorg die de verdachte voor zijn vrouw en kinderen draagt, en de omstandigheden waarin hij zich bevindt. De uitspraak benadrukt de noodzaak van proportionaliteit in geweldsincidenten binnen de privésfeer.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/041109-22
vonnis van de meervoudige kamer van 7 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte 1] ,
geboren op [geboortedag 1] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. E.R. Butin Bik, advocaat te Klundert.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 januari 2023, waarbij de officier van justitie, mr. A.L. Gaillard, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak tegen [verdachte 2]
(02/043470-22).

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zijn kinderen [minderjarige 1] (geboren op [geboortedag 2] 2019) en [minderjarige 2] (geboren op [geboortedag 3] 2021) psychisch heeft mishandeld (feit 1) en dat hij zijn vrouw [slachtoffer] heeft mishandeld (feit 2).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met zijn vrouw hun kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] psychisch heeft mishandeld. Er is gedurende een langere periode sprake geweest van een patroon van huiselijk geweld binnen het gezin, waarvan de kinderen getuige zijn geweest. Vanwege de omvang, duur en aard van de gedragingen van verdachte en zijn vrouw bestond hierdoor een aanmerkelijke kans op de benadeling van de (psychische) gezondheid van de kinderen. De gedragingen van verdachte en zijn vrouw kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer op dat gevolg gericht, dat het niet anders kan zijn dan dat zij de aanmerkelijke kans op dat gevolg hebben aanvaard. De officier van justitie komt tot een bewezenverklaring van feit 1. Ook acht de officier van justitie feit 2, de mishandeling van zijn vrouw, wettig en overtuigend bewezen gelet op de verklaringen van verdachte en zijn vrouw, de processen-verbaal van bevindingen en de foto’s van het letsel bij zijn vrouw. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij dit heeft gedaan om te voorkomen dat zijn vrouw zichzelf iets zou aandoen, maar hij is in zijn handelen verder gegaan dan strikt noodzakelijk.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van feit 1. De ruzies tussen verdachte en zijn vrouw hebben niet op een dusdanig structurele wijze plaatsgevonden dat kan worden gesproken van benadeling van de gezondheid van de kinderen. Uit het dossier blijkt ook niet dat de kinderen aanwezig waren bij de ruzies of dat er op een andere manier schade is toegebracht aan de kinderen. Er kan niet tot een bewezenverklaring worden gekomen voor kindermishandeling. De raadsman heeft verzocht om verdachte voor feit 2 te ontslaan van alle rechtsvervolging, omdat er een geslaagd beroep kan worden gedaan op noodweer. Zijn vrouw wilde zichzelf iets aandoen en verdachte heeft haar moeten beschermen tegen een directe aanval vanuit haarzelf. Verdachte is hierin niet te ver gegaan en had ook geen andere mogelijkheden om te handelen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld tegen het vonnis worden de bewijsmiddelen uitgewerkt.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Psychische kindermishandeling [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (feit 1)
Op grond van het dossier en de zitting kan worden vastgesteld dat er in de tenlastegelegde pleegperiode meerdere ruzies hebben plaatsgevonden tussen verdachte en zijn vrouw. Uit de oorspronkelijke verklaringen van zijn vrouw bij de politie komt naar voren dat tijdens deze ruzies ook geweld werd gebruikt. Als getuige op zitting heeft zij dit genuanceerd en verklaard dat het geweld niet zo heftig is geweest als zij eerder bij de politie heeft beschreven. De rechtbank dient te beoordelen of de kinderen van verdachte psychisch zijn mishandeld doordat zij getuige zijn geweest van de ruzies/het geweld tussen hun ouders.
Het getuige zijn door kinderen van huiselijk geweld tussen hun ouders kan onder bepaalde omstandigheden psychische kindermishandeling opleveren. De rechtbank is echter van oordeel dat van die omstandigheden in deze zaak onvoldoende is gebleken. Zelfs als wordt uitgegaan van de verklaringen van de vrouw van verdachte bij de politie en de daarin beschreven ruzies met geweld, blijkt uit het dossier niet dat [minderjarige 1] bij één van die ruzies aanwezig is geweest of dat hij hier iets van heeft meegekregen. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het (mede)plegen van de psychische kindermishandeling van [minderjarige 1] . Voor [minderjarige 2] geldt dat uit de stukken blijkt dat hij aanwezig is geweest bij één ruzie waarbij ook geweld is gebruikt, namelijk op 17 februari 2022. [minderjarige 2] was toen 1,5 maand oud. In de uitspraken waar de officier van justitie in haar requisitoir naar heeft verwezen, waren de kinderen gedurende meerdere jaren stelselmatig getuige van het ernstige geweld tussen hun ouders. Daar is in deze zaak geen sprake van. De rechtbank is van oordeel dat het één keer getuige zijn van een ruzie met geweld tussen ouders op een zodanig jonge leeftijd geen psychische kindermishandeling oplevert. Het psychische letsel kan na één incident niet worden aangenomen. De rechtbank zal verdachte om die reden eveneens vrijspreken van de psychische kindermishandeling van [minderjarige 2] .
Mishandeling [slachtoffer] (feit 2)
Voor feit 2 dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zijn vrouw heeft mishandeld. Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat er op 17 februari 2022 een ruzie heeft plaatsgevonden tussen verdachte en zijn vrouw waarbij ook fysiek geweld is gebruikt. Verdachte heeft zijn vrouw met kracht vastgepakt bij haar armen en benen. Ook heeft verdachte aan haar haren getrokken. Hierdoor heeft zijn vrouw letsel, waaronder grote blauwe plekken en losse plukken haar, opgelopen. Verdachte heeft bekend dat hij deze geweldshandelingen heeft begaan en dat het goed mogelijk is dat zijn vrouw hierdoor letsel heeft opgelopen, maar dat hij dit heeft gedaan om te voorkomen dat zij zichzelf iets zou aandoen. Zijn vrouw zou last hebben van een postnatale depressie en die avond naar verdachte hebben geroepen dat zij een mes zou pakken om zichzelf te verwonden. Verdachte heeft verklaard dat hij koste wat kost wilde voorkomen dat zijn vrouw zichzelf iets zou aandoen waardoor hij is overgegaan tot de genoemde geweldshandelingen. Zijn vrouw heeft bij de politie verklaard dat zij niet van plan was om zichzelf echt iets aan te doen.
De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake kan zijn van een noodweersituatie. Voor een succesvol beroep hierop is namelijk vereist dat sprake is geweest van een noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. Het is echter niet verboden jezelf geweld aan te doen, zoals ook zelfpijniging en zelfdoding niet strafbaar zijn. De mogelijke aanranding door zijn vrouw van zichzelf, waar verdachte bang voor was, is dus geen wederrechtelijke aanranding.
De rechtbank verstaat de verklaring van verdachte echter zo dat sprake zou zijn geweest van de rechtvaardigingsgrond “(putatieve) overmacht in de zin van een noodtoestand”. Voor een geslaagd beroep hierop is vereist dat verdachte zich in een situatie bevond, of meende te bevinden, waarbij hij moest kiezen tussen twee onderling strijdige plichten. Hierbij moet, net als bij noodweer, zijn voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Ongeacht of zijn vrouw zichzelf die avond daadwerkelijk iets wilde aandoen of niet, acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte in ieder geval gerechtvaardigd in die veronderstelling verkeerde. Gebleken is dat zijn vrouw destijds kampte met een postnatale depressie. Ook blijkt uit het dossier voldoende dat zich een eerder incident heeft voorgedaan waarbij zij zichzelf had verwond met een glas. Daarnaast heeft verdachte zijn vrouw een maand voor het tenlastegelegde feit op de grond aangetroffen nadat zij veel alcohol had gedronken en zeven ibuprofen had geslikt. Verdachte was dus, misschien ten onrechte, maar in ieder geval te goeder trouw in de veronderstelling dat hij moest kiezen tussen enerzijds de zorgplicht voor de gezondheid van zijn vrouw en anderzijds het verbod om zijn vrouw pijn en/of letsel toe te brengen. Verdachte heeft hierbij eerstgenoemde zorgplicht zwaarder laten wegen. Voor een geslaagd beroep op deze rechtvaardigingsgrond is echter ook van belang dat de uiteindelijk door verdachte verkozen gedraging in redelijke verhouding staat tot het doel, het zogeheten proportionaliteitsvereiste. De rechtbank is van oordeel dat dat niet het geval is. Verdachte is te ver gegaan in het geweld dat hij heeft gebruikt om zijn vrouw tegen te houden. Verdachte heeft zijn vrouw met veel kracht vastgepakt en ook aan haar haren getrokken waardoor ze beiden op de grond zijn gevallen. De uitoefening van het geweld was dusdanig dat zij grote blauwe plekken heeft opgelopen en na het incident losse plukken haar kon uittrekken. Het beroep op de rechtvaardigingsgrond (putatieve) overmacht in de zin van een noodtoestand slaagt dan ook niet. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit 2.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 2
op 17 februari 2022 te Breda zijn partner [slachtoffer] heeft mishandeld door:
- de armen en benen vast te pakken, en
- aan de haren te trekken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf van 60 uur met aftrek van het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. Aan deze voorwaardelijke straf dienen de door de reclassering geadviseerde voorwaarden te worden verbonden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Bij een bewezenverklaring heeft de raadsman verzocht om over te gaan tot een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel (artikel 9a Wetboek van Strafrecht). De vrouw van verdachte heeft het syndroom van Guillain-Barré en verdachte draagt de zorg voor haar en de kinderen. Verdachte heeft daarvoor zelfs zijn baan moeten opzeggen. Indien verdachte een taakstraf moet uitvoeren gaat dat ten koste van de tijd dat hij er voor zijn gezin kan zijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 17 februari 2022 zijn vrouw mishandeld door haar met kracht vast te pakken aan haar armen en benen en aan haar haren te trekken. Verdachte en zijn vrouw hadden die avond ruzie. Zijn vrouw heeft naar verdachte geroepen dat zij in de keuken een mes ging pakken om zichzelf iets aan te doen en verdachte heeft haar willen tegenhouden. Verdachte is echter te ver gegaan in het geweld dat hij tegen zijn vrouw heeft gebruikt en als gevolg hiervan heeft zij onder meer grote blauwe plekken en losse plukken haar opgelopen.
Uit het dossier, de behandeling op zitting en het reclasseringsrapport over verdachte van 27 december 2022 blijkt dat er al langer problemen bestonden in de relationele sfeer. Verdachte en zijn vrouw hadden vaker ruzie waarbij in bepaalde gevallen de politie werd ingeschakeld. Alcohol speelde hierbij ook een grote rol. Na 17 februari 2022, de start van het strafrechtelijk onderzoek, is er hulp gekomen vanuit de reclassering, Sterk Huis, Fivoor en Veilig Thuis. Verdachte en zijn vrouw hebben met deze instanties een veiligheidsplan opgesteld en het lijkt erop dat alle hulp voor een positieve wending heeft gezorgd. Om deze stijgende lijn voort te zetten heeft de reclassering geadviseerd om aan verdachte een meldplicht bij de reclassering en verplichte medewerking aan controle op zijn alcoholgebruik als bijzondere voorwaarden op te leggen. De gezinsomstandigheden zijn rond november 2022 gewijzigd doordat zijn vrouw vanwege een spierziekte afhankelijk is geworden van verdachte. Verdachte heeft ontslag genomen van zijn werk en zorgt nu fulltime voor zijn vrouw en de kinderen. De reclassering acht verdachte fysiek in staat een taakstraf uit te oefenen, maar in de praktijk wordt dit lastig gelet op de zorg die verdachte momenteel op zich neemt. Hier heeft de rechtbank rekening mee gehouden.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 40 uur waarvan 28 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar passend en geboden is. Verdachte heeft zes dagen doorgebracht in voorlopige hechtenis. Omgerekend is dit 12 uur taakstraf. Dit wordt in mindering gebracht op het onvoorwaardelijk opgelegde deel, wat betekent dat verdachte nu geen taakstraf meer hoeft te verrichten. De rechtbank acht een voorwaardelijk deel van 28 uur daarnaast noodzakelijk om te bewerkstelligen dat verdachte in het vervolg beter nadenkt over zijn handelen en om de oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden mogelijk te maken.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit 1;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde feit 2 bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 2:mishandeling begaan tegen zijn echtgenoot;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 40 uur, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, waarvan 28 uur, subsidiair 14 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze taakstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarden:
*dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland door te bellen voor het maken van een meldingsafspraak; het telefoonnummer is 088-804150. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Breeman, voorzitter, mr. R.J.H. de Brouwer en mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. de Haas, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 februari 2023.