In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiseres, handelend onder de naam [bedrijf eiseres01], een vordering ingesteld tegen Foodvision Nederland B.V. en [gedaagde sub 2]. De zaak betreft de vraag of er een rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen tussen eiseres en Foodvision, en of [gedaagde sub 2] bevoegd was om Foodvision te vertegenwoordigen. Eiseres stelt dat zij een overeenkomst heeft gesloten met Foodvision voor het leveren van diensten, waarvoor zij een factuur heeft gestuurd die onbetaald is gebleven. Foodvision betwist de overeenkomst en stelt dat [gedaagde sub 2] onbevoegd heeft gehandeld.
De kantonrechter oordeelt dat eiseres erop mocht vertrouwen dat [gedaagde sub 2] bevoegd was om de overeenkomst te sluiten, gezien de eerdere contacten en de gang van zaken. De rechter concludeert dat er inderdaad een overeenkomst tot stand is gekomen en dat Foodvision verplicht is om de factuur te betalen. Daarnaast wordt de hoogte van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, waarbij een lager bedrag wordt toegewezen dan gevorderd.
De rechter wijst de vordering van eiseres tegen Foodvision toe en veroordeelt Foodvision tot betaling van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten. De vordering tegen [gedaagde sub 2] wordt afgewezen, omdat de voorwaarde waaronder deze vordering was ingesteld niet is vervuld. De proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 2] worden toegewezen, omdat hij in persoon is verschenen tijdens de mondelinge behandeling.