ECLI:NL:RBZWB:2023:6909

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/398430 / HA ZA 22-302 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • R. Römers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor schade door heiwerkzaamheden aan woning

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de aansprakelijkheid van de aannemer centraal voor schade die is ontstaan aan de woning van eiser door heiwerkzaamheden uitgevoerd door gedaagde partijen. Eiser, die samen met zijn echtgenote aan [adres 1] in [plaats 1] woont, stelt dat de heiwerkzaamheden, die door gedaagde 1 BV zijn uitgevoerd in opdracht van de buren, schade hebben veroorzaakt aan zijn woning. De werkzaamheden vonden plaats op 26 januari 2021, zonder dat er voorafgaand een nulmeting of vooronderzoek is uitgevoerd. Eiser heeft scheuren in muren en vloeren geconstateerd en stelt dat deze zijn ontstaan door de trillingen van de heiwerkzaamheden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen nulmeting is uitgevoerd, wat eiser in een nadelige bewijspositie heeft gebracht. De deskundigenrapporten van zowel eiser als gedaagde 1 zijn tegenstrijdig. Eiser heeft deskundige [naam 3] ingeschakeld, die concludeert dat de schade is veroorzaakt door de heiwerkzaamheden, terwijl de contra-expert van gedaagde 1, [deskundige 1], stelt dat de schade historisch is. De rechtbank overweegt dat gedaagde 1 een zorgplicht heeft geschonden door geen nulmeting of vooronderzoek uit te voeren, maar dat dit niet automatisch leidt tot aansprakelijkheid voor de schade.

De rechtbank is voornemens een deskundige te benoemen om de aard en omvang van de schade te onderzoeken en om te bepalen of er een causaal verband bestaat tussen de heiwerkzaamheden en de schade aan de woning van eiser. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het voorgestelde deskundigenonderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/398430 / HA ZA 22-302
Vonnis van 2 augustus 2023
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. B.W.M. van Hoof te Nijmegen,
tegen

1.[gedaagde 1] BV,

te [plaats 1] ,
advocaat: mr. H.T.L. Janssen te 's-Hertogenbosch,
hierna te noemen: [gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2] BV,
te [plaats 2] ,
niet verschenen,
hierna te noemen: [gedaagde 2] ,
gedaagde partijen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 26 oktober 2022 met de daarin genoemde stukken;
  • de brief van mr. Van Hoof met productie 15;
  • de akte eisvermindering met productie 16;
  • de mondelinge behandeling van 27 maart 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
  • de spreekaantekeningen van mr. Van Hoof;
  • de spreekaantekeningen van mr. Janssen;
  • de akte houdende uitlatingen productie van de zijde van [gedaagde 1] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] woont samen met zijn echtgenote aan [adres 1] in [plaats 1] .
2.2.
De buren van [eiser] , de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] (hierna samen te noemen: [buren van eiser] ), die wonen aan [adres 2] in [plaats 1] , hebben [gedaagde 1] de opdracht gegeven om een aanbouw te realiseren.
2.3.
Op de avond van donderdag 21 januari 2021 is [buren van eiser] langsgegaan bij [eiser] om hem te informeren over het plan om een aanbouw te realiseren.
2.4.
Op 22 januari 2021 heeft [buren van eiser] de bouwplannen gegeven aan [eiser] .
2.5.
Ten behoeve van de fundering van de aanbouw van [buren van eiser] zijn op 26 januari 2021 heiwerkzaamheden verricht. Voor deze heiwerkzaamheden heeft [gedaagde 1] in onderaanneming [gedaagde 2] ingeschakeld.
2.6.
In totaal zijn drie stalen buispalen ‘trillingsarm’ heiend op diepte geslagen. Dit heien heeft plaatsgevonden op enkele meters van de woning van [eiser] .
2.7.
Op dezelfde dag als de heiwerkzaamheden hebben plaatsgevonden, 26 januari 2021, ontvangt [eiser] een brief van [buren van eiser] , verzonden op 23 januari 2021, waarin wordt medegedeeld dat ten behoeve van de aanbouw ook palen zullen worden geslagen en dat de precieze datum van de start van de bouwwerkzaamheden nog niet bekend is (productie 4 bij dagvaarding). [buren van eiser] zou [eiser] hier nog nader over informeren, aldus de brief.
2.8.
Voor aanvang van de heiwerkzaamheden is geen nulmeting uitgevoerd.
2.9.
In de woning van [eiser] bevinden zich scheuren in de muren en in vloeren, daarnaast bevinden zich beschadigingen in het voegwerk en is een dorpel gebroken. Ook bevinden zich scheuren in de gevels.
2.10.
Bij brieven van 24 en 26 februari 2021 heeft [eiser] (onder meer) [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aansprakelijk gesteld voor door hem geleden schade als gevolg van de heiwerkzaamheden (productie 5 bij dagvaarding).
2.11.
Bij brief van 1 maart 2021 heeft [gedaagde 2] aansprakelijkheid van de hand gewezen (productie 6 bij dagvaarding). [gedaagde 2] schrijft onder meer:

[gedaagde 2] heeft een offerte uitgebracht met twee soorten palen, trillings-arm en trillings-vrij. De opdrachtgever heeft gekozen voor de trillings-arme variant en daarmee ook de eventuele optredende schade en / of gevolgschade voor lief genomen.
2.12.
Bij brief van 10 augustus 2021 aan [buren van eiser] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] kondigt de advocaat van [eiser] aan dat op woensdag 6 oktober 2021 een bouwtechnisch onderzoek zal plaatsvinden door de heer ing. [naam 3] (hierna: [naam 3] ) (productie 7 bij dagvaarding).
2.13.
Bij het onderzoek op 6 oktober 2021 door [naam 3] waren [gedaagde 1] , [buren van eiser] en een deskundige van de zijde van [gedaagde 1] , de heer ing. [deskundige 1] (hierna: [deskundige 1] ), aanwezig.
2.14.
Op 21 oktober 2021 heeft [naam 3] zijn rapport uitgebracht (productie 8 bij dagvaarding). Uit dit rapport volgt dat [naam 3] ook op 15 juli 2021 de woning van [eiser] heeft bezocht. Bij dit bezoek waren [buren van eiser] en [gedaagde 1] en diens deskundige niet aanwezig.
2.15.
[naam 3] schrijft in zijn rapport dat de geconstateerde gebreken geen gebreken zijn die in een woning van het bouwjaar 1971 later na jaren spontaan kunnen ontstaan. De gebreken bevinden zich volgens [naam 3] op plaatsen waar men ze niet zou verwachten. Het zijn volgens [naam 3] geen normale zettings- of krimpscheuren. In een woning van deze leeftijd kunnen de scheuren alleen maar zijn veroorzaakt door externe factoren. De woning is volgens [naam 3] al lang geleden gezet. Ook schrijft [naam 3] dat de scheuren ‘vers’ zijn. Er bevindt zich geen vuil in de scheuren en de scheuren aan de binnenzijde zijn ook niet dicht gesausd. [naam 3] meldt in zijn rapport dat [eiser] en zijn echtgenote hem hebben medegedeeld dat de gebreken zijn ontstaan na het aanbrengen van de heipalen voor de aanbouw van de naastgelegen woning. [naam 3] beraamt de kosten voor het herstel van de verschillende geconstateerde gebreken op € 61.693,10.
2.16.
[deskundige 1] , die door de verzekeraar van [gedaagde 1] is ingeschakeld als contra-expert, heeft op 26 september 2022 zijn rapport uitgebracht (productie 1 bij conclusie van antwoord). [deskundige 1] schrijft dat [naam 3] op 6 oktober 2021 geen onderzoek heeft verricht, maar uitsluitend heeft meegelopen met de rondgang waarbij [eiser] de scheuren in de woning heeft aangewezen die naar zijn mening zijn ontstaan tijdens het aanbrengen van de stalen buispalen op 26 januari 2021. [deskundige 1] is van oordeel dat de scheuren niet zijn ontstaan door de heiwerkzaamheden, maar historisch zijn. Volgens [deskundige 1] kennen de scheuren in de wandafwerking een verweerd breukoppervlak en is de scheur in de vloer zwart, wat er op duidt dat de scheur al vele jaren aanwezig moet zijn. Ook de scheuren in de buitengevel kennen verweerde breukvlakken en afgeronde breukranden en worden door [deskundige 1] als historisch aangeduid. [deskundige 1] is – anders dan [naam 3] – van oordeel dat de plaatsen waar de scheuren worden geconstateerd juist gebruikelijk zijn.
2.17.
Verder schrijft [deskundige 1] in zijn rapport:

In paragraaf A1 gaat [naam 3] nader in op de paalmethode. Een inwendig geheide stalen buispaal is een trillings-arm systeem. Dat betekent dat de trillingshinder vrij beperkt is en dan nog alleen op het moment dat op stuit wordt geheid.
Als dergelijke trillingen al invloed zouden hebben gehad op de woning van wederpartij, dan ligt het voor de hand dat de buitengevel van de op foto 1 zichtbare uitbouw (van wederpartij) de ernstigste scheurvorming zou vertonen. Los van het aspect dat de scheurvorming in het exterieur als historisch moet worden aangemerkt, is deze voor het grootste deel zichtbaar in de voor- en de linker zijgevel. Dit zijn de twee gevels welke op de grootste afstand van het funderingswerk zijn gesitueerd. Het is niet aannemelijk dat in die gevels scheuren zouden ontstaan en in de dichtstbij gesitueerde gevels niet.
Onder paragraaf A2 stelt [naam 3] dat de woning van wederpartij al lang geleden is gezet. [naam 3] geeft hier geen onderbouwing voor en heeft hier ook geen onderzoek naar gedaan. De stellingen dat woningen op willekeurig welke Nederlandse bodems na verloop van een x-aantal jaren hun eindzetting hebben bereikt, is ook onjuist. Het is juist de grilligheid van de Nederlandse bodemsoorten die nimmer een eindzetting kan garanderen. Een eenvoudig voorbeeld hiervan zijn bijvoorbeeld de droge zomers van onder andere 2018 en 2020, welke voor grote problemen hebben gezorgd bij met name op staal gefundeerde opstallen. De dalende grondwaterstanden hebben namelijk voor verdere inklinking van de bodems gezorgd.
(…)
In dit hoofdstuk benoemt [naam 3] de gebreken die hem zijn getoond, wederom zonder het beweerdelijke een causale verband te onderbouwen. Wat opvalt is dat structureel de term heftige trillingen wordt gebezigd, zonder dat [naam 3] enig onderzoek heeft gedaan naar de aard en intensiteit van de trillingen. Daarbij merken wij wederom op dat inwendig geheide stalen buispalen algemeen bekend staat als een trillingsarm systeem, oftewel, een systeem waarbij de trillingen nauwelijks merkbaar zijn en/of een negatieve invloed hebben.
Ten aanzien van deonderaan pagina 4gegeven herstelkostenbegroting merken wij op dat een deugdelijke specificatie ontbreekt. Secundair aan het aspect dat de geclaimde schade naar onze bevindingen geen gevolg is van de door [gedaagde 1] verrichte werkzaamheden, kunnen wij deze begroting niet verifiëren.
2.18.
Op 9 maart 2023 heeft de tweede door [eiser] ingeschakelde [deskundige 2] van [bedrijf 1] (hierna: [deskundige 2] ), een rapport uitgebracht (productie 15 van [eiser] ). Het onderzoek van [deskundige 2] is uitgevoerd op 7 februari 2023. [deskundige 2] schrijf onder meer:

[gedaagde 1] heeft gekozen voor trillings-arm heiwerk. Dit houdt in dat er trillingen voorkomen. Bij het heiwerk is gebruikt gemaakt van grondverdringende, trillingsarme, stalen buispalen, zie productie 3. De dichtsbijzijnde, bij [adres 1] , uitgevoerde Geologische booronderzoeken [nummer 1] en [nummer 2] laten zien dat de vaste bodem op 2 meter onder het maaiveld begint.
Als dan 3 palen van 6 meter nog drie tot vier meter in een vaste laag moeten worden ingeslagen is het duidelijk dat hierdoor de grondverdringende palen veel trillingen veroorzaken. Grondverdringende palen vergroten ook de weerstand van de grond onder de paal, waardoor automatisch meer trillingen ontstaan.
Deze trillingen kunnen eenvoudig worden doorgegeven aan de palen van [eiser] . De afstand tussen de aanbouw van [eiser] en [buren van eiser] bedraagt slechts 3 meter.
en

In de bouwwereld is het gebruikelijk dat voor aanvang van bijvoorbeeld heiwerken bij de meest nabij gelegen opstallen een 0-meting wordt uitgevoerd. Hierbij wordt de huidige staat van de gebouwen opgenomen, waarbij eventuele aangetroffen gebreken in kaart worden gebracht.
Nieuwe schade kan hierdoor eenvoudig worden vastgesteld.
Gebleken is dat door [gedaagde 1] , opdrachtgever voor het heiwerk, geen 0-meting is uitgevoerd.
2.19.
[deskundige 2] schrijft over het rapport van [deskundige 1] dat [deskundige 1] enkel een visueel heeft onderzoek. Volgens [deskundige 2] is het dan onmogelijk om de conclusie te trekken dat de scheuren historisch zijn. [deskundige 2] komt tot de conclusie dat de schade is veroorzaakt door trillingen ontstaan door de heiwerkzaamheden. [deskundige 2] berekent de schade op € 31.550,00 inclusief btw.
2.20.
Als reactie op het rapport van [deskundige 2] heeft [deskundige 1] een tweede rapport opgesteld (productie 2 van [gedaagde 1] ). [deskundige 1] betwist de bevindingen van [deskundige 2] en schrijft onder meer:

Bij het hier toegepaste funderingssysteem is gekozen voor trillings-arm heien. Dit is een systeem waarbij de impact zich door het systeem grotendeels beperkt tot de voet van de paal. Dat in tegenstelling tot bijvoorbeeld traditioneel heien, waarbij de slagen op de kop van de paal plaatsvinden en bij de paalpunt en op de kop niet worden gereduceerd.
Het is daarnaast niet standaard zo dat de trillingen intenser worden naarmate de pal dieper komt. Dat is afhankelijk van de bodemweerstand. Daarnaast is het zo dat hoe dieper de paal komt, hoe minder de invloed van eventuele trillingen wordt op objecten op het maaiveld.
(…)
Het heiwerk is inderdaad gewijzigd van zeven naar drie palen, waarbij de diameter is aangepast van 219 naar 237 millimeter.
Vanaf regel zes in deze paragraaf stelt [deskundige 2] dat de vaste bodem op twee meter beneden maaiveld begint en dat er daarom over de volgende drie tot vier meter trillingen moeten zijn opgetreden. Zoals toegelicht blijkt uit de stukken van [deskundige 2] niet dat die vaste grondslag op twee meter begint en daarnaast kun je daar pas een conclusie uit trekken als je de feitelijke bodemweerstand kent.
Verder noemt [deskundige 2] dan dat de uitbouw op slechts drie meter staat. Opmerkelijk is echter dat aan die gevels geen schade zichtbaar is. Indien de stellingen van [deskundige 2] juist zouden zijn, zou je daar dus juist scheuren moeten aantreffen.
en

[deskundige 2] stelt dat een 0-meting, regulier en door ons verder een bouwkundige vooropname genoemd, gebruikelijk is bij heiwerk. Bij traditioneel heiwerk met prefab palen is dat tot een te bepalen grens gebruikelijk. Bij de toepassing van trillingsarme, inwendig geheide stalen buispalen, wordt dit door verzekeraars echter vrijwel nooit vereist.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert na eisvermindering – samengevat –:
I. te verklaren voor recht dat [gedaagde 1] / [gedaagde 2] jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de als gevolg van dit onrechtmatig handelen ontstane en nog te ontstane schade;
II. [gedaagde 1] / [gedaagde 2] jegens [eiser] hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser] geleden schade in hoofdsom van € 31.550,00, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 26 januari 2021, althans subsidiair vanaf 13 maart 2021, althans meer subsidiair vanaf datum dagvaarding;
III. [gedaagde 1] / [gedaagde 2] jegens [eiser] hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van € 1.663,75;
IV. [gedaagde 1] / [gedaagde 2] jegens [eiser] hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten, ter hoogte van € 1.312,00, althans subsidiair ter hoogte van € 1.633,31, althans meer subsidiair ter hoogte van € 656,00;
V. [gedaagde 1] / [gedaagde 2] te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW.
3.2.
[gedaagde 1] voert verweer. [gedaagde 1] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
Tegen [gedaagde 2] is verstek verleend.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
4.1.
[eiser] stelt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onrechtmatig jegens hem hebben gehandeld door:
na te laten voorafgaand aan de heiwerkzaamheden een onderzoek naar de bouwkundige staat, aard en kwetsbaarheid van de woning van [eiser] en een nulmeting te verrichten;
na te laten voorafgaand aan de heiwerkzaamheden [eiser] hiervoor tijdig te waarschuwen zodat hij zelf een onderzoek en nulmeting had kunnen uitvoeren; en
trillings-arm, dat wil zeggen met veroorzaking van trillingen, te (laten) heien, waarbij [gedaagde 1] wordt verweten dat hij voor deze heimethode heeft gekozen wetende dat dit schade zou kunnen veroorzaken en [gedaagde 2] wordt verweten dat hij deze heimethode heeft aangeboden en ook daadwerkelijk heeft uitgevoerd.
[eiser] stelt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] daarmee in strijd hebben gehandeld met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt, meer in het bijzonder in strijd hebben gehandeld met de zorgplicht die bij heiwerkzaamheden op hen als professionele partijen rust. Volgens [eiser] hebben de heiwerkzaamheden schade in de vorm van meerdere scheuren in de muren en vloeren van zijn woning veroorzaakt. Hij verwijst daarbij naar de rapporten van [naam 3] en [deskundige 2] .
4.2.
Enkel [gedaagde 1] heeft verweer gevoerd. Tegen [gedaagde 2] is verstek verleend. [gedaagde 1] betwist dat op haar de plicht zou hebben gerust om voor aanvang van de heiwerkzaamheden een onderzoek naar en een nulmeting te verrichten van de woning van [eiser] . [eiser] heeft niet aangetoond dat in de gegeven situatie de trillingen van dien aard en dusdanig ingrijpend waren, dat zij [gedaagde 1] tot onderzoek en nulmeting of waarschuwing verplichtte. Het gaat bovendien om een trillingsarme methode waarbij de trillingen nauwelijks merkbaar zijn en/of een negatieve invloed hebben. De kans op schade aan de woning van [eiser] was daarom ook niet groot. [gedaagde 1] betwist ook dat sprake is van een causaal verband tussen de door [eiser] gestelde schade en de heiwerkzaamheden. Volgens [gedaagde 1] – met verwijzing naar het rapport van [deskundige 1] – is de schade historisch.
Aansprakelijkheid [gedaagde 1] ?
4.3.
Van een professioneel bouwbedrijf mag de nodige zorgvuldigheid worden verwacht om het ontstaan van schade aan het eigendom van een derde te voorkomen. De mate van zorgvuldigheid die in een concreet geval kan worden gevergd, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval zoals de aard en ingrijpendheid van de werkzaamheden, de voorzienbaarheid van schade, de mogelijkheid onderzoek te verrichten, de praktische mogelijkheden om voorzorgsmaatregelen te treffen en de eventuele bijzondere kwetsbaarheid van het buurtperceel.
4.4.
In dit geval staat vast dat [gedaagde 1] voor een trillingsvrije methode had kunnen kiezen, maar gekozen heeft voor een trillingsarme methode waarbij drie stalen buispalen trillingsarm heiend op diepte zijn geslagen. Daarbij zijn trillingen ontstaan. Hoeveel trillingen zijn veroorzaakt en hoe hevig deze waren, is onduidelijk. Enerzijds wijst deskundige [deskundige 2] van de zijde van [eiser] er op dat de vaste bodem op 2 meter van het maaiveld begint. De palen moeten dan drie tot vier meter in een vaste laag worden ingeslagen, waardoor de grondverdringende palen veel trillingen veroorzaken die eenvoudig kunnen worden doorgegeven aan de palen van de woning van [eiser] . Anderzijds zijn de trillingen volgens [deskundige 1] bij een trillingsarm systeem vrij beperkt en betwist [deskundige 1] dat de vaste bodem onder de woning van [eiser] al op twee meter begint. De gegevens die [deskundige 2] gebruikt, zijn afkomstig van boorputten 60 meter en meer verwijderd van de woning. Bovendien kun je volgens [deskundige 1] daar pas conclusies uit trekken als je de feitelijke bodemweerstand kent. Deze is onbekend. De rechtbank constateert dat beide partijen deskundigenrapporten in het geding hebben gebracht die met elkaar in tegenspraak zijn en overigens beide niet zijn onderbouwd met berekeningen.
4.5.
In beginsel moet [eiser] bewijzen dat [gedaagde 1] gelet op de aard van de werkzaamheden en de voorzienbaarheid van schade niet de nodige zorgvuldigheid heeft betracht en dat daardoor schade is ontstaan. Vast staat dat er geen vooronderzoek of nulmeting is uitgevoerd. Doordat er geen nulmeting is uitgevoerd, noch een vooronderzoek, is [eiser] – die daartoe zelf ook geen kans heeft gehad – in een nadelige bewijspositie komen te verkeren. Het is nu immers lastig om te bepalen of de scheuren historisch zijn dan wel zijn veroorzaakt door het heien. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde 1] in dit geval een nulmeting en vooronderzoek had moeten verrichten. Daarbij speelt mee dat de heimethode niet trillingsvrij is, dat de woning van [eiser] slechts enkele meters afstand verwijderd is van de plek waar is geheid en dat de woning van [eiser] 50 jaar oud en daarmee kwetsbaarder is. Dat een nulmeting door verzekeraars volgens [deskundige 1] vrijwel nooit wordt vereist bij trillingsarm heien, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. ‘Vrijwel’ is niet nooit. Van [gedaagde 1] had verwacht mogen worden dat zij enig onderzoek had verricht naar de gesteldheid van de – op zeer korte afstand naastgelegen – woning van [eiser] en de te verwachten trillingen van de gekozen methode. [gedaagde 1] heeft dit geheel nalaten.
4.6.
Door dit na te laten heeft [gedaagde 1] haar zorgplicht geschonden. Deze schending van de zorgplicht heeft echter niet de door [eiser] gestelde schade veroorzaakt. De zorgplicht om een vooronderzoek en nulmeting te verrichten heeft niet als doel om schade te voorkomen, maar heeft als doel om bewijsproblemen te voorkomen. De enkele schending van deze zorgplicht betekent daarom nog niet dat [gedaagde 1] aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade. De rechtbank zal wel rekening houden met deze schending bij de bewijslast. Dat houdt hier in dat de rechtbank – behoudens door [gedaagde 1] te leveren tegenbewijs – voorshands aannemelijk acht dat de uitgevoerde heiwerkzaamheden schade hebben veroorzaakt aan de woning [eiser] en dat [gedaagde 1] hiervoor aansprakelijk is.
4.7.
Daarmee staat nog niet vast welke schade in causaal verband staat met de verrichte heiwerkzaamheden en hoe groot de schade is. De verschillende door partijen in het geding gebrachte deskundigenrapporten spreken elkaar ook op deze punten tegen. De rechtbank overweegt om een onderzoek door een deskundige in te laten stellen.
4.8.
De rechtbank geeft partijen – gelet op hetgeen hiervoor in 4.6 en 4.7 is overwogen – in overweging om één onderzoek door een door de rechtbank te benoemen deskundige in te laten stellen waarbij aan de deskundige vragen zullen worden gesteld over zowel – in het kader van het door [gedaagde 1] te leveren tegenbewijs – de aannemelijkheid van schade aan de woning van [eiser] door de toegepaste trillingsarme heimethode, als het causale verband en de omvang van de schade aan de woning van [eiser] . Gelet op de omstandigheden van het geding zal de rechtbank dan bepalen dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) door [gedaagde 1] moet worden betaald.
4.9.
In het eindvonnis zal de rechtbank beslissen wie van partijen uiteindelijk de kosten van de deskundige moet betalen.
4.10.
Voordat overgegaan wordt tot benoeming van een deskundige, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over:
- de wenselijkheid van het hiervoor in 4.8 voorgestelde deskundigenbericht;
- het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n);
- de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.
4.11.
De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige op het gebied van trillingsschade en dat de volgende vragen moeten worden gesteld:
Welke trillingen hebben de op 26 januari 2021 uitgevoerde heiwerkzaamheden veroorzaakt?
Hoe aannemelijk is het dat deze trillingen schade hebben veroorzaakt aan de woning van [eiser] , mede gelet op de afstand tot deze woning en de leeftijd en bouwkundige staat van de woning?
Indien aannemelijk is dat schade is ontstaan door de trillingen, van welke geconstateerde schade is het aannemelijk dat deze in causaal verband staat met de trillingen?
Hoeveel zou het kosten om de schade (waarvan aannemelijk is dat deze in causaal verband staat met de trillingen) te herstellen?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
4.12.
De rechtbank is voornemens als deskundige te benoemen de heer [deskundige 3] van [bedrijf 2] gevestigd te [plaats 3] . De deskundige hanteert een uurtarief van € 145,00 exclusief btw. De deskundige heeft te kennen gegeven dat de kosten van het onderzoek door hem worden begroot op 10 uur werk à € 145,00 exclusief btw, hetgeen neerkomt op € 1.754,50 inclusief btw.
4.13.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen, zodat partijen zich hierover bij akte kunnen uitlaten. Partijen moeten de concept-akte uiterlijk een week vóór de roldatum naar elkaar toesturen, zodat zij in hun definitieve akte op de akte van de wederpartij kunnen reageren.
4.14.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 30 augustus 2023om beide partijen in de gelegenheid te stellen een akte in te dienen waarin zij zich uitlaten over het aangekondigde deskundigenbericht,
5.2.
bepaalt dat partijen elkaar uiterlijk een week vóór de genoemde roldatum de concept-akte moeten toesturen, zodat zij ieder in hun eigen akte nog kunnen reageren op de standpunten van de wederpartij,
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Römers en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2023.