ECLI:NL:RBZWB:2023:6928

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
22-023536 en 22-023537
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding voor ondergane inverzekeringstelling en kosten rechtsbijstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 mei 2023 uitspraak gedaan op verzoekschriften van een verzoeker die schadevergoeding vroeg voor de ondergane inverzekeringstelling en kosten van rechtsbijstand. De verzoekschriften waren ingediend op 18 oktober 2022 en betroffen de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, die op 19 augustus 2022 in verzekering was gesteld en op 22 augustus 2022 in vrijheid was gesteld, stelde immateriële schade te hebben geleden en vroeg een vergoeding van € 390,00 voor de inverzekeringstelling en € 1.016,40 voor de kosten van rechtsbijstand, vermeerderd met kosten voor het opstellen en indienen van de verzoekschriften.

Tijdens de behandeling op 9 mei 2023 in raadkamer, waar de officier van justitie en de gemachtigd advocaat van de verzoeker aanwezig waren, werd het verzoek besproken. De officier van justitie stelde dat het verzoek voor het grootste deel kon worden toegewezen, met uitzondering van een klein bedrag aan kosten voor rechtsbijstand. De rechtbank overwoog dat de verzoeker recht had op een schadevergoeding op basis van de LOVS-uitgangspunten, die een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor de inverzekeringstelling hanteert. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker drie dagen in verzekering had doorgebracht en kende hem een vergoeding van € 390,00 toe.

Daarnaast werd het verzoek voor de kosten van rechtsbijstand van € 1.016,40 toegewezen, met uitzondering van een klein bedrag dat al vergoed zou worden bij de forfaitaire vergoeding. De rechtbank kende ook een forfaitaire vergoeding van € 340,00 toe voor de indiening van de verzoekschriften, maar wees het verzoek voor de behandeling in de raadkamer af. De totale vergoeding die aan de verzoeker werd toegekend, bedroeg € 1.726,40. De beslissing werd genomen door rechter E.B. Prenger, in aanwezigheid van de griffiers M. van Grinsven en D. van Spelde.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-209899-22
rk-nummers: 22-023536 en 22-023537
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 18 oktober 2022 in de zaak:
[verzoeker]geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats]
wonende op het [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. M.M. van der Marel, Freddy van Riemsdijkweg 4 te 5657 EE Eindhoven.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 390,00, € 390,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.016,40, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van de verzoekschriften ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 24 augustus 2022;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 19 augustus 2022 in verzekering is gesteld en op 22 augustus 2022 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 9 mei 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. M.E.W.G. Stals en mr. M.M. van der Marel als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de strafzaak tegen hem op 24 augustus 2022 is geseponeerd. Verzoeker stelt immateriële schade te hebben geleden als gevolg van de door hem ondergane inverzekeringstelling gedurende drie dagen. Verzocht wordt om hem hiervoor een vergoeding toe te kennen van € 390,00. Voorts heeft verzoeker kosten voor rechtsbijstand gemaakt. Verzocht wordt om hem hiervoor een vergoeding toe te kennen van € 1.016,40, te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van de verzoekschriften.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het verzoek kan worden toegewezen, met uitzondering van 20,00 euro (0,05 uur) aan kosten voor rechtsbijstand wegens het opstellen van het schadeverzoek. Deze kosten worden namelijk reeds vergoed bij de forfaitaire vergoeding.
In raadkamer heeft de advocaat aangevoerd dat hij zich kan vinden in het standpunt van de officier van justitie. De advocaat heeft te kennen gegeven dat hij slechts aanspraak behoeft te maken op de forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van de verzoekschriften en niet ook voor de behandeling daarvan in de raadkamer.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Namens verzoeker is gesteld dat hij in ieder geval drie dagen in verzekering heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft dit in de schriftelijke reactie bevestigd. De rechtbank gaat er dan ook gelet op deze standpunten van uit dat verzoeker
in ieder geval drie dagen in verzekeringheeft doorgebracht. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 390,00.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 996,40is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen. De rechtbank zal, gelet op hetgeen door de advocaat in raadkamer is aangevoerd, het verzoek voor het overige bedrag afwijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van de verzoekschriften wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend. Gelet op hetgeen is aangevoerd, wijst rechtbank het verzoek tot het toekennen van een forfaitaire vergoeding voor de behandeling van het verzoekschrift in de raadkamer af.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 390,00, bestaande uit schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.336,40, bestaande uit:
- € 996,40 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 340,00 de kosten verbonden aan de indiening van de verzoekschriften;
wijst de verzoeken voor het overige af.
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.726,40zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Strijp Advocatuur, onder vermelding van “[verzoeker]/OM 02-209899-22 20220345”.
Deze beslissing is op 22 mei 2023 gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven en mr. D. van Spelde, griffiers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 mei 2023.
De griffiers zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).