ECLI:NL:RBZWB:2023:6931

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
02-009463-23, 02-122746-23 en 02-247628-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. De Graaf
  • mr. Van Triest
  • mr. Pustjens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 12-jarige verdachte voor afpersing, diefstal en openlijke geweldpleging

Op 9 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 12-jarige verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder afpersing in vereniging, diefstal in vereniging, en openlijke geweldpleging. De verdachte, geboren in 2010, heeft samen met anderen verschillende delicten gepleegd tussen juni en september 2022. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 25 september 2023, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte onder andere een woningoverval waarbij een slachtoffer met een mes werd bedreigd, diefstal van een scooter, en een straatroof waarbij een ander slachtoffer onder dwang geld moest afgeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de feiten, mede op basis van bekennende verklaringen van de verdachte en aangiften van de slachtoffers.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 172 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De bijzondere voorwaarde is dat de verdachte zich moet laten behandelen in een kliniek, waarbij de jeugdreclassering toezicht houdt. De rechtbank heeft ook de ouders van de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade die de benadeelde partij heeft geleden, en een schadevergoeding van € 5,- toegewezen aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade onvoldoende was onderbouwd. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van behandeling voor de verdachte, gezien zijn jonge leeftijd en de psychologische problematiek.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team jeugd
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-009463-23, 02-122746-23 en 02-247628-22
vonnis van de meervoudige kamer van 9 oktober 2023
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2010 te [geboorteplaats] ( [land] )
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende in [kliniek] te [plaats]
raadsman mr. K.R. Verkaart, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 25 september 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
02-009463-23 op 12 juni 2022 samen met een ander een woningoverval heeft gepleegd, waarbij [slachtoffer 1] met een mes is bedreigd.
02-122746-23 op 1 juli 2022 een scooter heeft gestolen.
02-247628-22
feit 1: op 28 september 2022 een straatroof met een ander heeft gepleegd, waarbij [slachtoffer 2] met geweld is gedwongen om 5 euro af te geven;
feit 2: op 4 september 2022 een diefstal met een ander heeft gepleegd, waarbij airpods en/of een horloge van [slachtoffer 3] zijn weggenomen;
feit 3: op 4 september 2022 met een ander [slachtoffer 3] onder dreiging van een mes heeft gedwongen om op zijn knieën te gaan zitten, een hond na te doen, over de grond te kruipen en daarbij "sorry baas" moest zeggen;
feit 4: op 4 september 2022 met een ander [slachtoffer 3] heeft mishandeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op de aangiften en de bekennende verklaring van de verdachte ter zitting. Ten aanzien van feit 2 zoals dat is ten laste gelegd onder parketnummer 02-247628-22 vraagt de officier van justitie partieel vrijspraak voor het in vereniging wegnemen van het horloge van [slachtoffer 3] , nu op basis van het dossier niet duidelijk wordt in hoeverre verdachte of zijn medeverdachte het horloge heeft weggenomen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring van de feiten aan het oordeel van de rechtbank. Met de officier van justitie is de verdediging van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen voor de diefstal in vereniging van het horloge van [slachtoffer 3] zoals onder feit 2 van parketnummer 02-247628-22 ten laste is gelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02-009463-23
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 25 september 2023;
- de aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 12 juni 2022;
- het nader verhoor van aangeefster [slachtoffer 4] d.d. 18 juli 2022;
- het verhoor van [slachtoffer 1] d.d. 18 juli 2022.
02-122746-23
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 25 september 2023;
- de aangifte van [aangever 1] namens [slachtoffer 5] d.d. 1 juli 2022.
02-247628-22
Feit 1:
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 25 september 2023;
- de aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 28 september 2022.
Feiten 2 tot en met 4
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 25 september 2023;
- de aangifte van [aangever 2] namens [slachtoffer 3] d.d. 1 juli 2022;
- het nader verhoor van [slachtoffer 3] d.d. 7 september 2022.
Anders dan de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte ten aanzien van feit 2 ook verantwoordelijk moet worden gehouden voor de diefstal van het horloge van [slachtoffer 3] . Uit de verklaring van [getuige] d.d. 18 september 2023 blijkt immers dat [medeverdachte] het horloge van [slachtoffer 3] uit het tasje heeft gehaald dat de [getuige] bij zich had. Gelet op het feit dat er tussen verdachte en de medeverdachte sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, acht de rechtbank ook dit onderdeel van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen. Dat het horloge pas in het bezit van verdachte is gekomen (vlak) na het incident in de parkeergarage doet daar niet aan af.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-009463-23
op 12 juni 2022 te Breda, tezamen en in vereniging met een ander,
- een telefoon en
- een hoeveelheid geld (te weten 40 euro),
die geheel aan [slachtoffer 4] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te makendoor die [slachtoffer 1]
- een mes te tonen en
- om geld te vragen en
- de woorden toe te voegen -zakelijk weergegeven- dat hij niet moest stressen en/of
dat hij rustig moest blijven, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, in elk geval een dreigende situatie te creëren;
02-122746-23
op 1 juli 2022 te Breda, een scooter, die geheel aan [slachtoffer 5] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
02-247628-22
1
op 28 september 2022 te Breda, aan de openbare weg te weten De Lange Stallen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag 5 euro, dat geheel aan [slachtoffer 2] toebehoorde door die [slachtoffer 2]
- bij zijn keel vast te pakken en zijn hoofd tegen het voorhoofd van die [slachtoffer 2]
te drukken; en
- tegen zijn kaak te slaan; en
- dreigend toe te voegen "Loop mee, anders laat ik je mee lopen" en
- dreigend toe te voegen: "Loop is mee, wat zit er in je tasje"; en
- bij zijn kraag vastpakte en die [slachtoffer 2] toevoegde "zullen we
hem pakken"; en
- ( meermalen) op diens lichaam heeft geslagen en/of getrapt/geschopt; en/of
- dreigend toevoegde: "Werk gewoon mee anders vallen er klappen";
2
op of omstreeks 4 september 2022 te Breda, tezamen en in vereniging met een ander, airpods en een horloge, die geheel aan [slachtoffer 3] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
op 4 september 2022 te Breda, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 3] ,
door geweld en door bedreiging met geweld wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten dat hij die [slachtoffer 3] heeft gedwongen om op zijn knieën te gaan zitten en dat hij een hond na moest doen en over de grond moest kruipen en sorry baas moest zeggen hetgeen werd gefilmd, door hierbij die [slachtoffer 3] een mes te tonen en hem dreigend toe te voegen dat hij anders een mes tussen zijn ribben zou steken;
4
op 4 september 2022 te Breda, openlijk, te weten in de parkeergarage van de Houtmarktpassage, in vereniging, geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] , door die [slachtoffer 3] een of meermalen:
- ( met kracht) te stompen en/of te slaan in/tegen de rug en/of de buik, in elk het
lichaam;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 172 dagen waarvan 100 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest met een proeftijd van twee jaren. Gedurende de proeftijd dient verdachte zich te houden aan de algemene voorwaarde en de bijzondere voorwaarde zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming, te weten dat verdachte:
- wordt verplicht zich onder behandeling van [kliniek] of soortgelijke instelling te stellen, waarbij de jeugdreclassering verdachte moet blijven begeleiden en toezicht op hem moet houden.
De officier van justitie verzoekt de dadelijke uitvoerbaarheid van voornoemde voorwaarde.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het feit dat er sprake was van verminderde toerekenbaarheid tijdens de delicten, alsmede het feit dat er gedurende de strafbare feiten sprake is geweest van een zekere mate van beïnvloedbaarheid. De verdediging verzoekt het voorwaardelijke gedeelte van de straf te laten bestaan uit een werkstraf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde zoals door de Raad geadviseerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en met de omstandigheden waaronder dit strafbare feit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en met de omstandigheden van verdachte.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in de periode van 12 juni 2022 tot en met 4 september 2022 samen met anderen schuldig gemaakt aan een groot aantal vermogensdelicten, waarbij hij de slachtoffers een aantal malen ook heeft bedreigd met geweld. In het geval van [slachtoffer 3] heeft verdachte zelfs daadwerkelijk geweld gebruikt. Bovendien heeft hij [slachtoffer 3] gedwongen tot vernederende handelingen die ook nog zijn gefilmd. Verdachte is hierbij heel lichtvaardig te werk gegaan en heeft geen blijk gegeven stil te hebben gestaan bij het leed dat hiermee aan de (minderjarige) slachtoffers werd berokkend.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft ook gekeken naar het strafblad van verdachte. Hieruit is gebleken dat hij niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft ook het advies van de psycholoog meegenomen bij het bepalen van de straf. De [psycholoog] , GZ-psycholoog, die verdachte heeft onderzocht, geeft aan dat er ten tijde van de gepleegde feiten sprake was van persoonlijkheidsproblematiek bij verdachte, bestaande uit informatieverwerkingsproblemen als gevolg van beperkte executieve functies, een normoverschrijdende gedragsstoornis, een reactieve hechtingsstoornis en een ouder-kindrelatie probleem. Hiermee samenhangend vertoont verdachte achterstanden op het gebied van zijn sociaal-emotionele, relationele en gewetensontwikkeling. Deze stoornissen hebben ook doorgewerkt in de ten laste gelegde feiten. De psycholoog adviseert om het tenlastegelegde in (licht) verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De psycholoog schat in dat er sprake is van een hoog risico op herhaling van crimineel gedrag. De kans op herhaling van gewelddadig gedrag wordt door haar hoger ingeschat indien verdachte in contact komt met andere criminele jongeren.
Volgens de psycholoog is er een intensief klinisch behandeltraject nodig om de kans op herhaling te verkleinen. Verdachte dient zich binnen de voorwaarden die in de strafzaak worden opgelegd laten behandelen in een setting waarin men gespecialiseerd is in het behandelen van psychiatrische, meervoudige, complexe ontwikkelings- en gedragsproblemen. De psycholoog adviseert deze behandeling op te leggen in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf in combinatie met begeleiding door de jeugdreclassering.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het advies van de Raad voor de Kinderbescherming en de toelichting op het adviesrapport ter zitting. De Raad maakt zich grote zorgen over verdachte. Hij dient behoed te worden voor verder impulsief delict gedrag en het huidig systeem van ouders en hulpverlening blijkt, ondanks verwoede pogingen, ontoereikend. Er is nu een duidelijk traject uitgestippeld en in dat kader is verdachte opnieuw geschorst en geplaatst bij [kliniek] te [plaats] . De Raad adviseert als straf een voorwaardelijke taakstraf op te leggen met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich onder behandeling laat stellen van [kliniek] of soortgelijke instelling.
De jeugdreclassering, Stichting Jeugdbescherming Brabant, heeft aangegeven dat zij nog geen positieve ontwikkeling zien bij verdachte. Hij is sinds kort geplaatst bij [kliniek] en wordt daar behandeld. Dat gaat met vallen en opstaan, maar hij zit daar wel op zijn plek. De jeugdreclassering adviseert om aan verdachte een zo groot mogelijke voorwaardelijke straf op te leggen, om te voorkomen dat verdachte ervoor kiest zijn behandeling af te breken.
De straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtspraak voor berechting op grond van het jeugdstrafrecht hanteert gaan alleen al bij een woningoverval uit van het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 6 maanden. Voor de overige bewezenverklaarde feiten heeft telkens een taakstraf als uitgangspunt te gelden.
In de jeugdige leeftijd en persoonlijkheidsproblematiek van verdachte en het feit dat de bewezenverklaarde feiten in (licht) verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend ziet de rechtbank aanleiding hem geen onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen voor een langere duur dan die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank houdt er daarbij rekening mee dat een langer verblijf in een JJI niet in positieve zin zal bijdragen aan de ontwikkeling van verdachte. Bovendien is verdachte onlangs geschorst uit de voorlopige hechtenis en is hij inmiddels begonnen aan zijn behandeling bij [kliniek] . De rechtbank acht het in belang van zowel verdachte als de samenleving dat hij deze behandeling voortzet om recidive in de toekomst te voorkomen. Daarom zal de rechtbank naast voornoemde onvoorwaardelijke jeugddetentie ook een voorwaardelijke strafdeel opleggen.
Anders dan door de verdediging bepleit en door de Raad is geadviseerd, zal de rechtbank dat voorwaardelijke strafdeel niet opleggen in de vorm van een werkstraf. Gelet op het advies van de jeugdreclassering en getuige het feit dat verdachte zijn schorsingsvoorwaarden meermalen heeft overtreden, is de rechtbank van mening dat een voorwaardelijke werkstraf onvoldoende is om verdachte te motiveren zijn behandeling bij [kliniek] vol te houden. Bovendien zou daarmee geen recht worden gedaan aan de aard en ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten.
Alles bij elkaar genomen acht de rechtbank een deels voorwaardelijke jeugddetentie zoals door de officier van justitie geëist passend en geboden. De rechtbank zal hieraan ook de bijzondere voorwaarden koppelen zoals die door de Raad en de jeugdreclassering zijn voorgesteld, te weten dat verdachte zal meewerken aan de behandeling bij [kliniek] (of een soortgelijke instelling), waarbij de jeugdreclassering toezicht zal houden op naleving van die voorwaarde. Van een voorwaardelijk strafdeel in de vorm van een werkstraf zal naar oordeel van de rechtbank onvoldoende afschrikkende werking uitgaan, waardoor de kans dat verdachte zich niet aan de opgelegde bijzondere voorwaarde zal houden sterk wordt vergroot.
Verdachte is in het kader van schorsingsvoorwaarden geplaatst bij [kliniek] . Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en het feit dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, is het noodzakelijk dat het behandelingstraject van verdachte niet wordt onderbroken en wordt veiliggesteld. De rechtbank zal daarom de bijzondere voorwaarde dadelijke uitvoerbaarheid verklaren.

7.De benadeelde partij

02-247628-22
Feit 1
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 10,- aan materiële schade (weggenomen geldbedrag).
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit samen met de medeverdachte heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij. Naar het oordeel van de rechtbank zou de bewezenverklaarde gedraging van verdachte aan hem als een onrechtmatige daad kunnen worden toegerekend als zijn leeftijd daaraan niet in de weg zou staan. Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit namelijk nog geen 14 jaar. Dit betekent dat de (adoptie)ouders aansprakelijk zijn voor de schade die de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit heeft geleden (art. 6:169 BW).
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 5,-, aan materiële schade.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat de ouders van verdachte en de medeverdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat de ouders van verdachte niet meer hoeven te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
Ook zal de wettelijke rente worden toegewezen.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd.
Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 141, 284, 310, 311, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-009463-23
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
02-122746-23
Diefstal;
02-247628-22
Feit 1: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 3: een ander door bedreiging met geweld, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 4: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 172 dagen, waarvan 100 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat verdachte:
- wordt verplicht zich onder behandeling van [kliniek] of soortgelijke instelling te stellen gedurende de proeftijd of zo lang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- draagt Stichting Jeugdbescherming Brabant als gecertificeerde instelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
Voorwaarden daarbij zijn:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de jeugdreclassering uit te voeren door de Stichting Jeugdbescherming Brabant als gecertificeerde instelling;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden (bijzondere) voorwaarde en het op de naleving van die voorwaarde uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
Benadeelde partijen
02-247628-22
Feit 1:
- veroordeelt de ouders van verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 5,-, aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 28 september 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat de ouders van verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de ouders van verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Graaf, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Van Triest en mr. Pustjens, (kinder)rechters, in tegenwoordigheid van Rozendaal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 oktober 2023.