ECLI:NL:RBZWB:2023:6937

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
22-026722 en 22-026723
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 Sv in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 mei 2023 uitspraak gedaan over de verzoekschriften van verzoekster, die een vergoeding van de Staat vroeg voor schade als gevolg van haar inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. De verzoekschriften waren ingediend op 21 november 2022, terwijl de strafzaak tegen verzoekster op 25 juli 2022 was geseponeerd. De rechtbank constateert dat de verzoeken niet tijdig zijn ingediend, aangezien dit binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak had moeten gebeuren. Verzoekster heeft aangevoerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is vanwege persoonlijke omstandigheden, waaronder de verslavingsproblematiek van haar moeder, die ervoor zorgde dat zij niet op de hoogte was van het sepot. De rechtbank oordeelt echter dat het de verantwoordelijkheid van verzoekster is om ervoor te zorgen dat zij haar post ontvangt, ongeacht haar verblijfplaats. De rechtbank verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoekschriften, omdat deze niet binnen de wettelijke termijn zijn ingediend. De beslissing is genomen door rechter E.B. Prenger, in aanwezigheid van griffiers M. van Grinsven en D. van Spelde.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-103648-22
rk-nummers: 22-026722 en 22-026723
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 21 november 2022, in de zaak:
[verzoekster]
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats]
wonende op het [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. A. Huseinovic, Ringbaan-Noord 165 te 5046 AA Tilburg.
Verzoekster is [verzoekster] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 260,00, € 260,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 340,00 € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van de verzoekschriften dan wel € 680,00 bij behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 25 juli 2022;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoekster op 19 april 2022 in verzekering is gesteld en op 20 april 2022 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 9 mei 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. M.E.W.G. Stals en mr. A. Huseinovic als gemachtigd advocaat van verzoekster gehoord.
Verzoekster is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van de verzoeken verschenen.
Namens verzoekster is aangevoerd dat de strafzaak tegen haar op 26 juli 2022 is geseponeerd. Verzoekster stelt immateriële schade te hebben geleden als gevolg van het verblijf op het politiebureau gedurende 2 dagen. Verzocht wordt om haar hiervoor een vergoeding toe te kennen van € 260,00, te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van de verzoekschriften.
In raadkamer heeft de advocaat in aanvulling op de verzoekschriften en in reactie op het schriftelijke standpunt van de officier van justitie aangevoerd dat de verzoeken inderdaad na de wettelijke termijn van drie maanden zijn ingediend, maar dat de bijzondere persoonlijke omstandigheden van verzoekster maken dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is. Verzoekster stond namelijk ingeschreven op het adres waar haar moeder woonachtig was. Echter is bij de moeder van verzoekster sprake van onder meer verslavingsproblematiek. De moeder van verzoekster heeft de post niet doorgestuurd, waardoor verzoekster niet op de hoogte was van het sepot. Verzocht wordt dan ook verzoekster ontvankelijk te verklaren in haar verzoekschriften.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat verzoekster niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzoekschriften, nu deze niet binnen drie maanden na afloop van de zijn ingediend. De termijn is met ongeveer een maand overschreden. Het Openbaar Ministerie heeft voldoende zorg betracht om verzoekster in kennis te stellen van de sepotbeslissing. De sepotbeslissing is naar haar adres gestuurd.
In raadkamer heeft de officier van justitie gepersisteerd bij het eerder ingenomen standpunt en daaraan toegevoegd dat het Openbaar Ministerie niet kan worden verweten dat verzoekster niet op het adres verbleef waar zij stond ingeschreven.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt vast dat het derde lid van artikel 533 Sv voorschrijft dat een verzoek slechts kan worden ingediend binnen drie maanden na beëindiging van de zaak. De verzoekschriften zijn op 21 november 2022 ontvangen, terwijl de zaak tegen verzoekster op 25 juli 2022 is geseponeerd. De rechtbank constateert dan ook dat de verzoeken niet tijdig binnen drie maanden na afloop van de strafzaak zijn ingediend. Namens verzoekster wordt dit ook niet betwist. De rechtbank ziet in hetgeen namens verzoekster in raadkamer is aangevoerd geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De rechtbank overweegt daartoe dat, indien verzoekster ervoor kiest op een ander adres te verblijven dan het adres waar zij staat ingeschreven, het de verantwoordelijkheid van verzoekster is om ervoor te zorgen dat zij de beschikking krijgt over haar post. Dat zij niet tijdig op de hoogte was van het sepot acht de rechtbank dan ook een omstandigheid die voor rekening en risico van verzoekster dient te komen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoekschriften.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoekschriften.
Deze beslissing is op 22 mei 2023 gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven en mr. D. van Spelde, griffiers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 mei 2023.
De griffiers zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).