Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 7.858,95, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
- € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van de verzoekschriften dan wel € 680,00 bij behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
- de kennisgeving sepot van 22 december 2022;
- de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 3 augustus 2022 in verzekering is gesteld en op 5 augustus 2022 in vrijheid is gesteld;
- de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
2.De beoordeling
twee dagen in verzekeringop het politiebureau doorgebracht. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau.
€ 260,00.
€ 7.858,95in voldoende mate onderbouwd. Daarbij is in aanmerking genomen dat de uren die de advocaat na kennisname van het sepot heeft besteed aan dossierstudie een gering aantal uren betreft en de rechtbank het zich onder meer kan voorstellen dat de advocaat met een gewezen verdachte nog een eindgesprek voert over de eventuele gevolgen van een strafzaak. De rechtbank acht het verzochte bedrag dan ook niet bovenmatig en dit bedrag toewijzen.
€ 680,00toegekend.
3.De beslissing
€ 260,00, bestaande uit schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
€ 8.798,95zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van [verzoeker], onder vermelding van “[verzoeker]/OM verzoek 530 Sv”.