ECLI:NL:RBZWB:2023:6941

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
23-002202
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van voertuig

Op 22 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan op een klaagschrift van een klager, die zich verzet tegen de inbeslagname van zijn voertuig, een Fiat Stilo. Het voertuig was op 18 november 2022 in beslag genomen omdat een bestuurder zonder geldig rijbewijs reed. Klager, die niet op de hoogte was van het feit dat zijn voertuig door iemand zonder rijbewijs werd bestuurd, heeft op 24 januari 2023 een klaagschrift ingediend. Tijdens de behandeling op 9 mei 2023 was klager niet aanwezig, maar zijn raadsman, mr. R. El Bellaj, en de officier van justitie, mr. M.E.W.G. Stals, waren wel aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het klaagschrift ontvankelijk is en dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is. De rechtbank overweegt dat er geen strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag, aangezien klager slechts verdacht wordt van het rijden zonder rijbewijs en eerder onherroepelijk is veroordeeld voor dit feit. De rechtbank concludeert dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van het voertuig zal bevelen. Daarom heeft de rechtbank het klaagschrift gegrond verklaard en de teruggave van het voertuig aan klager gelast.

De beslissing is genomen door rechter mr. E.B. Prenger, in aanwezigheid van griffiers mr. M. van Grinsven en mr. D. van Spelde. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld door het Openbaar Ministerie of door de klager, afhankelijk van de betekening van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: /
rk.nummer: 23-002202
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats]
wonende te op het [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. R. El Bellaj, Ringbaan-Noord 62 te 5046 AC Tilburg
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 18 november 2022 onder klager in beslag is genomen: een personenauto van het merk Fiat, type Stilo 2.4, kleur grijs en voorzien van het [kenteken];
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 24 januari 2023 ter griffie van deze rechtbank;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 9 mei 2023. Gehoord zijn de officier van justitie mr. M.E.W.G. Stals en mr. R. El Bellaj als gemachtigd raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat een voertuig in beslag is genomen waarvan klager eigenaar is. Dit voertuig zou in beslag zijn genomen, omdat de bestuurder op dat moment zonder geldig rijbewijs reed. Klager was niet op de hoogte van het feit dat er die dag met zijn voertuig werd gereden door een bestuurder zonder geldig rijbewijs. Voorts verzet klager zich tegen de beslissing tot vervreemding ex artikel 117 Sv. Klager wordt bezwaard door de inbeslagneming en het voortduren daarvan schendt de belangen van klager buitenproportioneel. Het belang van strafvordering verzet zich niet langer tegen de gevraagde teruggave. Verzocht wordt daarom het klaagschrift gegrond te verklaren.
In raadkamer heeft de raadsman in aanvulling op het klaagschrift aangevoerd dat degene die in het voertuig van klager heeft gereden, een werknemer van klager betreft. Uit de (summiere) stukken valt niet op te maken aan de hand waarvan de verbalisant de bestuurder van het voertuig heeft geïdentificeerd. Dat het BSN-nummer is vermeld, kan komen door het opzoeken van de naam van klager in het politiesysteem. Klager heeft de desbetreffende werknemer ontslagen en kan eventueel een andere werknemer als getuige laten oproepen. Subsidiair wordt verzocht het klaagschrift gegrond te verklaren, omdat het voortduren van het beslag gelet op het tijdsverloop tussen de enige onherroepelijke veroordeling in 2019 en onderhavige verdenking, mede gelet op voornoemde omstandigheden, disproportioneel wordt geacht. Verzocht wordt ook de openstaande zaak niet mee te nemen in de beoordeling. Voorts is aangevoerd dat klager bezig is met het behalen van zijn rijbewijs.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te blijven. Daartoe is aangevoerd dat klager wordt verdacht van het rijden zonder rijbewijs. Het voertuig is in beslag genomen aangezien er sprake is van recidive, namelijk van feiten met pleegdata 9 juli 2019 (onherroepelijk) en 13 september 2022 (gedagvaard). Klager leert kennelijk niet van eerdere straffen en eerder aangezegde processen-verbaal. Het voertuig staat op naam van klager, waardoor hij onbeperkt en ongestoord gebruik kan maken van het voertuig. De officier van justitie stelt zich dan ook op het standpunt dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voertuig zal bevelen. Verzocht wordt dan ook het klaagschrift ongegrond te verklaren.
In raadkamer heeft de officier van justitie gepersisteerd bij het eerder ingenomen standpunt. In aanvulling daarop is aangevoerd dat het onwaarschijnlijk is dat de politie de verstrekte persoonsgegevens niet heeft gecontroleerd in het systeem. Voor de inhoudelijke behandeling zal aan de verbalisant opheldering omtrent de wijze van identificatie worden gevraagd. Voorts is te kennen gegeven dat de inhoudelijke behandeling van de openstaande zaak op 23 mei 2023 zal plaatsvinden.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De toe te passen maatstaf sluit niet uit dat de rechtbank, indien de omstandigheden van het geval dat meebrengen, bij de beoordeling van het klaagschrift tevens onderzoekt of voortzetting van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit (vgl. HR 18 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:379 (https://www.navigator.nl/document/id12ee88abfa644cd3861417ec5b4d9cda?anchor=id-3b75fcf8-2685-4550-92bf-b6a83e564b80)).
De rechtbank is van oordeel dat, los van het feit of kan worden vastgesteld dat klager het voertuig heeft bestuurd, er geen strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag. Zij overweegt daartoe dat klager wordt verdacht van het rijden zonder rijbewijs en dat hij éénmaal eerder onherroepelijk is veroordeeld voor dit feit. Deze veroordeling dateert van 19 juli 2019. De rechtbank neemt voorts de waarde van het voertuig in combinatie met de eventueel op te leggen hoogte van de straf – indien en voor zover de kantonrechter op een inhoudelijke behandeling tot een bewezenverklaring zal komen – in overweging. Zij is gelet daarop van oordeel dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de kantonrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voertuig zal bevelen.
Nu er geen strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag en de rechtbank niet is gebleken dat een ander dan klager redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van het voertuig is aan te merken, zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag gegrond verklaren en de teruggave van het voertuig aan klager gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart
- het klaagschrift gegrond en gelast de teruggave van het voertuig aan klager.
Deze beslissing is op 22 mei 2023 gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven en mr. D. van Spelde, griffiers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 mei 2023.
De griffiers zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).