ECLI:NL:RBZWB:2023:6983

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
23-004138
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een personenauto in verband met drugstransactie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juni 2023 een beslissing genomen op een klaagschrift dat was ingediend door klager, die in deze procedure zijn belangen liet behartigen door zijn raadsvrouw, mr. K. Jevtovic. Het klaagschrift was gericht tegen de inbeslagname van een personenauto, die op 4 december 2022 onder klager was beslaggenomen op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering. Klager stelde dat hij de auto op legale wijze had verkregen en dat de inbeslagname hem veel ongemak bezorgde, aangezien hij afhankelijk was van de auto voor zijn verplaatsingen. De officier van justitie voerde echter aan dat er sterke aanwijzingen waren voor een drugstransactie die vanuit de auto had plaatsgevonden, en dat de auto mogelijk verbeurd zou worden verklaard in de strafzaak tegen klager.

De rechtbank overwoog dat het klaagschrift ontvankelijk was en dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. De rechtbank stelde vast dat er sterke aanwijzingen waren dat kort voor de aanhouding van klager een drugstransactie had plaatsgevonden vanuit de personenauto. Bij de aanhouding van klager waren er bovendien 5 blokken hasj aangetroffen. Gelet op deze omstandigheden oordeelde de rechtbank dat het belang van de strafvordering zich verzet tegen teruggave van de auto, omdat het veiligstellen van de belangen waarvoor de inbeslagneming was toegestaan, het voortduren van het beslag noodzakelijk maakte.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond, met de overweging dat de kans groot was dat de strafrechter de auto later zou verbeurd verklaren. De beslissing werd genomen door mr. R.J.H. de Brouwer, in tegenwoordigheid van griffier J.H. Cornelissen, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/033066-23
rk.nummer: 23-004138
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van de raadsvrouw mr. K. Jevtovic te Den Haag, op het adres Rijswijkseplein 786, 2516 LX Den Haag.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 4 december 2022 onder klager beslag is genomen: een personenauto van het merk Volvo, type V40, kleur grijs en voorzien van het [kenteken] (hierna: de personenauto).
  • het klaagschrift, ingediend op 15 februari 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 7 juni 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, klager en mr. K. Jevtovic als gemachtigd raadsvrouw van klager.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat klager over de herkomst van de personenauto is gehoord en hij een duidelijke verklaring heeft gegeven over hoe de personenauto is aangeschaft. Klager heeft de personenauto 1,5 jaar geleden gekocht en heeft zijn toenmalige personenauto (Mazda) ingeruild voor de Volvo personenauto. Klager heeft de personenauto deels contant en deels via een bankoverschrijving van € 2.000,- aan het autobedrijf betaald. Het is klager onduidelijk wat de reden is van inbeslagname van de personenauto. Klager ondervindt veel last van de inbeslagname van zijn personenauto nu klager niet bepaald centraal woonachtig is en het voor hem noodzakelijk is om over een personenauto te beschikken om zich te verplaatsen. Daarnaast voert klager aan dat de uitkomst van een eventueel onderzoek niet hoeft te worden afgewacht om tot teruggave van de personenauto over te gaan. Immers, de personenauto is op een legale wijze verschaft en de vraag is hier dan ook wat het onderzoeksbelang na twee maanden inhoudt.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hij als zaaks- en zittingsofficier van justitie wegens de verdenking en het onderzoek tijdens de behandeling van de strafzaak ter zitting een verbeurd verklaring van de personenauto zal eisen.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank is van oordeel dat het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard. Hierbij is van belang dat er sterke aanwijzingen zijn dat kort voor de aanhouding van klager een vermoedelijke drugstranactie is waargenomen die vanuit de personenauto plaatsvond .Bij de aanhouding van klager zijn 5 blokken hasj aangetroffen in de jaszak van de jas die op de bijrijderstoel van de personenauto lag waar enkel klager als bestuurder in zat. Daarnaast zijn er bij de doorzoeking van de woning van klager een vacuümapparaat, folie met resten van hasj en stickers met de opdruk DIOR aangetroffen welke ook is aangetroffen op een van de blokken hasj bij de aanhouding van klager. De rechtbank acht het daarom niet hoogst onwaarschijnlijk dat de rechter bij de behandelig van de strafzaak de personenauto verbeurd zal verklaren. Dat klager - zoals gesteld - de auto rechtmatig heeft verkregen doet daar niet aan af.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 21 juni 2023 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juni 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).