Op 7 juni 2023 vond er een raadkamerzitting plaats bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda, waar de klaagschriften inzake beslag ex artikel 552a Sv aan de orde kwamen. De klager, geboren in 1986, was vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. J.H. Rump, die telefonisch aanwezig was. De zaak betreft inbeslaggenomen goederen uit een voertuig, waaronder horloges, telefoons en merkkleding. De officier van justitie meldde dat er in het voertuig zes horloges, acht telefoons met gratis simkaarten en valse kentekenplaten waren aangetroffen. De klager betwistte dat hij afstand had gedaan van het voertuig en stelde dat hij nooit de strafbeschikking had ontvangen, waardoor hij geen verzet kon aantekenen.
De rechter merkte op dat er een strafbeschikking was opgelegd aan de klager op 24 augustus 2022, maar dat de klager niet op de hoogte was van deze beschikking. De raadsvrouw voerde aan dat de procedure onzorgvuldig was en dat de klager schade had geleden door de verdwijning van de inbeslaggenomen goederen. De rechter besloot de behandeling van het klaagschrift aan te houden, zodat de officier van justitie aanvullende stukken kon indienen, waaronder bewijs dat de strafbeschikking de klager had bereikt. De klager werd in de gelegenheid gesteld om een brief van het Openbaar Ministerie in te brengen, waaruit bleek dat hij de goederen en het voertuig terug zou krijgen.
De rechter stelde een nieuwe zitting vast op 22 augustus 2023 om 11:20 uur, waarbij klager en zijn raadsvrouw opnieuw zouden worden opgeroepen. Het proces-verbaal van deze zitting werd door de voorzitter en de griffier vastgesteld en ondertekend.