In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot het inroepen van een huurbeding. Het verzoek is ingediend door [verzoeker], vertegenwoordigd door advocaat mr. C.M. Malipaard. De zaak betreft een verzoek tot ontruiming van een onroerende zaak, gelegen aan [woonadres], waar (onbekende) huurders verblijven. Het verzoekschrift is op 18 november 2022 ingediend en de mondelinge behandeling vond plaats op 30 januari 2023. Tijdens deze behandeling is alleen de belanghebbende [belanghebbende / hypotheekgever sub 3] verschenen, terwijl de huurders en de belanghebbende ASR Levensverzekering NV niet ter zitting zijn verschenen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [verzoeker] het huurbeding wenst in te roepen op basis van artikel 3:264 BW, omdat hij voornemens is het hypotheekrecht uit te winnen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat aan de wettelijke vereisten voor toewijzing van het verzoek is voldaan. Er is geen bewijs dat er huurders in het onderpand verblijven, en de taxateur heeft enkel een geveltaxatie kunnen uitvoeren. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de huurovereenkomst niet bestond voor het aangaan van de hypotheek en dat de opbrengst bij executieverkoop in verhuurde staat niet voldoende zou zijn om de vordering van [verzoeker] te dekken.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en verlof verleend aan [verzoeker] om het huurbeding in te roepen tegen de (onbekende) huurders. Tevens is bepaald dat de huurders de onroerende zaak binnen drie dagen na betekening van de beschikking dienen te ontruimen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.