ECLI:NL:RBZWB:2023:6994

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
23-004281 en 23-004282
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op verzoekschriften tot schadevergoeding ex artikelen 530 en 533 Sv

Op 22 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in de zaken met nummers 23-004281 en 23-004282. De rechtbank heeft besloten op de verzoekschriften die zijn ingediend op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, geboren in 1995, heeft verzocht om schadevergoeding voor de periode van 277 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis, waarvan 3 dagen op het politiebureau en 274 dagen in het Huis van Bewaring, met 43 dagen onder beperkingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker recht heeft op een schadevergoeding van € 29.080,00 voor de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis, conform de LOVS-uitgangspunten, die uitgaan van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf in detentie. Daarnaast is er een vergoeding van € 340,00 toegekend voor de kosten van het opstellen en indienen van de verzoekschriften. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeken terecht zijn ingediend en dat er geen redenen zijn om van de gevraagde vergoedingen af te wijken. De totale schadevergoeding bedraagt dus € 29.420,00, die zal worden overgemaakt naar de Stichting Beheer Derdengelden Arkesteijn Frijns Van den Boogert. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
raadkamernummers: 23-004281 en 23-004282
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 15 februari 2023, in de zaak:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. E.P.N. Pieterse, advocaat te Rotterdam (Polanenstraat 34A, 3062 KE Rotterdam),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 29.080,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
  • het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
  • het vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 maart 2018 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 12 juni 2017 in verzekering is gesteld en op 15 maart 2018 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de conclusie aan de raadsvrouw van verzoeker doen toekomen.
De raadsvrouw van verzoeker heeft hierop niet binnen de gestelde termijn gereageerd.
De raadsvrouw van verzoeker wordt geacht ermee in te stemmen dat de verzoeken zonder behandeling ter zitting worden afgedaan.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft
277 dagen in verzekering en/of voorlopige hechtenisdoorgebracht, waarvan 3 op het politiebureau en 274 dagen in het Huis van Bewaring waarvan 43 dagen met beperkingen. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 29.080,00.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van de verzoekschriften wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 29.080,00;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 340,00de kosten verbonden aan de indiening van de verzoekschriften;
bepaalt dat een bedrag van
€ 29.420,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Arkesteijn Frijns Van den Boogert, onder vermelding van “ [kenmerk] ”
Deze beslissing is op 22 september 2023 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 september 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).