In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 oktober 2023, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor tegemoetkoming in planschade, ingediend op 17 mei 2022. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft het college op 4 augustus 2023 verzocht om relevante stukken en een verweerschrift in te dienen, maar tot op heden is er geen verweerschrift ontvangen. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat zij op basis van de beschikbare stukken uitspraak kan doen.
De rechtbank stelt vast dat het college uiterlijk op 18 april 2023 had moeten beslissen op de aanvraag. Aangezien deze termijn is overschreden, bepaalt de rechtbank dat het college binnen twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt ook de reeds verschuldigde bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-, omdat het college de hoogte van de dwangsom niet heeft vastgesteld.
Daarnaast moet het college het griffierecht van € 184,- aan eiser vergoeden en een proceskostenvergoeding van € 418,50 betalen, aangezien het beroep gegrond is verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.