ECLI:NL:RBZWB:2023:700

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
404530_E31-01-2023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J. van Gessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging omgang tussen minderjarige en vader; straat- en contactverbod; zorgelijke situatie door tijdsverloop in jeugdhulpverlening

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die samen een minderjarig kind hebben. De vrouw vorderde ontzegging van de omgang tussen de man en hun minderjarige kind, alsook een straat- en contactverbod. De vrouw stelde dat de man onveilige situaties creëerde en dat de omgang met de man niet in het belang van het kind was. De man betwistte de beschuldigingen en vroeg om hervatting van de omgang. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 januari 2023 werd de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was om advies te geven. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende gronden waren om de omgang te ontzeggen, omdat er geen bewijs was dat de minderjarige onveilig was bij de man. De rechtbank wees ook het gevorderde straat- en contactverbod af, omdat contact tussen de ouders noodzakelijk was voor de uitvoering van de omgangsregeling. De voorzieningenrechter benadrukte dat de zorgelijke situatie tussen partijen mede was ontstaan door het lange wachten op jeugdhulpverlening. De vorderingen van de vrouw werden afgewezen, en partijen moesten de voorlopige zorgregeling van 5 augustus 2022 uitvoeren zonder ondersteuning van hulpverlening, totdat deze beschikbaar kwam.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaakgegevens: C/02/404530 KG ZA 22-603
Vonnis in kort geding van 31 januari 2023
in de zaak van
[eiseres] ,
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat: mr. S. Klootwijk te Breda,
tegen
[gedaagde] ,
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties;
  • de brief van 10 januari 2023 met bijlagen van mr. Klootwijk;
  • het F9-formulier met bijlagen van 13 januari 2023 van mr. Klootwijk;
  • de brief van 13 januari 2023 van mr. Klootwijk met wijziging van eis.
1.2
Op 17 januari 2023 heeft de voorzieningenrechter heeft de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de minderjarige en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit vereist.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen en heeft de rechtbank gehoord de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en de man. Daarnaast was een vertegenwoordigster namens de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, aanwezig om de voorzieningenrechter over de vorderingen te adviseren.
1.4
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, uit welke relatie het nu nog minderjarig kind is geboren:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2021 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: de minderjarige.
2.2
De man heeft de minderjarige erkend.
2.3
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige.
2.4
De minderjarige woont bij de vrouw.
2.5
Tussen partijen is bij de rechtbank een bodemprocedure aanhangig (bekend onder het zaaknummer: C/02/393922 FA RK 22-292), gericht op het vaststellen van een zorgregeling.
2.6
Bij beschikking van deze rechtbank van 5 augustus 2022 is een voorlopige zorgregeling bepaald, waarbij de man voorlopig gerechtigd is tot contact met de minderjarige iedere woensdag van 16.30 uur tot 19.00 uur en iedere zaterdag van 12.00 uur tot 19.00 uur. Partijen zijn daarnaast verwezen naar de (jeugd)hulpverlening via het [jeugdhulp organisatie] .

3.De vorderingen

3.1
De vrouw vordert bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. dat de man de omgang, zoals bepaald in de beschikking van deze rechtbank van 5 augustus 2022, voor onbepaalde tijd wordt ontzegd, dan wel voor een periode in goede justitie te bepalen;
2. de man te verbieden om zich gedurende een periode van een jaar na betekening van het vonnis, dan wel voor een periode in goede justitie te bepalen, in de straat van de vrouw te begeven, dan wel zich in de straat van de vrouw op te houden, zijnde [adres] , alsmede dat het de man wordt verboden om zich te begeven, dan wel op te houden in een straal van 500 meter rondom dit woonadres van de vrouw;
3. het de man wordt verboden om met de vrouw contact op te nemen, dan wel contact te zoeken, dan wel te benaderen in welke hoedanigheid of in welke vorm dan ook, voor een termijn van een jaar na betekening van het vonnis, dan wel voor een periode in goede justitie te bepalen;
4. op straffe van een dwangsom van € 500,= per keer en per dag, indien de man in gebreke blijft aan het onder 1, 2 en 3 genoemde na te komen, met een maximale verbeuring van € 70.000,=;
5. om aan de vrouw de machtiging te verlenen om het behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen, indien de man handelt in strijd met dit vonnis;
6. met veroordeling van de man in de kosten van het geding.
3.2
Door en namens de vrouw is daartoe in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het navolgende aangevoerd. De vrouw acht het niet in het belang van de minderjarige om de omgang met de man te continueren, omdat de man telkens zorgt voor onveilige situaties. In augustus 2022 heeft de man zonder de toestemming van de vrouw haar woning betreden. De vrouw heeft aangifte gedaan van huisvredebreuk. In november 2022 zorgde de man voor een confrontatie aan de deur bij de vrouw, doordat de man de deuropening blokkeerde. Er is een handgemeen ontstaan, terwijl de man de minderjarige vast had. De man zoekt daarnaast veelvuldig en onnodig contact met de vrouw. Partijen hebben tijdens een viergesprek met elkaar de afspraak gemaakt alleen via de e-mail contact met elkaar te hebben. De man houdt zich hier niet aan en belt de vrouw veelvuldig anoniem op en stuurt haar veelvuldig telefonische berichten, vaak met intimiderende, bedreigende of beschuldigende inhoud. De man heeft op social media een nepprofiel, waarmee hij familie van de vrouw benadert. De vrouw heeft op 14 december 2022 het contact tussen de man en de minderjarige stop gezet, omdat de situatie op deze wijze niet langer voort kan duren. De man heeft vervolgens stampij gemaakt aan de deur van de vrouw. Het belang van de minderjarige wordt geschaad door het gedrag van de man. De minderjarige krijgt de situaties en de spanningen mee en dat is niet goed voor hem. De vrouw staat niet onwelwillend tegenover de omgang tussen de minderjarige en de man, maar de wijze waarop het nu gaat kan niet meer voortduren. De man neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen en gedrag. De jeugdhulpverlening via het [jeugdhulp organisatie] is nog niet tot stand gekomen. Het plan van aanpak is ondertekend en er heeft een verwijzing plaatsgevonden naar [organisatie] . De vrouw heeft een intakegesprek gehad met [organisatie] . [organisatie] is in afwachting van de beschikking van de gemeente. Daarna is er een wachtlijst voor de duur van drie maanden, voordat de hulpverlening kan starten. De vrouw is van mening dat, tot dat de hulpverlening via [organisatie] is gestart, de omgang tussen de man en de minderjarige niet moet plaatsvinden.
3.3
De man voert verweer tegen de vorderingen van de vrouw en concludeert tot afwijzing van die vorderingen.
3.4
Ter onderbouwing van zijn verweer is tijdens de mondelinge behandeling door de man, kort samengevat, het navolgende aangevoerd. De man heeft de minderjarige sinds 12 december 2022 niet meer gezien, omdat de vrouw de omgang stop heeft gezet. Hij heeft ook geen foto’s of video’s ontvangen, terwijl hij daar wel om heeft gevraagd. De man vindt dat de omgang ten onrechte door de vrouw is gestopt. Hij betwist de beschuldigingen van de vrouw. Het contact tussen hem en de vrouw verloopt slecht en de man vindt het belangrijk dat de communicatie verbeterd wordt. Hij vindt dat communicatie via de e-mail niet handig is en daarom belt hij de vrouw en stuurt hij haar berichten. Als hij geen reactie krijgt, komt hij bij de vrouw aan de deur. De man heeft ook een intakegesprek gehad bij [organisatie] . Er is hem verteld dat er een wachtlijst is van drie maanden. De man wil dat er weer omgang tussen hem en de minderjarige zal plaatsvinden. Hij zal hem ophalen en terugbrengen bij de vrouw en niets zeggen, zodat het rustig blijft.
3.5
Op de overige stellingen van partijen en het advies van de Raad wordt hierna, voor zover van belang voor de beoordeling van de vorderingen, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Op grond van de gedingstukken en de toelichting door partijen tijdens de mondelinge behandeling staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van de vrouw bij haar vordering vast.
4.2
Namens de Raad is, kort samengevat, aangegeven dat het probleem zit in de onderlinge verstandhouding tussen partijen. De minderjarige krijgt de escalaties en de spanningen tussen partijen mee. Dit is een zeer zorgelijke situatie. De Raad vindt dat de omgangsregeling niet hervat kan worden voordat er hulpverlening is en dat begeleide omgang nodig is. Dit moet dan wel zo spoedig mogelijk worden ingezet, aangezien het niet in het belang van de minderjarige is om zijn vader lange tijd niet te kunnen zien. Ten aanzien van het straat- en contactverbod kan de Raad geen advies geven, omdat hij niet kan afwegen of hiervoor voldoende gronden zijn.
4.3
De rechtbank overweegt ten aanzien van de ontzegging van de omgang tussen de minderjarige en de man als volgt. Het uitgangspunt is dat een minderjarige contact heeft met beide ouders. Op grond van artikel 1:253a lid 2 juncto 1:377a lid 3 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter op verzoek van één van de ouders het recht op contact ontzeggen indien:
- de omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind;
- de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang;
- het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder heeft doen blijken;
- indien de omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
Naar visie van de voorzieningenrechter is er onvoldoende sprake van één van deze ontzeggingsgronden. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt niet dat de minderjarige onveilig is als hij bij de man verblijft of dat de man niet goed voor hem zou zorgen. De (ernstige) zorgen gaan over de wijze waarop partijen, als ouders van de minderjarige, omgaan met elkaar en op elkaar reageren. De voorzieningenrechter heeft, net als de Raad, ernstige zorgen over de escalaties die er plaatsvinden tussen de ouders, met name over het feit dat de minderjarige daarbij aanwezig is of waarvan hij de spanningen meekrijgt. De voorzieningenrechter ziet hierin echter geen voldoende grond om de man het contact met de minderjarige te ontzeggen.
4.4
De voorzieningenrechter ziet tevens onvoldoende gronden voor het gevorderde straat- en contactverbod. Hoewel de voorzieningenrechter kan vaststellen dat bepaald gedrag en handelen van de man bij de woning van de vrouw escalaties tussen partijen in de hand werkt, is dit onvoldoende om de man te verbieden zich bij (de woning van) de vrouw te begeven. Bovendien is voor de uitvoering van de bij de rechtbank bij beschikking van 5 augustus 2022 voorlopig vastgestelde omgangsregeling en het gezamenlijk ouderschap het contact tussen partijen nodig. De man haalt de minderjarige op en brengt hem ook terug bij de woning van de vrouw.
4.5
Partijen hebben middels de beschikking van 5 augustus 2022 de weg ingeslagen van de jeugdhulpverlening via het [jeugdhulp organisatie] . Partijen hebben zich daar op dat moment aan gecommitteerd. Ontzegging van de omgang (al dan niet voorlopig) en een straat- en contactverbod doorkruist naar visie van de voorzieningenrechter deze ingeslagen weg. Partijen zijn onder andere verwezen om hun ouderrelatie en -communicatie te verbeteren en de overdracht van de minderjarige tussen partijen beter (indien nodig begeleid) te laten verlopen. Gezien de escalaties en spanningen in de afgelopen maanden is dit hard nodig. De voorzieningenrechter vindt dat ouders mét ondersteuning van de hulpverlening
gezamenlijkmoeten werken aan verbetering van de situatie. Zo moet de situatie worden genormaliseerd en gestabiliseerd. Een ontzegging van de omgang en een straat- en contactverbod is dan niet in het belang van de minderjarige.
4.6
Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat de zorgelijke situatie tussen partijen, hetgeen heeft geleid tot dit kort geding, mede is ontstaan doordat de (jeugd)hulpverlening zo lang op zich laat wachten. De voorzieningenrechter vindt het onacceptabel dat partijen in januari 2023 nog niet eens op de wachtlijst van de zorgaanbieder staan, terwijl partijen al in de beschikking van 5 augustus 2022 naar het [jeugdhulp organisatie] zijn verwezen. Het mag niet vijf maanden duren voordat een gemeente de verwijzing, aanmelding en de benodigde beschikking voor een zorgaanbieder heeft gefaciliteerd. Op het moment dat de gemeente de beschikking heeft afgegeven, moeten partijen ook nog drie maanden op de wachtlijst staan voordat de zorgaanbieder, in dit geval [organisatie] , aan de slag gaat. Dit bekent dat ook de komende maanden partijen nog niet de hulpverlening krijgen die zo hard en in het belang van de minderjarige nodig is.
4.7
De voorzieningenrechter zal de vorderingen van de vrouw gezien het voormelde afwijzen. Dat betekent dat partijen de bij beschikking van 5 augustus 2022 vastgelegde voorlopige zorgregeling dienen uit te voeren. Gezien de wachtlijst bij de zorgaanbieder zal dit voorlopig nog zonder ondersteuning van de hulpverlening zijn. Het is aan partijen gezamenlijk om ervoor te zorgen dat er geen escalaties meer plaatsvinden, zeker niet in het bijzijn van de minderjarige. De man moet daarbij laten zien dat hij zich aan de gemaakte afspraken kan houden. Als de afspraak is dat partijen contact met elkaar hebben via de e-mail, dan behoort de man geen contact op te nemen met de vrouw telefonisch of via telefonische berichten en behoort hij, buiten de omgangsmomenten, niet bij haar woning te komen. De man heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd zich rustig te houden tijdens de overdrachtsmomenten en de voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de man zich aan deze toezegging houdt. Ook de vrouw dient er voor te zorgen dat de overdracht rustig voor de minderjarige verloopt.
4.8
Gelet op de partnerrelatie die tussen partijen heeft bestaan en de ouderrelatie die blijvend tussen hen bestaat, zal de voorzieningenrechter de kosten van deze tussen partijen compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De vordering van de vrouw om de man te veroordelen in de kosten van deze procedure zal dan ook worden afgewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
wijst de vorderingen af;
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2023 door mr. Van Gessel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Verger-Maas, als griffier.