Op 8 september 2023 vond er een zitting plaats in de enkelvoudige raadkamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Middelburg, waar klager en de officier van justitie, mr. R.C.P. Rammeloo, werden gehoord. Klager, een Belgische inwoner, had op 13 april 2023 twee kentekenplaten in beslag laten nemen terwijl hij met een voertuig met Belgische handelaarskentekenplaten in Nederland reed. Klager was zich niet bewust van het feit dat hij niet in Nederland mocht rijden met deze platen en verzocht om teruggave.
De officier van justitie stelde dat klager zich schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit en dat het niet onwaarschijnlijk was dat de strafrechter de kentekenplaten later zou verbeurd verklaren. De rechtbank oordeelde dat het beslag was gelegd op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering en dat het klaagschrift tijdig was ingediend, waardoor klager ontvankelijk was.
De rechtbank moest beoordelen of het belang van de strafvordering vereiste dat het beslag werd voortgezet. Gezien de geringe ernst van het strafbare feit en klagers blanco justitiële documentatie, concludeerde de rechtbank dat het hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter de kentekenplaten zou verbeurd verklaren. Daarom werd het beslag opgeheven en het klaagschrift gegrond verklaard, met de beslissing om de kentekenplaten aan klager terug te geven.