Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv ten laste van de Staat voor een bedrag van € 4.663,50, zijnde de kosten voor rechtsbijstand,
- € 1.500,00 zijnde de kosten in verband met tijdsverzuim en € 151,20 zijnde gemaakte reiskosten te vermeerderen met € 680,00 zijnde de kosten met betrekking tot het opstellen, indienen en het behandelen van het verzoekschrift in raadkamer;
- het vonnis van de economische politierechter d.d. 12 oktober 2022 waarbij verzoekster is vrijgesproken;
- de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
2.De beoordeling
€ 4.663,50is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
€ 151,20is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
€ 1.500,00in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
€ 680,00toegekend.