Op 22 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in een verzoek tot schadevergoeding op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R.W. van Voorst Vader, had een verzoek ingediend voor schadevergoeding van € 3.379,02 voor rechtsbijstand en € 680,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De officier van justitie, mr. R.C.P. Rammeloo, had zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren voor toekenning van de vergoeding, aangezien het om een beleidssepot ging.
Tijdens de behandeling in raadkamer op 8 september 2023 is de verzoeker niet verschenen, maar zijn raadsman heeft een uitgebreide toelichting gegeven op de omstandigheden van de verdenking en het sepot. De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel er sprake is van een beleidssepot, er voldoende gronden van billijkheid aanwezig zijn om het verzoek tot schadevergoeding toe te kennen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en dat de rechtbank bevoegd is om het verzoek in behandeling te nemen.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om het verzoek tot schadevergoeding toe te wijzen tot een totaalbedrag van € 4.059,02, dat zal worden overgemaakt op de rekening van de Derdenrekening De Rechter Advocaten. Deze beslissing is genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 september 2023. Tegen deze beslissing staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen en voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.