ECLI:NL:RBZWB:2023:7005

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
23-011116
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding ex artikel 530 Sv na beleidssepot

Op 22 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in een verzoek tot schadevergoeding op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R.W. van Voorst Vader, had een verzoek ingediend voor schadevergoeding van € 3.379,02 voor rechtsbijstand en € 680,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De officier van justitie, mr. R.C.P. Rammeloo, had zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren voor toekenning van de vergoeding, aangezien het om een beleidssepot ging.

Tijdens de behandeling in raadkamer op 8 september 2023 is de verzoeker niet verschenen, maar zijn raadsman heeft een uitgebreide toelichting gegeven op de omstandigheden van de verdenking en het sepot. De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel er sprake is van een beleidssepot, er voldoende gronden van billijkheid aanwezig zijn om het verzoek tot schadevergoeding toe te kennen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en dat de rechtbank bevoegd is om het verzoek in behandeling te nemen.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om het verzoek tot schadevergoeding toe te wijzen tot een totaalbedrag van € 4.059,02, dat zal worden overgemaakt op de rekening van de Derdenrekening De Rechter Advocaten. Deze beslissing is genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 september 2023. Tegen deze beslissing staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen en voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-104898-23
raadkamernummer : 23-011116
datum : 08 september 2023
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. R.W. van Voorst Vader advocaat te Terneuzen, (Axelsestraat 1, 4537 AA Terneuzen),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv ten laste van de Staat voor een bedrag € 3.379,02, zijnde de kosten voor rechtsbijstand, te vermeerderen met € 680,00 zijnde de kosten met betrekking tot het opstellen, indienen en het behandelen van het verzoekschrift in raadkamer;
  • het sepot d.d. 21 april 2023;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 8 september 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. R.C.P. Rammeloo en de gemachtigd raadsman mr. R.W. van Voorst Vader advocaat te Terneuzen gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen doch niet bij de behandeling in raadkamer verschenen.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het om een beleidssepot gaat, zodat er geen gronden van billijkheid aanwezig zijn om een vergoeding toe te kennen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat er wel gronden van billijkheid aanwezig zijn om tot een vergoeding te komen. Namens verzoeker is door de raadsman bij de behandeling in raadkamer een uitgebreide toelichting gegeven omtrent de omstandigheden van de verdenking en het uiteindelijke sepot.
De officier van justitie blijft bij het schriftelijk ingenomen standpunt.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij of zij heeft geleden.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel er sprake is van een beleidssepot, namens verzoeker bij de behandeling in raadkamer voldoende aannemelijk is gemaakt dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om het verzoek tot schadevergoeding toe te kennen.
Het verzochte bedrag aan rechtsbijstand ter grootte van
€ 3.379,02is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van € 4.059,02.
De rechtbank bepaalt dat een bedrag van € 4.059,02 zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Derdenrekening De Rechter Advocaten te Hulst/Terneuzen, onder vermelding van ” [verzoeker] / [kenmerk] ”.
Deze beslissing is op 22 september 2023 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 september 2023.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen daarna en voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.